Ouders in kwetsbare en sociaal geïsoleerde gezinnen zijn vanwege de meervoudige problemen waarmee ze kampen vaak onmachtig om een veilige opvoedsituatie voor hun kinderen te realiseren. Het wonder van de EK-c is nu dat met behulp van een gerevitaliseerd sociaal netwerk of een nieuw te vormen sociaal netwerk die gezinnen toch weer in hun eigen kracht komen en uiteindelijk zonder professionele hulpverlening verder kunnen.
Hoeveel bewijs is er nodig om de sceptici te overtuigen?
Zowel internationaal als in Nederland is er veel kwantitatief en kwalitatief onderzoek gedaan naar de resultaten van EK-c’s. Die onderzoeken zijn op een enkele uitzondering na positief over de effecten. De plannen die tijdens EK-c’s tot stand komen zijn veel rijker dan de professionele plannen vanwege de praktische hulpacties vanuit het netwerk; er is sprake van meer gevoel van eigenaarschap; professionals zijn over het algemeen positief over de plannen, ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen worden voorkomen; uithuisplaatsingen die toch onvermijdelijk zijn vinden meer in het eigen netwerk plaats en het beroep op dure jeugdzorg neemt af.
Het is daarom best verwonderlijk dat er, ondanks toenemende steun voor EK-c’s, nog veel scepsis heerst. Hoeveel bewijs is er nodig? Komt het doordat men niet wil geloven in wonderen? Klinkt het te mooi om waar te zijn? Is egoloos hulpverlenen voor professionals een lastig te maken mindshift? Raken we daarom verzeild in ‘feiten vrije jeugdzorg’?
Of geloven we het pas als de effectiviteit ook in zuiver randomized controlled trial (rct) onderzoek is aangetoond? Het klopt dat dit nog niet het geval is. Simpelweg omdat dit soort rigoureus puur kwantitatief onderzoek naar EK-c’s inderdaad nog niet gedaan is. Voor sommige wetenschappers, zoals Stams en Van der Helm, is dit gegeven reden om te stellen dat de effectiviteit van Eigen Kracht-conferenties niet is aangetoond. Met daaraan gekoppeld het advies om terughoudend te zijn met verdere inzet van EK-c’s totdat er wel rct-onderzoek heeft plaatsgevonden. Wat ze er dan vaak vergeten wordt bij te zeggen is dat er volgens dezelfde strikte wetenschappelijke criteria ook niet is aangetoond dat ze niet effectief zijn.
Moeten we wel methodisch onderzoek met controlegroepen willen?
Vaak blijft in het debat de voor discussie vatbare veronderstelling impliciet, dat alleen rct-onderzoek betrouwbare resultaten oplevert. Los van het feit dat toepassing van deze veronderstelling betekent dat er weinig bewezen effectieve jeugdzorginterventies overblijven, is dit een nogal eenzijdige wetenschapsopvatting. Het is zelfs de vraag of de rct-methode zich wel leent voor een onderzoeksgebied waarbij, vanwege de uniciteit van de te onderzoeken gezinnen en hun context, sprake is van n = 1 en uiterst complexe wederzijdse causaliteit. Het gevaar van always right but never relevant ligt dan al snel op de loer.
En hoe kom je tot een robuust onderzoeksdesign als je weet dat de kracht van het succes van EK-c’s schuilt in de coproductie tussen professionals en het benutten van de kracht van sociale netwerken? Hoe zonder je het effect van Eigen Kracht-conferenties af van de wijze waarop ze, mede met behulp van professionals, worden georganiseerd en bewaakt qua follow up? Ik tel zo al minimaal vier verschillende controlegroepen. En wil je dat wel, als gezond verstand, ervaringskennis en wetenschappelijke inzichten over werkzame factoren wijzen richting de noodzaak tot coproductie van excellente professionals en eigen kracht? Om te voorkomen dat het geïsoleerd en ondeskundig inzetten van EK-c’s als nieuwste hype tot ingebakken teleurstellingen leidt. Het succesvol inzetten van EK-c’s is geen simpel trucje. Het vergt slim zoeken naar nieuw netwerk (vergeten oom, leraar, sportcoach, ouders van vriendjes); goede voorbereiding (bijvoorbeeld ter voorkoming van contraproductieve ruzies in het familienetwerk); ondersteuning bij de follow up van gemaakte afspraken; goede timing (soms aan het begin, soms aan het einde van de hulpverlening om bereikte resultaten te borgen in een ondersteunend netwerk) en vooral een houding van egoloos hulpverlenen (genieten van het jezelf weer overbodig maken en het gezin het gevoel geven dat ze de problemen zelf oplossen).
Er is voldoende bewijs om door te gaan met Eigen Kracht-conferenties
Moeten we kwetsbare gezinnen met kinderen in de knel voorlopig niet meer helpen met Eigen Kracht-conferenties in afwachting van de resultaten van rct-onderzoek dat veelal jaren in beslag neemt? Ondanks het feit dat de wetenschappelijke evidence vanuit andere vormen van wetenschappelijk onderzoek nu al overweldigend positief is? Terwijl er nog veel te verbeteren is aan de professionele begeleiding van EK-c’s en de toch al indrukwekkende resultaten dus alleen nog maar beter kunnen worden?
Dat lijkt mij van niet. De gretigheid waarmee sceptici zich steeds weer roeren als een wetenschapper de rct-kaart speelt verdient het organiseren van forse tegenkracht. Wat niet wil zeggen dat we niet een keer een poging moeten doen om een rct-onderzoek naar Eigen Kracht-conferenties op te zetten, hoe lastig dat ook zal blijken te zijn. De striktheid van deze wetenschappelijke methode helpt om scherp te blijven en ook meer zicht te krijgen op de duurzaamheid van effecten. De mogelijkheid daartoe is in Nederland fors toegenomen, juist omdat er inmiddels duizenden EK-c’s zijn georganiseerd. Het is ook om die reden maar goed dat de voorlopers zich niet hebben laten weerhouden. Maar de belangrijkste reden om door te gaan met EK-c’s is dat er ook nu al voldoende wetenschappelijk bewijs is om door te gaan.
Gemeenten laten kansen op het realiseren van besparingen liggen als ze nu een afwachtende houding aannemen. De ervaring in de Stadsregio Amsterdam leert dat het beroep op dure jeugdzorg afneemt, al kan dat dus niet één op één gerelateerd worden aan alleen de inzet van Eigen Kracht-conferenties en hangt dat mede samen met andere innovaties als generiek gezinsgericht werken en vernieuwing van het zorgaanbod. Maar het wonder van de EK-c is een cruciaal onderdeel van de innovatiecocktail die tot een duurzame jeugdzorg zal leiden.
Erik Gerritsen is bestuursvoorzitter bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Dit artikel is een lichte bewerking van de column die hij schreef voor Binnenlands Bestuur.