Discussies rondom het basisinkomen belanden altijd op een punt dat de hoogte en betaalbaarheid ter sprake komen. Als criterium voor de hoogte van het basisinkomen wordt dan vaak ‘genoeg om van te leven’ genoemd met een verwijzing naar artikel 25 van de Rechten van de Mens . In het huidige debat komt men vaak tot de conclusie dat een hoge variant (zeg 1000 euro) voor de samenleving te duur is, en dat de lage ‘betaalbare’ variant (bijvoorbeeld 700 euro) voor het individu niet voldoende is. Wat in deze discussie regelmatig onderbelicht blijft, is de erkenning dat mensen verschillen in hoeveel inkomen ze nodig hebben om een waardig leven te kunnen leiden. Ofwel, wat ‘hoog genoeg’ is, blijkt zeer persoonsgebonden te zijn. De inzichten van de capability approach – ontwikkeld door Amartya Sen en Martha Nussbaum – kunnen helpen om deze discussie rondom het basisinkomen te verhelderen.
Een basisinkomen moet voldoende zijn om van te leven, maar er bestaat veel variatie in wat ‘voldoende’ is voor elke persoon. De capability approach maakt dit inzichtelijk, omdat ze antwoord geeft op de vraag: ‘What is each person able to be and to do (Nussbaum, 2008)?’ (vrij vertaald: Wat doet ieder mens en waar is hij toe in staat?). Vanuit deze benadering kijken we dus niet naar het inkomen van een persoon, maar naar wat hij er mee kan.
De capability approach is door Sen en Nussbaum als kader ontwikkeld om welzijn en rechtvaardigheid te kunnen analyseren. De benadering kent twee centrale begrippen: capabilities en functionings. Capabilities zijn het vermogen van mensen om doelstellingen en functies in hun leven te verwezenlijken. Functionings zijn de daadwerkelijke verwezenlijking van deze doelstellingen en functies. Een (nogal triviale) functioning is bijvoorbeeld fietsen. De bijbehorende capability is dan de mogelijkheid om te kunnen fietsen. Om deze capability te hebben, moet je over o.a. een fiets beschikken en de vereiste fysieke gesteldheid. Iemand die bijvoorbeeld chronisch verlamd is, kan nooit de capability tot fietsen hebben.
Het onderscheid tussen functionings en capabilities is essentieel
Het onderscheid tussen functionings en capabilities is essentieel, omdat de ruimte daartussen als keuze of vrijheid kan worden gezien. Iemand die de capability tot fietsen bezit, kan er ook voor kiezen nooit te gaan fietsen. Als deze persoon deze capability echter verliest om wat voor reden dan ook, zal hij een daling in vrijheid en levenskwaliteit ervaren.
Een derde begrip in de capability approach, dat wellicht het meest relevant is met betrekking tot de hoogte van het basisinkomen, is conversion factors of conversions (zie Sen, 1985). Conversions zijn de mate waarin mensen bepaalde goederen en diensten (dus ook: een inkomen) kunnen transformeren in waardevolle functionings en capabilities. Neem fietsen weer als voorbeeld. Mensen verschillen in welke mate ze een fiets (het goed) kunnen omzetten (conversion) in de capability tot fietsen. Dit is o.a. afhankelijk van hun fysieke gesteldheid en of ze ervaring hebben met fietsen. Er worden drie soorten conversions onderscheiden: interne op individueel niveau (oa fysieke gesteldheid, intelligentie en geslacht), sociale op groepsniveau (o.a. normen, wetten, gangbare omgangsvormen en machtrelaties) en externe op het gebied van het milieu (oa gebouwen, infrastructuur en klimaat).
