Mensen regelensteeds vaker – al dan niet vrijwillig – zaken onderling. Van Marktplaats tot Airbnb, van SnappCar tot Peerby. Maar ook het buurthuis dat in eigen beheer wordt genomen of de door mensen zelf opgerichte zorgcoöperatie getuigen van actief burgerschap. Wanneer burgers steeds meer publieke taken in eigen kring organiseren, wat is de rol dan nog van onze gekozen volksvertegenwoordigers, de 12.000 politici die Nederland rijk is?
De representatieve democratie verkeert in crisis, opkomstpercentages bij verkiezingen lopen terug. Lees Tegen Verkiezingen van David van Reybrouck (2013) en de urgentie wordt voelbaar. Veel politici worstelen met de vraag waar zij nog over gaan en wat hun mandaat is. Wie wil er in 2015 nog kaders stellen, het gemeentebestuur controleren en het volk vertegenwoordigen? Helemaal nu burgers en belangengroepen steeds eerder in het politieke proces betrokken worden en direct met ambtenaren aan de tekentafel zitten. De doe-democratie lijkt soms wel de toverdrank tegen het bestaande wantrouwen in de overheid.
Omarm de representatieve democratie
Vooropgesteld: omarm de doe-democratie. De overheid wil en kan niet meer alles zelf doen. Gelukkig maar, de energieke samenleving is uitermate goed in staat zaken zelf te regelen.
Maar: omarm óók de representatieve democratie! De doe-democratie is niet zaligmakend, een goede volksvertegenwoordiging is en blijft hard nodig. Er bestaan veel machts- en herverdelingsvraagstukken in onze samenleving waar je op buurtniveau onderling niet uit kan komen. Dit geldt met name voor zaken die ver van u en mij af staan, denk aan het stellen van normen en kaders in wetten en verordeningen en het controleren van de uitvoerende macht: wat gebeurt er met mijn belastinggeld? Hoe treden we op tegen corruptie en willekeur? En, in plaats van het dienen van een groep enthousiastelingen of ‘goedgebekten’, blijft de essentie van de representatieve democratie dat het hele volk een stem krijgt.
Tweebenige democratie: beide vormen zijn nodig
In de recente studie 'Montessori-democratie' van Evelien Tonkens, Margo Trappenburg, Jante Schmidt (van de Universiteit van Humanistiek) en Menno Hurenkamp (redacteur van Socialisme & Democratie) over spanningen tussen de lokale politiek en burgerparticipatie, stellen zij dat beide vormen van democratie geen communicerende vaten zijn. Bij een toenemende burgerparticipatie wordt landelijk bestuur niet overbodig. Naar mijn idee moeten we opzoeken naar waar spanningen tussen de twee bestaan en hoe deze vormen elkaar kunnen versterken.
In ons advieswerk in de publieke sector maken wij steeds vaker gebruik van het concept van de ‘tweebenige overheid’ waar we bewust omgaan met spanningen die op het eerste oog niet altijd verenigbaar lijken. Een moderne overheidsorganisatie heeft een goed ontwikkeld linkerbeen dat flexibel is, ruimte geeft en werkt op basis van vertrouwen. Tegelijkertijd heeft ze een goed ontwikkeld rechterbeen dat efficiënt is, risico’s minimaliseert en in control is. Niet het een of het ander maar twee sterk ontwikkelde ‘benen’ zijn van waarde.
Dit tweebenig denken helpt ons ook in de omgang met de spanning tussen de representatieve en de participatiedemocratie. De spanning tussen maatwerk aan de linkerkant van de onderstaande figuur en het algemeen belang aan de rechterkant, is niet weg te organiseren of op te lossen. De essentie zit erin om manieren te bedenken waarmee je met de spanning kunt omgaan, zodanig dat beide benen in de democratie elkaar versterken.
Hoe kunnen de twee vormen van democratie in de praktijk samengebracht worden?
Drie zaken zouden naar mijn idee helpen om de tweebenige democratie in praktijk te brengen;
1. Maak van de gemeenteraad een agora, een plek om te spreken over de spanningen in de democratie en de bijbehorende ethische vragen, zoals: mag het buurtinitiatief vrouwen, moslims of homo’s weigeren? ‘Van wie’ is het initiatief eigenlijk, van de happy few of van de hele wijk? De griffier van Almere, Jan Dirk Pruim, schreef: ‘[er] is een gespreksplaats nodig, een agora. Dat gesprek over het morele is bij uitstek een domein voor de politiek. Dat biedt juist kansen voor de revitalisering van de democratie en de politiek’ (zie hier). Als de gemeenteraad de wijk in zou gaan, is een mooi begin voor dit agora al gemaakt.
2. De participatiesamenleving anno 2015 betekent steeds vaker: roep als overheid op tot eigen kracht en gooi traditionele overheidstaken tegelijkertijd over de schutting. Helaas is dat geen recept voor succes. Zowel de burger die het zelf gaat doen als de overheid die iets niet meer gaat doen, heeft tijd nodig om zich te ontwikkelen. Als je de doe-democratie tot een succes wilt maken, moet je de mensen die het zelf gaan doen, ook toerusten met tijd en gereedschappen om hun nieuwe rol te vervullen. Binnen één jaar en zonder hulpmiddelen vanuit de gemeente ontstaat geen succesvol buurthuis.
3. Van fouten mag je leren, maar niet in de politiek lijkt het. De spanning in de democratie betekent ook dat er fouten gemaakt zullen worden, dat niet alles vooraf te regelen is. De afrekencultuur in de politiek en de veelvoorkomende ‘risicoregelreflex’ helpen niet om ook echt te kunnen leren hoe je – zowel als politicus als als initiatiefnemer - tweebenig kan opereren. Luisteren, samen zoeken, verschil durven toestaan en - zoals Paul Frissen het zegt - ons leren verzoenen met tragiek, zijn vaardigheden die steeds belangrijker zullen worden.
Has Bakker is adviseur bij Twynstra Gudde.