In vele gemeenten in Nederland is het onrustig. Door de decentralisaties op het vlak van de Jeugdzorg, de AWBZ naar WMO en de Participatiewet komen fundamentele sociale vraagstukken in zicht. Vanuit de praktijk merken we dat veel gemeenten, jeugd- en welzijnsinstellingen, ambtenaren en professionals worstelen met deze opgaven. Met name bij gemeenten zien we verschillen in de mate waarin zij zicht hebben op de impact van de veranderopgaven en in de mate waarin zij zich al aan het (re-)organiseren zijn. Maar één ding lijkt voor bijna alle gemeenten in Nederland helder: er moeten wijkteams komen. Alles wijst erop dat een legio aan wijkteams vol met ‘generalisten die specifieke kennis hebben’ in de Nederlandse wijken zal worden losgelaten. Juist door dit blinde geloof in wijkteams is het de hoogste tijd om enkele kanttekeningen en aandachtspunten te formuleren bij deze trend.
1. Is er wel een wijkteam nodig?
Ambtenaren moeten zich de vraag stellen of een wijkteam überhaupt wel nodig is in hun gemeente. Wellicht hebben bewoners en professionals in een bepaalde wijk helemaal geen behoefte aan een wijkteam en/of weten de verschillende zorg- en welzijnsinstellingen en professionals in de wijk elkaar prima te vinden. Bovendien, een wijkteam is geen doel op zich, maar een middel. En mocht men dus wel wijkteams willen installeren, waarvoor is het dan een middel?
2. Ontwikkel een gezamenlijke visie met bewoners en partners
Gemeenten zouden zich moeten afvragen wat nu eigenlijk de maatschappelijke opgave is waar ze aan werken, wat hun visie is op het met elkaar samenleven. De antwoorden hierop hebben consequenties voor de manier waarop een potentieel wijkteam wordt ingericht. Het huidige momentum moet daarom gezien worden als een kans om een lange termijn visie te formuleren met bewoners en partners in de gemeente. Zo’n gezamenlijke visie kan zorgen voor een constructief klimaat met ruimte voor reflectie op de voortgang en doelen; voor meer transparantie en vertrouwen in elkaars posities en kan leiden tot een gedeeld eigenaarschap.
3. Wijkteams moeten werken vanuit de praktijk
Elke wijk heeft haar eigen historische kenmerken, kernwaarden, institutionele weefsel, netwerken, bewonerssamenstelling et cetera. Het is cruciaal om in te spelen op die lokale dynamiek in plaats van het uitrollen van one-size-fits-all wijkteams. De ene wijk heeft meer aandacht of ander soort investeringen nodig dan de andere. En juist de wijken met sociaaleconomische achterstanden kennen een zeer specifieke en genuanceerde context waarin vele instellingen en professionals werkzaam zijn (geweest). In deze wijken werkt het uitrollen van bovenaf ingegeven beleid vooral averechts. Het is dan ook zaak om volgens een operationele praktijklogica in die wijken aan het werk te gaan. Speel daarbij ook in op de beweging van onderop: er zijn reeds vele initiatieven die vanuit de wijk worden georganiseerd door bewoners en sociale ondernemers.
4. Bewoners en professionals willen een ontmoetingsplek
Het belang van zogenaamde ‘vindplekken’ is inmiddels bekend: de wijk, de winkel, de school of juist het werk. Maar een vaste locatie als wijkteam is ook belangrijk, en dan niet op een afgelegen, kille en gesloten plek vol met professionals en flyers, maar een meer informele ontmoetingsplek. Een centrale plek, zoals een wijkcentrum, waar mensen ook komen om te ontspannen. Niet alleen bewoners vinden dit soort ontmoetingsplekken van groot belang, het is tegelijkertijd een plek waar professionals en bewoners elkaar kunnen ontmoeten op een meer ontspannen en laagdrempelige manier.1 Het is op deze plekken waar aansluiting gevonden kan worden met de leefwereld van mensen.
