Achterblijvers in onderwijs vergen extra aandacht

Achterstanden in het onderwijs zijn nog geen verleden tijd. Een basisopleiding is voor iedereen noodzakelijk om uitsluiting te voorkomen, zo stelt de Onderwijsraad onder meer in een vandaag verschenen verkenning. En ook mensen met een lagere opleiding moeten steeds meer beschikken over sociale een communicatieve vaardigheden.

Wanneer je in de jaren ’60 van de vorige eeuw opgroeide in een arbeidersgezin, of als meisje, dan waren je kansen op maatschappelijk succes kleiner dan voor de kinderen uit middenklasgezinnen of jongens. Later werd ook etniciteit een risicofactor – kinderen van Turkse of Marokkaanse gastarbeiders hadden een achterstand op kinderen van Nederlandse komaf.

Het huidige overheidsbeleid richt zich in eerste instantie op excellentie – achterstandsbeleid is ‘uit de mode’. Volgens de vandaag verschenen verkenning van de Onderwijsraad Maatschappelijke achterstanden van de toekomst brengt deze focus echter risico’s met zich mee. Er is de komende decennia sprake van toenemende demografische druk: de groep 20- tot 65-jarigen wordt relatief steeds kleiner, de groep 65+ers steeds groter. Voor de houdbaarheid van de sociale voorzieningen is het noodzakelijk dat van de eerste groep zo veel mogelijk mensen economisch actief zijn of worden. Daarnaast wil dit kabinet dat Nederland tot de top-5 van kenniseconomieën gaat behoren. Dit streven is alleen haalbaar als we ofwel veel talent uit het buitenland halen, ofwel zo veel mogelijk van de capaciteit die in Nederland aanwezig is, ook daadwerkelijk aanspreken. Met andere woorden: het is de vraag of we ons kunnen veroorloven geen aandacht te besteden aan absolute achterstand en onbenut potentieel.

Er is nieuw onbenut potentieel
Hoe is het anno 2011 gesteld met de traditionele achterstandsrisico’s? Zoals recent ook in andere publicaties op deze site werd geconstateerd: achterstandsrisico’s in het onderwijs zijn nog geen verleden tijd. Met name ouderlijk opleidingsniveau legt nog altijd veel gewicht in de schaal. Ondanks het toegenomen opleidingsniveau van de bevolking als geheel, is de kans dat een zoon of dochter van laagopgeleide ouders gaat studeren relatief klein, terwijl dit voor kinderen van universitair geschoolden bijna vanzelfsprekend is.

Een gedeelte van dit achterstandsrisico is door aanleg bepaald, maar er is ook sprake van onbenut potentieel bij kinderen van laagopgeleiden. Voor de zonen en dochters van (met name) Turkse en Marokkaanse Nederlanders geldt dit nog sterker. De eerste generatie kwam vooral naar Nederland om laaggeschoold werk te doen en had (dus) een beperkte opleiding genoten. Hun kinderen en kleinkinderen zijn bezig met een enorme inhaalslag – ze zijn vaak (veel) hoger opgeleid dan hun ouders. Maar mede onder invloed van ouderlijk opleidingsniveau, zijn kinderen van Turkse, Marokkaanse en in mindere mate Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders oververtegenwoordigd in de laagste niveaus van het (v)mbo en ondervertegenwoordigd in het hoger onderwijs.

Meisjes hebben hun traditionele achterstand op jongens in het onderwijs geheel ingelopen. De laatste jaren presteren meisjes zelfs beter: ze halen gemiddeld betere resultaten en een hoger rendement. De horizontale seksesegregatie in het onderwijs is dan ook verdwenen. De verticale seksesegregatie is echter onverminderd groot – meisjes kiezen nog steeds nauwelijks voor technische studies (op alle niveaus), jongens vrijwel niet voor zorg en onderwijs. Ook hier lijkt sprake te zijn van onbenut potentieel – aan  beide kanten.

