Er is echter nogal wat mis met het rapport 'Burgerkracht', (zie ook hun bijdrage op deze site). De auteurs maken onder meer de fout geen onderscheid te maken tussen de diverse soorten welzijnswerk. Met name de psycho-sociale hulpverlening van het algemeen maatschappelijk werk (AMW) komt nauwelijks ter sprake. Het AMW integreert welzijnswerk en geestelijke gezondheidsaspecten en is fundamenteel anders dan buurt- of opbouwwerk. Maar in ‘Burgerkracht’ komt het AMW slechts via de band ter sprake. De Boer en Van der Lans schrijven: ‘Het wordt steeds duidelijker dat veranderingen in mensenlevens niet worden aangejaagd in een relatie met een deskundige, maar hun dynamiek juist vinden in een netwerk met betrokkenen.’ Dat is geen prettige boodschap voor de maatschappelijk werker.
Afserveren maatschappelijk werk kan niet de bedoeling zijn
Ik verbaas me over de radicale stemming die er de laatste jaren in de welzijnswereld heerst. Het lijkt wel alsof maatschappelijk werkers het niet goed kunnen doen. Hun scholing schiet te kort, ze zouden op een rigoureus andere manier moeten gaan werken. Veel werkers zijn hier verbaasd over. Het idee van empowerment - de cliënt leren zichzelf te helpen - is al een eeuw lang het basale principe in het maatschappelijk werk. Actuele voorbeeld is de ‘Kortdurende Oplossingsgerichte Hulpverlening’ waaruit onder meer Kids’ Skils en Sings of Safety zijn afgeleid. Deze methoden helpen cliënten direct zelf uit te zoeken wat er goed gaat, wat zij voortaan concreet anders willen en hoe zij dat gaan doen. Onderzoek laat zien dat cliënten, behalve de daadwerkelijke oplossing van hun probleem, empowerment als de belangrijkste opbrengst zien van hun relatie met de maatschappelijk werker.
Werkers kunnen bovendien legio voorbeelden noemen van wijkgerichte, eropaf-projecten voordat die ‘Nieuwe Stijl’ heette. Al meer dan twintig jaar hoor ik in het veld ‘één plan voor één gezin’-ideeën. Je leest het echter niet terug in Burgerkracht, en ook niet in het eerdere ‘Eropaf’ dat aan de basis lag van ‘Welzijn Nieuwe Stijl’. De toon is nu dat professionals de burger juist in de weg staan. Slechts de ‘supergeneralist aan het front’ doet het goed, en dat laat zien hoe men over al die andere generalisten denkt. Het zal waarschijnlijk niet zo bedoeld zijn, maar het lijkt op het afserveren van professionals en professionaliteit en het ophemelen van de ‘echte’ zorg en hulp, die van burgers. En dan krijg je dus wethouders zoals die uit Huizen die zeggen dat ‘vrijetijdsbesteding een betere oplossing is dan maatschappelijk werk’.
Lagere sociale klassen hebben slechte toegang tot hulpbronnen
Het AMW is sterk in het verbindingen leggen met mensen uit lagere sociale klassen als deze in psychosociale nood zijn geraakt. De professional is dan in staat een maat-aanbod te leveren waarbinnen materiële en immateriële hulp geleverd worden. Het is juist deze combinatie van praktische dienstverlening en de bespreking van psychische oorzaken en gevolgen die de doelgroep aanspreekt. Wordt alleen het psychische deel besproken, dan laten we hen in de steek. Wordt alleen het praktische besproken, dan doen we hen tekort.