5. Herdefiniëren van rollen
In wijken heb je niet alleen te maken met organisaties, maar ook met individuen die met elkaar en/of langs elkaar heen werken. Elk met z’n eigen werkwijze en belevingswereld. Het is de vraag hoe zij een modus voor samenwerking kunnen vinden. Zo’n proces vergt tijd, omdat ieder opnieuw moet kijken wat zijn of haar functie is en hoe die zich verhoudt tot de ander. Het herdefiniëren van rollen is vanwege de individuele component en directe schaalniveau van de wijk, voer voor inspiratie en creativiteit maar ook voor privacygevoeligheid, conflict en wantrouwen. Daarom is het van belang dat men elkaar in het wijkteam kan vertrouwen en elkaar wat durft te gunnen. Dit staat haaks op de constatering dat er een kramp valt op te merken bij zowel professionals, instellingen als gemeenten. Het valt ons op dat met name gemeenten sterk intern gericht zijn op hun eigen praktijken en het topdown uitrollen van een managementstructuur. Daarmee lijken de wijkteams toch vooral weer vanuit het oude patroon te worden ingericht op basis van vaste rolpatronen en werkwijzen die zijn gebaseerd op wantrouwen, controle en verantwoording.
6. Benader het wijkteam als een experiment
Wijkteams kunnen alleen effectief zijn, wanneer sommige instellingen of professionals door deze nieuwe manier van werken ‘overbodig’ worden. Dit betekent dat je door je deelname aan een wijkteam je eigen bestaansrecht ter discussie stelt. Dit soort kwetsbare posities vergroot de noodzaak voor meer reflectie en ruimte om te experimenteren. Houd met alle betrokken partijen het proces daarom open en leg zo weinig mogelijk vast in functieprofielen en protocollen. En geef als gemeente het wijkteam de tijd om zich te bewijzen en zichzelf te organiseren vanuit de uitvoer en vraag in de wijk. Ga er tevens van uit dat je met alle betrokken partijen en individuen wilt leren over de grotere maatschappelijke opgaven in en visie op de wijk. Probeer bovendien zo min mogelijk het wiel opnieuw uit te vinden: leer van andere voorbeelden van wijkteams.2 En als ze niet blijken te werken, behoud dan de mentale en institutionele ruimte om het middel aan te passen of zelfs op te heffen.
Neem de invoer van wijkteams dus niet als een gegeven, maar als een opmaat voor een meer ingrijpende en fundamentele vernieuwing in je gemeente. Schep daarbij de juiste condities voor de bijbehorende transitie-opgaven en leg deze niet te veel vast in protocollen en resultaatafspraken, maar richt juist ruimte in voor het leren, experimenteren en falen.
Frank van Steenbergen en Julia Wittmayer zijn onderzoekers bij DRIFT, Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij zijn betrokken bij diverse projecten in Nederlandse wijken en in het sociale domein (zorg, welzijn en opvang). Dit artikel is een ingekorte versie van hun essay ‘ Wijkteams als heilige graal? Zes aandachtpunten voor gemeenten in transitie, Rotterdam: DRIFT, 4 april 2014. U kunt het essay hier downloaden.
Noten:
- Zie bijvoorbeeld Specht, M. & Van der Zwaard, J. (2013), Betrokken burgers, betrouwbare overheid, Kenniswerkplaats Leefbare Wijken, Rotterdam; en het monitoringsrapport van DRIFT voor het Veerkracht-project: Van Steenbergen, F., Wittmayer, J., Loorbach, D., Van Hoop, J. (2013). Denken vanuit Doen. Monitoringsrapport Veerkracht 2011-2013. DRIFT, Erasmus Universiteit Rotterdam.
- Zie onder andere onderzoek van Movisie: Evaluaties van sociale wijkteams: inventarisatie van afgesloten onderzoeken van sociale wijkteams (Kok, E. & Briels, B. 2014).