Blijf alert op sociale stijging

De meeste kinderen die opgroeien in armoede ontworstelen zich hieraan op latere leeftijd, meldt Maurice Guiaux van het SCP. Dat is goed nieuws. Maar alertheid over sociale stijging blijft gewenst, want nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen dreigen deze winst alweer teniet te doen.

Is de bevinding van het SCP in tegenspraak met wat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) eerder dit jaar beweerde in zijn advies Nieuwe ronde, nieuwe kansen, namelijk dat de mogelijkheden tot sociale stijging afnemen en dat zich een nieuwe klassenmaatschappij aftekent? Het mag duidelijk zijn dat de SCP-studie Voorbestemd tot achterstand? inzicht geeft in de afgelopen 25 jaar en dat de RMO vooruitkijkt, naar de toekomst. Zoals beide instanties zeggen, bieden de successen van het verleden (er is volop gestegen) geen garantie voor het heden. Interessanter is echter om te laten zien dat de publicaties elkaar vinden in het feit dat opleiding de grote voorspeller is van maatschappelijke posities. Hoe zit het precies? Om dat uit te leggen is het nuttig om de relatie tussen armoede en opleiding nader onder de loep te leggen.

Armoede geeft door uitsluiting grotere kans op lagere opleiding
Guiaux gaat in zijn studie uitgebreid in op de relatie tussen armoede en opleiding. Opleiding en armoede staan in wisselwerking met elkaar: meer armoede geeft een grotere kans op (let op: een grotere kans betekent niet dat het onontkoombaar is) een lagere opleiding, en een lagere opleiding vergroot de kans op armoede. Dat laatste is eenvoudig uit te leggen: mensen met een lagere opleiding verdienen vaak minder, hebben vaker tijdelijke contracten en worden vaker dan hoger opgeleiden geconfronteerd met(tijdelijke) werkloosheid. Geen wonder dat zij ook meer kans lopen om in armoede te leven. De eerste relatie is lastiger uit te leggen: armoede geeft een grotere kans op een lagere opleiding. Het SCP geeft aan dat die relatie via twee hoofdroutes tot stand komt: via sociaaleconomische hulpbronnen en via gezondheidsproblemen. Ik ga hier in op de eerste hoofdroute omdat deze voor de vergelijking met het RMO advies, het meest relevant is.

Waarom hebben kinderen die in armoede opgroeien een grotere kans om een lagere opleiding af te ronden dan kinderen die niet in armoede opgroeien? Hulpbronnen spelen een cruciale rol. Het is niet meer – zoals in de oude klassenmaatschappij – dat er een directe pijl is van ‘arm als kind’ naar ‘arm als volwassene’. Nee, het selectieproces is indirecter en daardoor minder zichtbaar geworden. Kinderen die opgroeien in armoede zijn vaker sociaal uitgesloten: zij zijn minder vaak lid van sportverenigingen, spelen minder met klasgenootjes en slaan verjaardagen over. Door deze uitsluiting verwerven zij minder sociaal kapitaal. Het is dit kapitaal dat belangrijk is voor het volgen van een hogere opleiding. En hoe lager de opleiding, hoe groter de kans dat kinderen in armoede ook als volwassene in armoede zullen leven.

Niet afkomst maar opleiding is cruciaal voor armoede
Hoe verhoudt die bevinding zich tot het RMO-advies? Het advies wijst er op dat sociale stijging heeft plaatsgevonden en dat de samenleving meer open is geworden. Van directe overerving van maatschappelijke posities is geen sprake meer. De relatie tussen afkomst en opleiding is echter niet geheel doorbroken: die is er nog altijd, zij het minder sterk en minder zichtbaar. Ze loopt via hulpbronnen, zoals ook het onderzoek van Guiaux laat zien. Die hulpbronnen zijn van groot belang voor het opleidingsniveau en het is uiteindelijk het opleidingsniveau dat een belangrijke voorspeller is van de maatschappelijke positie. Guiaux en de RMO wijzen er dus beide op dat opleiding en niet afkomst, cruciaal zijn voor het doorbreken van een leven in armoede.

Daarom moeten we alert blijven op de openheid van onderwijs
Maar de RMO maakt nog een extra stap. Wat betekent het dat opleiding zo dominant is geworden voor het verwerven van betere (zowel ten opzichte van de ouders als gedurende de levensloop) maatschappelijke posities? Wij wijzen er op dat juist omdat opleiding het centrale verdelingscriterium is geworden, we alert moeten blijven op de openheid van het onderwijs. We kunnen niet tevreden en opgelucht ademhalen omdat veel kinderen aan armoede zijn ontsnapt: nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen kunnen er voor zorgen dat hun kansen in het onderwijs afnemen.

De RMO wijst er op dat dergelijke ontwikkelingen zich aftekenen. Denk bijvoorbeeld aan particuliere instellingen die kinderen trainen voor de Cito-toetsen, kinderen van hoog en laag opgeleide ouders die steeds vaker gescheiden naar school gaan, en dat voor toetreding tot de arbeidsmarkt naast het onderwijsdiploma veelal aanvullende competenties gevraagd worden, bijvoorbeeld een stage in het buitenland of bij een gerenommeerd bedrijf. Voor kinderen die opgroeien in armoede zijn dit problematische ontwikkelingen: het vraagt om extra financiële middelen, een extra inzet van sociale netwerken, en om extra kennis van het onderwijssysteem. Nu we uit het onderzoek van Guiaux weten dat kinderen die opgroeien in armoede minder sociaal kapitaal hebben, omdat ze minder met vriendjes spelen, geen lid zijn van een sportvereniging  enzovoort, wordt onze vraag alleen maar meer prangend. Als deze kinderen op moeten boksen tegen een achterstand in sociaal kapitaal, dan is het zeker problematisch als deze groep zich in de toekomst meer en meer geconfronteerd ziet met belemmeringen in het onderwijssysteem die samenhangen met dat kapitaal. Guiaux’s onderzoek laat zich daarom niet alleen lezen als een positief verhaal over wat er is bereikt, maar ook als een extra reden tot de alertheid waartoe de RMO oproept.

Dieneke de Ruiter is als adviseur werkzaam bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

Foto: Mickey van der Stap