Vooral dat laatste wordt nogal eens vergeten. Lagere sociale klassen hebben slecht toegang tot allerlei hulpbronnen en dus ook tot psychologische inzichten die behulpzaam kunnen zijn. Juist de integrale hulp van AMW’ers helpt dan. Het maatschappelijk werk functioneert vaak als doorgeefluik van helpende psychologische inzichten op het gebied van opvoeding, gezinsrelaties, zelfzorg et cetera. Cliënten geven dit zelf ook massaal aan. Uit onderzoeken blijkt het overgrote deel tevreden. 82 procent zegt voldoende resultaat bereikt te hebben, 94 procent vindt de hulp goed tot uitstekend. Meer dan 80 procent zou zo weer naar het maatschappelijk werk gaan indien nodig. Cliënten beoordelen, zo blijkt ook uit onderzoeken, het AMW als een effectieve en passende hulpvorm. Het in ‘Burgerkracht’ geformuleerde uitgangspunt dat ‘veranderingen in een mensenleven niet worden aangejaagd in de relatie met een deskundige’ is onjuist. Maatschappelijk werkers blijken volgens cliënten goede aanjagers van veranderingen. Misschien niet van de sociale veranderingen die beleidsmakers voor ogen staan, maar wel die cliënten wensen.
Er zullen grote gaten in de zorg ontstaan met een hoop ellende als gevolg
Mijn punt is dat er een onterechte en schadelijke tegenstelling is ontstaan tussen zogenaamd ineffectieve professionele hulp die burgerkracht in de weg zou staan en de ‘echte’ hulp van en tussen burgers die wezenlijk veranderingen teweeg zou brengen. En daar zullen de lagere sociale klassen de dupe van worden. Juist daar zijn er meer en zwaardere (im)materiële problemen met hun psychosociale oorzaken en gevolgen. De komende bezuinigingen, die juist deze groep het hardst treffen, zullen die alleen maar vergroten. Juist in deze groep is er minder sprake van psychosociale hulpbronnen, vrijwilligerswerk en andere burgerinitiatieven, laat staan van onderlinge hulp bij psychosociale problemen. Er zullen grote gaten in de zorg ontstaan, met een hoop ellende als gevolg. Ellende die door tijdige professionele hulp veelal voorkomen kan worden. Het maatschappelijk werk kan daar gezien haar historie van laagdrempelig vangnet een goede rol in spelen.
Ik begrijp dat bij een grondige vernieuwing eerst heel hard met de vuist op tafel geslagen moet worden om gehoord te worden. Maar laten we wel leren van het verleden. Nog niet zo lang geleden werd de ‘vermaatschappelijking’ van de zorg hartstochtelijk bepleit: psychiatrische patiënten en mensen met een verstandelijke beperking zouden beter in de ‘normale’ maatschappij kunnen leven. Uit onderzoek van Loes Verplanke is inmiddels gebleken dat van participatie weinig terecht is gekomen en dat je hooguit van ‘zelfstandig wonen’ kunt spreken. Deze groep is vaak terecht gekomen in achterstandswijken met weinig sociale cohesie en onderlinge zorg. Wijkcentra, vrijwilligers, mantelzorgers, medeburgers spelen nauwelijks een rol in het leven en de zorg van deze groep. Voor hun zorg zijn ze meestal aangewezen op het wekelijkse contact met hun zorgbegeleiders, soms hun enige contact.
Nadruk op burgerkracht en zelfredzaamheid gaat uit van irreëel ideaal
Er is hier een opvallende paradox ontstaan: terwijl de vermaatschappelijking zou moeten bijdragen aan een grotere zelfredzaamheid, blijkt de doelgroep in de knel te komen en toenemende afhankelijkheid te ervaren. De vermaatschappelijking is opgezet vanuit een niet reëel gebleken ideaalbeeld. Politici en beleidsmakers hebben volgens Verplanke van te voren niet goed nagedacht over de uitvoering.
Het is waarschijnlijk dat we, gezien de effecten die we nu al kunnen signaleren, dit oordeel over een aantal jaar ook zullen vellen over de Wmo en zijn nadruk op zelfredzaamheid en burgerkracht en de bezuinigingen op welzijnsvoorzieningen.