‘Als mensen elkaar ontmoeten worden de verschillen kleiner’

In het vluchtelingendebat botst het morele gelijk van de ‘gutmensch’ op dat van de ‘racist’. Omdat deze botsing weinig oplevert, pleit minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher voor meer empathie en realisme in het debat.

‘Het misschien wel meest opvallende kenmerk van het huidige vluchtelingendebat is dat het in bijkans absolute termen wordt gevoerd. Je bent enthousiast voor de komst van vluchtelingen of faliekant tegen.’

Niet schuldig voelen, maar investeren

‘Aan de linkerkant van het politieke spectrum en ook bij vluchtelingenorganisaties is er soms sprake van moreel masochisme. Vrij vertaald zeggen zij dat het rijke Europa, met een bevolking van 500 miljoen, niet zo moeilijk moet doen over de komst van een paar miljoen vluchtelingen. We dienen ons eerder schuldig te voelen omdat we zo weinig doen. Dat schuldgevoel helpt ons niet verder, als je bedenkt dat de meeste vluchtelingen in een klein aantal West-Europese landen terechtkomen, en dan vooral in steden waar velen op zoek zijn naar werk en een beter leven. Maar ook waar mensen wonen die het gevoel hebben dat ze uitgesloten worden en geen eerlijke kans krijgen. Van hun zal je niet spoedig horen “we zijn met 500 miljoen dus wat maken die 1 of 2 miljoen vluchtelingen nou uit”: het is een luxe argument.’

‘De rechterkant gebruikt een argument dat paradoxaal genoeg eerst door links werd gehanteerd: vluchtelingen keren uiteindelijk terug naar hun land van herkomst, dus laten we vooral niet teveel eisen stellen aan hun integratie. We moeten evenmin in hen investeren want, stel je voor, straks gaan ze nog denken dat ze mogen blijven. Om nog maar te zwijgen van de aanzuigende werking van een actief integratiebeleid. Ook het ‘rechtse’ argument is fout: we moeten niet wachten om in vluchtelingen te investeren, want dat bemoeilijkt hun latere integratie ten zeerste. Lees de rapporten van het Sociaal Cultureel Planbureau er maar op na.

Houd universele en burgerschapsrechten uit elkaar

‘Al te gemakkelijk wordt verondersteld, zowel door voor- als tegenstanders, dat de universele aanspraak op veiligheid automatisch toegang verleent tot territoriale burgerschapsrechten van een bepaald land. Om het debat zuiver te houden, moeten we die twee soorten recht echter uit elkaar houden. Het is niet zo dat iemand die veiligheid nodig heeft, automatisch toegang krijgt tot de burgerschapsrechten van bijvoorbeeld Nederland. Zolang we die twee rechten met elkaar blijven verbinden, komen we er niet uit. Dan komen we voor de keuze om óf heel veel vluchtelingen toe laten te laten, maar niet dezelfde burgerschapsrechten toe te kennen, óf een gecontroleerd aantal op te vangen, doch wel gelijk te behandelen. Doen we het eerste – veel mensen asiel bieden maar hen ongelijke rechten toekennen - dan ontstaat er een samenleving met tweederangs burgers. Ik ben daar niet voor. Het alternatief is dat we minder vluchtelingen toelaten, maar ze wel volwaardig laten deelnemen. Het tweede model geniet, het zal u niet verbazen, mijn voorkeur: het is beter voor de individuele vluchteling én voor de samenleving als geheel.’

‘De waarnemer die met gepaste afstand naar de Nederlandse samenleving kijkt, zal zich ongetwijfeld verbazen over het manisch heen en weer schieten van het maatschappelijke humeur in ons land, van naïef optimistisch naar apocalyptisch pessimistisch. Dat hoort bij de menselijke geest zult u zeggen, maar soms is het goed om even een stapje terug te doen en te relativeren. Van het nabije verleden hebben we geleerd dat we wel vaker mensen hebben opgevangen en dat daar veel succesverhalen over te vertellen zijn. Maar we hebben van de jaren ’90 ook geleerd dat niet iedereen er een succes van weet te maken. We dienen, kortom, een serieus gesprek aan te gaan over de maatschappelijke opgave die ons te wachten staat, waarbij we extreme standpunten of humeuren moeten vermijden. Het gaat noch helemaal goed noch helemaal fout, de waarheid ligt ergens middenin.’

