Bij twijfel in de zorg: niets doen

Om de zorgkosten omlaag te brengen, zijn moedige dokters nodig die tegen de stroom van de behandelcultuur in durven varen, betoogt hoogleraar Marian Verkerk. Want lang niet alle zorg is noodzakelijk of doelmatig. En betere voorlichting aan burgers over gezondheid  kan ook geen kwaad.

Een paar weken geleden bezocht ik de spreekkamer van een cardioloog. Ik had wat last van druk op de borst. Aangezien ik uit een familie kom, die kampt met hartproblemen, dacht ik er goed aan te doen toch even langs te gaan. Ik kwam de inspanningstest goed door en bij terugkomst in de spreekkamer, stelde de arts vast dat ik niets aan mijn hart mankeerde. Omdat ik ook geen enkele benauwdheid had ondervonden, waren mijn kransslagaders waarschijnlijk ook schoon. Opgelucht stelde ik vast, dat het dan waarschijnlijk stress was. Kon ook wel kloppen, want ik heb een nogal roerig jaar achter de rug. Tot mijn verrassing gaf de arts echter aan dat hij toch een bètablokker wilde voorschrijven en een CT-scan. Ook diende ik tenminste tweemaal per week mijn bloeddruk te meten. Over drie maanden verwachte hij mij dan terug. Toen ik aangaf dat ik daar niet veel voor voelde, en dat ik al het nodige deed om wat meer aan ontspanning te doen, antwoordde hij dat de redenen voor mijn stress hem niet interesseerde. Met: ‘U bent een vrij  mens in dit land, dus ik kan u nergens toe dwingen’, sloot hij het consult af.

Zie hier in een notendop wat Klink in zijn recente rapport Betalen voor beter en minder als het grote probleem van de zorguitgaven aantekent. Om de zorguitgaven tegen te gaan, zal de arts zich er meer dan nu van moeten vergewissen of alles wat hij doet, wel noodzakelijke, doelmatige en efficiënte zorg is.

Het is nu: ‘bij twijfel, iets doen’

Al in 1982 werd in het rapport Kiezen en delen deze redenering  de ‘zeef van de commissie Dunning’ genoemd. In die zin brengt het rapport van Klink niets nieuws. De reactie van artsen toentertijd was, dat de politiek uit hun spreekkamer moest blijven. De vraag is of dat niet opnieuw de reactie zal zijn. Zeker, in de opleidingen wordt tegenwoordig van de arts in spe verwacht dat hij naast medisch bekwaam, ook wetenschappelijk en communicatief handelt en dit alles ook in een maatschappelijke context toetst.

Toch heeft dit in de praktijk nog niet veel zoden aan de dijk gezet. Het vereist immers bovenal moedige dokters die tegen de stroom van de ‘behandelcultuur’ durven in te varen. Voorheen heette het jarenlang ‘bij twijfel niet doen’, nu is het: ‘bij twijfel, iets doen’.

Niet alle verantwoordelijkheid bij de arts leggen

Maar het is niet fair om de verantwoordelijkheid van de uit handlopende uitgaven van zorg eenzijdig in de spreekkamer te leggen. Immers, die spreekkamer bevindt zich in een bredere maatschappelijke context. Het voorkomen van onnodige zorg vraagt om een bewuste en onderlegde patiënt.

Inter(nationaal) wordt gewezen op het grote aantal ‘analfabeten’ wanneer het gaan om gezondheid. Het bevorderen van gezondheidsvaardigheden (‘health literacy’) is nodig om de overdreven behandelcultuur tegen te gaan. Maar zolang met name de farmacie de wetenschappelijke agenda van de geneeskunde bepaalt (zie de publicatie 'Wie betaalt, bepaalt' van de Gezondheidsraad uit 2009 hierover) zal van gezondheidsbevordering die wetenschappelijk deugt maar mondjesmaat sprake zijn.

In plaats van kijken en luisteren, is het voorschijven van bètablokkers en CT-scans bij wat vage klachten blijkbaar nog steeds de meest voor de handliggende optie.

Marian A. Verkerk is hoogleraar Zorgethiek UMCG. Dit artikel verscheen ook in de Volkskrant.