Bij burgerschap hoort ook een flinke dosis gezond wantrouwen

CDA en VVD – het motorblok van de aanstaande coalitie - hanteren een enge opvatting van burgerschap waarin geen ruimte is voor wantrouwen en tegenspraak. Het plaatsen van vraagtekens bij onze chauvinistische politiek wordt zo, juist ook op scholen met veel jongeren met een migratieachtergrond, veel te gauw tot iets negatiefs.

Een groot deel van de Nederlanders kampt met een tekort aan goed burgerschap. Dat is althans de indruk die wordt gewekt door de verkiezingsretoriek van de aanstaande coalitiepartners: het ‘Christelijke land’ van het CDA en in het inmiddels beroemde ‘Doe normaal, of pleur op’ van onze minister-president.

Nederlandse waarden in al hun glorie. Niet iedereen zal zich herkennen in het Christelijke land dat het CDA schetst, en maar een beperkt deel van de bevolking heeft een alternatief vader- of moederland om naar op te pleuren.

De smalle interpretatie van burgerschap door CDA en VVD is opmerkelijk

Sinds 2006 heeft het Nederlandse onderwijs de taak om het burgerschap van leerlingen te versterken onder de noemer ‘burgerschapsvorming’. Als we naar definities en doelen van het burgerschapsonderwijs kijken, dan is de smalle CDA/VVD-interpretatie van de Nederlandse identiteit al helemaal opmerkelijk.

Of dat nu bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa is, bij de Onderwijsraad of bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, er ligt steeds een nadruk op iets actiefs (participatie, deelname etc.) en iets divers (pluriform, intercultureel). Burgerschap is ook altijd iets positiefs, net als  ‘diversiteit’ en ‘democratie’.

Goed burgerschap vraagt ook om een dosis wantrouwen van burgers

Maar tegelijkertijd klinkt door de vaagheid van alle beschrijvingen heen ook het besef door dat niet iedereen er hetzelfde idee van ‘goed burgerschap’ op na zal, laat staan: moet, houden. De Stichting Leerplanontwikkeling voegt er juist het belang van een tegengeluid aan toe: ‘Democratie vraagt om een gezonde dosis wantrouwen bij burgers’.

Die gezonde dosis is volgens het recept van CDA en VVD wel heel bescheiden in omvang. Welke consensus die twee ook zullen bereiken, er zal hoe dan ook invloed van uitgaan op de invulling van de burgerschapsvorming. Hoe zal die eruit gaan zien? Het zou niet verbazen als de aanpassing aan die door beide partijen veel te vaak genoemde ‘gedeelde normen en waarden’ hoog op de agenda blijft staan.

Het motorblok van de coalitie: blanke, hoogopgeleide kiezers

Maar die normen en waarden weerspiegelen niet de opvattingen van al onze inwoners, maar die van de – betrekkelijk homogene en geprivilegieerde - politieke elite. Zoals John Stuart Mill al in 1859 betoogde: ‘Overal waar een bepaalde klasse de macht heeft, komt een groot deel van de moraal van het land voort uit de belangen van die klasse en haar gevoelens van klasse-superioriteit.’[1]Het is geen toeval dat voornamelijk blanke, hoogopgeleide kiezers het zogenaamde motorblok van de nieuwe coalitie (VVD, CDA, D66) steunen.

Evenmin verrassend zou het zijn als degenen die zich verzetten tegen deze normen en waarden of hun burgerschap op een andere manier willen uitoefenen, een ‘gebrek aan integratie’ of ‘slecht burgerschap’ zal worden verweten. En dat terwijl juist een kritische houding met recht een democratische deugd kan worden genoemd.

Kritische houding speelt nu een te kleine rol in burgerschapsonderwijs

Het ontwikkelen van deze kritische houding speelt op dit moment nog een veel te kleine rol binnen het burgerschapsonderwijs, zeker op het vmbo. Het plaatsen van vraagtekens bij onze chauvinistische politiek en bij de steeds zichtbaarder vormen van maatschappelijke intolerantie verwordt zo, juist ook op het schoolniveau waar een relatief hoog percentage jongeren met een migratieachtergrond naar toe gaat, veel te gauw tot iets negatiefs.

De exclusieve opvatting van burgerschap die nu steeds luider gepropageerd wordt weerspiegelt een schijnoplossing binnen een schijnrealiteit. Hoezeer sommigen dat ook betreuren: onze samenleving omvat meer perspectieven dan onder de politieke elite zelf aan te treffen zijn.

Minister-president kan flinke dosis burgerschapsvorming gebruiken

Met de retoriek van de afgelopen maanden heeft zich overigens op een onverwachte plek wel een daadwerkelijk tekort geopenbaard. Als er iemand is die een flinke dosis burgerschapsvorming kan gebruiken is het onze tijdelijk demissionaire minister-president zelf. Misschien dat hij daarna een poging kan doen zich opnieuw in te vechten bij al diegenen die hij nu zelf zo openlijk buitensluit.

Willemijn Rinnooy Kan is promovendus aan de UvA, afdeling onderwijskunde. Zij doet onderzoek naar de school als oefenplaats voor burgerschap. Michael S. Merry is hoogleraar onderwijskunde bij de Universiteit van Amsterdam. 

 

Noten:

[1.] J.S. Mill, Over Vrijheid (1859) Boom Klassiek, p. 41.

Foto: Minister-president Rutte (Flickr Creative Commons)