Zonder sociale conversion is een basisinkomen ontoereikend
Waarom zijn deze begrippen capabilities, functionings en conversions zo relevant met betrekking tot het basisinkomen? Het doel van het basisinkomen is om de welvaart zo te verdelen dat iedereen in een minimaal bestaan kan worden voorzien en een bepaalde vrijheid wordt gegeven. Hier ligt altijd een beeld aan ten grondslag over wat een minimaal bestaan is en wat voor invulling deze vrijheid krijgt. Als we kijken naar artikel 25 van de Rechten van de Mens, is een minimaal bestaan een levensstandaard die hoog genoeg is voor gezondheid en welzijn. Dit kan geïnterpreteerd worden als de capabilities om gezond te zijn en om (letterlijk) wel te zijn. Het is echter voor de hand liggend dat een gedeelte van de populatie nooit in staat zal zijn om een basisinkomen te converteren in deze gewenste capabilities. Daarvoor missen ze namelijk de benodigde conversions.
Dit is in uiteenlopende situaties het geval, zoals het werk van Nussbaum en Sen laat zien. Nussbaum beargumenteert bijvoorbeeld dat een verstandelijk beperkt persoon alleen voldoende mee kan doen in de samenleving als hij persoonlijke hulp ontvangt en bovendien als volwaardig lid wordt beschouwd. Zonder deze acceptatie, een sociale conversion, is een basisinkomen ontoereikend om mee te kunnen doen.
Een basisinkomen is geen doel op zich
Capabilities, en functionings als afgeleide, geven invulling aan onze verwachtingen over wat mensen gaan doen met een basisinkomen. Een basisinkomen is immers geen doel an sich, maar een middel om een waardig leven te leiden. Wat een waardig leven (of een minimaal bestaan) dan is, kan worden afgelezen aan de capabilities die ze hebben. Vervolgens kan men zich afvragen wat relevante capabilities zijn. Voor die discussie verwijs ik wederom naar het werk van Nussbaum en Sen.
Conversions verduidelijken verder in welke mate mensen een basisinkomen in capabilities kunnen omzetten. Er bestaat zeker enige consensus over wat waardevolle capabilities zijn, zoals de capabilities om gezond en wel te zijn. Als sommige mensen niet in staat zijn om een basisinkomen om te zetten in tenminste de capability om gezond te zijn – dat wil niet zeggen dat ze daadwerkelijk een goede gezondheid hoeven te hebben – zou de conclusie kunnen zijn dat deze mensen meer nodig hebben dan alleen een basisinkomen.
Tot slot, de capability approach nodigt uit om discussies rondom het basisinkomen met een andere bril te bekijken. Ten eerste bestaat veel variatie tussen mensen in hoe ze een basisinkomen gebruiken om een waardig leven te leiden. Er zijn zowel persoonlijke, sociale, als milieufactoren die van invloed zijn hierop. Er is onderzoek nodig dat dit in kaart brengt. Hierdoor kan een beter beeld worden verkregen van de gemiddeld gewenste hoogte van een basisinkomen en waarom voor sommige mensen een basisinkomen alleen niet genoeg zal zijn.
Een potentieel effectief instrument om ongelijkheid te verkleinen
Een tweede, meer fundamentele vraag is wat men eigenlijk hoopt te bereiken met het basisinkomen. Het basisinkomen is een potentieel effectief instrument om ongelijkheid te verkleinen en vrijheid van veel mensen te vergroten. Er ligt echter altijd een normatief beeld aan ten grondslag. Een basisinkomen is namelijk geen doel op zich, maar een middel om een waardig leven te leiden. Wat is een waardig leven dan, c.q. welke capabilities moeten mensen ermee kunnen realiseren?
Afsluitend is het belangrijk om in acht te nemen dat de capability approach nog in de kinderschoenen staat. Er bestaat nog onduidelijkheid over het verschil tussen capabilities, functionings en conversions, en wat men hier onder kan scharen. Desalniettemin biedt de capability approach handvaten om het begrip basisinkomen verder te analyseren en daarmee de valkuil van een discussie over hoogte en betaalbaarheid te vermijden.
Gijs Custers is socioloog en promovendus bij de Erasmus Universiteit.
Referenties
Nussbaum, M. (2008). Frontiers of Justice: Disability, Nationality, Species Membership. Belknap Press: Crambridge.
Robeyns, I. (2011). ‘The Capability Approach’, The Stanford Encyclopedia of Philosophy.
Sen, A. (1985). Commodities and Capabilities. Oxford University Press: Oxford.
Afbeeldingsbron: Cams (Flickr Creative Commons)