Wees realistisch in wat je van mensen vraagt

‘Deel van die waarheid is dat we realistisch moeten zijn in wat we van mensen vragen. We kunnen van de apotheker uit Aleppo meer verwachten dan van zijn analfabete land- en lotgenoot. Als we erin slagen om over een aantal jaar de helft van de vluchtelingen aan het werk te hebben, dan hebben we het heel goed gedaan. De andere helft doet er langer over om een baan te vinden of slaagt er misschien wel nooit in. Dat is, eufemistisch uitgedrukt, niet leuk, maar we dienen ons er van bewust te zijn dat we vluchtelingen opvangen omdat ze hun land hebben verlaten vanwege oorlog of geweld, niet omdat wij vacatures te vergeven hebben. Neemt uiteraard niet weg dat we moeten proberen zo veel mogelijk mensen aan werk te helpen. We moeten eerlijk zijn over de verwachtingen. Fair zijn betekent ook dat we erkennen dat niet iedereen een kosmopoliet is, dat mensen zich zorgen maken over hun toekomst en dat geloof een andere rol speelt in de landen waar de vluchtelingen vandaan komen dan hier.’

‘Als we de integratie van vluchtelingen – en migranten - serieus willen bevorderen, dan dienen we ze snel te activeren, niet door een voorkeurs- of achterstellingsbeleid want dan haal je meteen de legitimiteit eruit. Immers, waarom zij wel en wij niet?

Ook dienen we expliciet te zijn over de Nederlandse spelregels: alleen wie bereid is zich aan de regels te houden, kan volwaardig lid worden van onze samenleving. Overigens houden vluchtelingen je altijd een spiegel voor: als wij zeggen, dit zijn onze waarden dan schept dat ook de verplichting om onszelf er aan te houden. Discriminatie op de arbeidsmarkt en elders bijvoorbeeld is een negatie van de waarden en spelregels waarvoor we vluchtelingen laten tekenen.

Integratie kan niet zonder symbolen, ze maken het mogelijk om ingewikkelde dingen te vertalen. De Nederlandse vlag bij de naturalisatieceremonie en de participatieverklaring: ze staan symbool voor de samenleving waartoe de vluchteling wíl behoren en actief deel aan wil nemen. Als wij, in Nederland geboren, ons ongemakkelijk voelen over die symbolen, dan zegt het spiegelbeeld dat we onszelf niet aan de afgesproken waarden en spelregels wensen te houden.’

Wat nog beter kan

‘Essentieel voor welk integratiebeleid dan ook, is dat kinderen van vluchtelingen snel naar school gaan. Dat doen we al goed, de meeste kinderen gaan al na tien dagen naar school, maar het kan nog beter. Hoe sneller dat gebeurt, hoe succesvoller de deelname aan de samenleving later, dat geldt voor ieder mens, maar vooral voor kinderen die heel lang geen of slecht onderwijs hebben gehad.

Wat het ook nog beter kan, is de invulling van de periode tussen asielaanvraag en de uiteindelijke beslissing daarop. Die periode moeten we veel beter benutten, bijvoorbeeld door mensen vrijwilligerswerk te laten verrichten. Veel vluchtelingen willen graag iets om handen hebben, dus het zou gemakkelijker moeten worden gemaakt om klusjes te doen binnen en buiten het asielzoekerscentrum. Ik zeg er meteen bij dat er geen verdringing van betaalde banen mag plaatsvinden!

Door vluchtelingen iets te laten doen, bereiken we drie dingen: ze blijven actief, hun trots en zelfvertrouwen worden erdoor versterkt en ze komen in contact met hun eventuele toekomstige medeburgers. Met als bijkomend voordeel dat de barmhartigen onder de laatsten zich bevestigd weten in hun gevoel van mededogen, en de angstigen leren dat die vreemdelingen gewoon mensen zijn, met wensen en verlangens die wellicht toch niet zo heel veel anders zijn dan de hunne.

Op het moment dat mensen elkaar ontmoeten, dat is niet alleen mijn politieke ideaal, zie je ook in de praktijk dat de verschillen relatiever worden. Een pluriforme samenleving waaraan iedereen, hier geboren of met vluchtelingenstatus, kan deelnemen, is er niet bij decreet, het is eerder een kwestie van prozaïsche kleine stapjes.’

Lodewijk Asscher is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en vice-premier. Dit is een redactionele weergave van de tekst die hij heeft uitgesproken bij de presentatie van het eerste jaarbericht van het Kennisplatform Integratie & Samenleving op 4 april in Den Haag.

Afbeeldingsbron: Bas Bogers (Flickr Creative Commons)