Belangengroepen zijn nog altijd te onwetend en onkundig

Belangengroepen hebben door dom gedrag weinig succes of ze komen erdoor in opspraak. Politicoloog Rinus van Schendelen laat in zijn nieuwste boek zien welke onnodige fouten worden gemaakt bij beïnvloeding in Nederland en de EU.

In 45 jaar studie van en 35 jaar advisering aan publieke en private Nederlandse belangengroepen heb ik veel elementaire onwetendheid en onkunde gezien over beïnvloeding, ofwel ‘Public Affairs management’ (PA), ofwel ‘lobbyen’ in Nederland en in de EU. Onnodig hebben veel groepen weinig succes door dom gedrag, of komen er door in opspraak. In mijn boek laat ik PA-praktijkpersonen, opdrachtgevers en kritische omstanders – burgers en media – aan de hand van vijftig praktijkcases zien hoe beïnvloeding nu gebeurt en hoe zij beter kan.

Mijn ervaring is dat betere kennis en kunde van beïnvloeding qua gedrag ‘betere beïnvloeding’ mogelijk maken: effectiever, efficiënter en mede ten bate van burgers en democratie. Enkele voorbeelden van nieuwe kennis en kunde die van groot nut kunnen zijn voor belangengroepen zijn:

Breed draagvlak, breed informeren en valkuilen vermijden

Basislogica’s van beïnvloeding vergen als natuurkrachten dat elke groep (‘thuisfront’), wil zij effectief en efficiënt (2E) beïnvloeden, de nodige MI² realiseert en tevens de valkuilen vermijdt van ‘wat bij zenders, ontvangers, kanalen, arena’s en omstanders mis kan gaan’ (ZOKAO). Zij moet bredere massa (M) verwerven, zich vooraf breed informeren (I) ten behoeve van cruciale ‘intelligence’ (I²) en ZOKAO vermijden. Anders is de groep kansarm (lage 2E). Dit vergt razend veel huiswerk, en dat kom ik zelden tegen. Zo is de ‘arena-analyse’ meestal slechts een lijstje van enkele vaste stakeholders (belanghebbenden), een parodie op wat arena en analyse inhouden. Slecht voorbereid, krijgt zij boemerangs en opspraak.

Burgers zijn serieuze stakeholders geworden

Nederland verandert snel. Recente veranderingen maken dat groepen nu anders kunnen en soms moeten beïnvloeden. Vele groepen kennen die trends niet. De huiskamers van burgers zijn nu serieuze stakeholders, maar welke groep beïnvloedt ze serieus? Mijn SWOT-analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats) toont dat de meeste groepen lukraak hun buitenwereld ingaan.

Te weinig kennis over EU

De Europese Unie is onze hoogste wet- en regelgever, werkt heel anders dan Nederland, verandert steeds en vergt andere beïnvloeding dan in Nederland. Kennis over de EU is vaak oppervlakkig en beperkt tot wetgeving (zo’n 15 procent van de bindende EU-besluiten) en mist al de ingrijpender regelgeving (85 procent) buiten EP en Raad om, met onder meer haar comitologie -uitvoeringscomités onder regie van de Europese Commissie. Dat de EU ook leerschool is voor kundes van betere beïnvloeding ontgaat de meeste groepen.

Onbekendheid met incongruenties

De Nederlandse beïnvloeding, de upstream, naar de EU kent, naast een zwakkere aanwezigheid, binnen vele groepen drempels vanwege onder andere de eigen introversie, een verkeerde aanpak en de groepscultuur. Een enkele groep weet ze te voorkomen, meestal na schade en schande, zelden dankzij continu bij-, aan- en afleren.

Omzetting EU-besluiten in Nederland vol fricties

De EU-downstream naar Nederland loopt via Haagse invoeringswetten, regels en bestuurlijke uitvoerders, die EU-besluiten sporadisch één op één omzetten en Nederlandse groepen ernstige fricties bezorgen, van een ratjetoe van bevoegdheden tot een sjoemelmarge die een EU-besluit oprekt. Bijna geen enkele groep anticipeert methodisch op de downstream. Het Binnenhof laat haar vrijwel geheel langs zich gaan en plaatst zich buiten spel.

Neem een voorbeeld aan de ‘Brusselse Methode’

Circulair Public Affairs management staat voor integrale aanpak van upstream en downstream, dat wil zeggen dat het een circulair doorwerkt in het andere. Dit vergt op het thuisfront een andere organisatie van de MI² die ik zelden zie, met veel meer huiswerk vooraf en veel betere beïnvloeding erna. Voorbeeld biedt de Europese Commissie met haar intelligente ‘Brusselse Methode’, waarbij opponente stakeholders tezamen het beleid kunnen beïnvloeden, het tegendeel van de ‘Nederlandse polder’. Welke Nederlandse groep doet haar dit al in eigen land na?

Legaal én legitiem gedrag vereist

Democratie is in Europa een containerbegrip met zo’n 20 noties van democratie. Opponenten en omstanders gebruiken ze vaker als kritische toetsstenen van beïnvloeding. Groepen moeten zich op EU-niveau, naast legaal, nu vaker ook legitiem gedragen. Elke notie kan opspraak brengen. De regels van de Europese Commissie en het Europese parlement ten aanzien van belangengroepen plus deze sociale controle, maken groepen extra omzichtig en maken het gedrag relatief ‘netjes’. Alle landen scoren hoger op kleffe en corrupte praktijken. Welke Nederlandse groep is vrij van opspraak, boetes of veroordeling?

Correct gedrag is een kwestie van kennis en kunde

Kennis en kundes. Hierom draait alles bij 2E-beïnvloeding. Correct gedrag acht ik geen kwestie van moraal, maar van kennis en kunde (Duitse ‘Praxismoral’). Vele beoefenaren van Public Affairs management leren wel uit ‘schade en schande’, maar weinig methodisch. ‘Toegepaste wetenschap’ kan hen helpen, mits zij zich omvormen tot beroepsgroep die extern als bekwaam of bevoegd wordt erkend, dus als echt beroep. Mijn sterkte-zwakte-analyse van de Beroepsvereniging voor Public Affairs (BVPA) toont noodzaak en kansen. Wie is tegen? In 2014 nog vijftig procent van de BVPA-leden. Toch ben ik over hun begin van professionalisering optimist.

Rinus van Schendelen is emeritus hoogleraar Politicologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Onlangs verscheen zijn boek ‘Beïnvloeding in Nederland en Europa; achter de schermen van belangengroepen’, Amsterdam: University Press, 2017.

Foto: Giles Moss (Flickr Creative Commons)