Advanced skills worden steeds belangrijker
De Onderwijsraad signaleert ook een nieuw risico, verbonden aan een recente maatschappelijke ontwikkeling. Veel meer dan in de vorige eeuw wordt er tegenwoordig waarde gehecht aan wat wel ‘advanced skills’ worden genoemd. Onderzoek wijst uit dat sociale vaardigheden, flexibiliteit, zelfsturing,  probleemoplossend vermogen, reflectie en dergelijke competenties snel in belang toenemen, zowel in het onderwijs, als op de arbeidsmarkt. Ook als kinderen bijvoorbeeld heel goed zijn in rekenen en taal, kunnen er problemen ontstaan wanneer deze vaardigheden niet goed zijn ontwikkeld. Een deel van de problematiek rond opvoedings- en gedragsproblemen op scholen, hangt samen met het gebrek aan dergelijke competenties.

Beleidsimplicaties volgens de Onderwijsraad
Aan de hier geschetste analyse verbindt de Onderwijsraad de volgende beleidsimplicaties.

1. Streef naar een minimumniveau van kennis en vaardigheden voor iedereen.
Naarmate meer mensen een behoorlijke opleiding afronden, komen mensen die dat niet lukt verder op afstand te staan. Het risico op langdurige werkloosheid, gezondheidsproblemen, sociale uitsluiting en zelfs criminaliteit is voor deze groep aanzienlijk. De raad benadrukt daarom het belang te streven naar het tegengaan van deze vorm van achterstand, dat wil zeggen te investeren in het behalen van een minimale opleidingsbasis – vergelijkbaar met een startkwalificatie, mbo-2 niveau – door zo veel mogelijk mensen. Dit vergt een niet geringe investering. De succesvolle ‘aanval op schooluitval’ van de laatste jaren viel niet toevallig samen met een sterke groei van het speciaal/passend onderwijs in het vo en mbo. Maar: voldoende geletterdheid, gecijferdheid en een basale beheersing van het Engels zullen in de toekomst onmisbaar zijn om als individu bij de steeds competitiever wordende samenleving betrokken te blijven. De samenleving als geheel heeft hierbij ook een belang: inzet van zo veel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt is nodig om in de toekomst – met toenemende vergrijzing – de sociale voorzieningen, gezondheidszorg en infrastructuur betaalbaar te houden.

2. Streef naar een optimale benutting van talent
Optimale talentontwikkeling kan toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt beperken en bijdragen aan de innovatieve kracht van Nederland. Risico’s op onderbenutting van talent bestaan voor kinderen met lichamelijke, psychische, cognitieve of sociale problemen en voor kinderen van laagopgeleide ouders. Het hardnekkige onderscheid tussen ‘mannenberoepen’ en ‘vrouwenberoepen’ is in dit kader contraproductief. Het onderwijs kan bijdragen aan het doorbreken van traditionele vakkenkeuze en daarmee samenhangende seksesegregatie op de arbeidsmarkt.

3. Streef naar brede ontwikkeling ‘advanced skills’
Niet alleen in hogere functies wordt tegenwoordig een beroep gedaan op competenties als probleemoplossend vermogen, kritisch denken, zelfstandigheid, samenwerking en sociale en communicatieve vaardigheden. Dit geldt meer en meer ook voor mensen met een middelbare of lagere opleiding; bovendien zijn dergelijke bekwaamheden in toenemende mate nodig voor het volgen van onderwijs. Steeds meer jongens blijken hiermee problemen te hebben, iets wat mede tot uitdrukking komt in medische diagnoses als ADHD en Pdd-Nos. De raad adviseerde al eerder over begeleiding en preventie op dit terrein. Daarnaast is het zaak in het gehele onderwijs aandacht aan ‘advanced skills’ te besteden; niet in aparte vakken, maar geïntegreerd in het curriculum. Hetzelfde geldt voor het verwerven van sociale competenties.

Volgens meritocratische principes zouden gelijke individuele capaciteiten moeten leiden tot gelijke kansen op succes. In de praktijk blijken nogal wat risico’s de kans op succes aanzienlijk te verkleinen. De hoge maatschappelijke kosten die achterstanden met zich meebrengen vragen om investeringen in het onderwijs, ook in tijden van economische schaarste. Het is in het algemeen belang om zo veel mogelijk mensen adequaat op te leiden als Nederland zich in de toekomst als kenniseconomie wil (blijven) presenteren. Achterstandenbeleid kan helpen voorkomen dat er een te grote wissel op de toekomst wordt getrokken.

Myra Keizer is als stafmedewerker verbonden aan de Onderwijsraad. De verkenning Maatschappelijke achterstanden van de toekomst  is te bestellen en te downloaden op www.onderwijsraad.nl.