Overheid kán burgers niet beschermen op het Internet

Politici pretenderen dat ze onze vrijheid, eigendommen en veiligheid kunnen beschermen. Dat lukt ze misschien heel aardig in de fysieke wereld, maar online absoluut niet. De burger moet zelf het heft in handen nemen.

Over minder dan vier jaar maakt de Interneteconomie in de EU naar verwachting gemiddeld 5,7 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) uit, en is de waarde ervan twee keer zo groot als de economie van Griekenland nu. In sommige landen, zoals Engeland, loopt de waarde van de interneteconomie waarschijnlijk op tot ruim 10 procent van het BBP. Online valt veel geld te verdienen, óók door de overheid via belastingheffing. Alle reden om in gejuich los te barsten dus, of misschien niet?

Digitale wereld heeft geen baas

Alvorens te gaan jubelen, dienen overheden zich te realiseren dat ze geen baas zijn in de digitale samenleving en haar niet op traditionele wijze kunnen besturen, door wetten en regels uit te vaardigen. En misschien nog wel belangrijker: ze kunnen er evenmin de vrijheid, eigendommen en veiligheid van hun burgers garanderen.

Om met het eerste te beginnen: de vrijheid van gebruikers van het Internet wordt niet tot nauwelijks beschermd door de afspraken die overheden in internationale verdragen hebben vastgelegd. Het recht op vrije informatiegaring, de vrijheid van meningsuiting en de privacy van miljarden Internetgebruikers worden daardoor voortdurend met voeten getreden en de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben geen effectievejuridische middelen om dat te voorkomen. Recente voorstellen voor wetgeving gericht op verbetering van deze situatie zoals de Global Online Freedom Act (GOFA) in de VS zullen weinig effect sorteren. Dat komt doordat economische belangen de boventoon voeren en zorgvuldig van de vrijheidsrechten zijn gescheiden.

Regulering van eigendom is een mislukking

Ook de internationale regulering van het digitale eigendom is een mislukking. Illustratief is de recente afwijzing van het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) door de EU op 4 juli 2012 met 478 stemmen tegen 39. Dit verdrag was op grond van inhoudelijke kritiek, onder andere op de three strikes out regel (driemaal illegaal downloaden leidt tot afsluiten van de toegang tot het Internet), al aanzienlijk verwaterd. Toch werd het alsnog afgewezen, voornamelijk uit angst voor de beperking van de vrijheid op het internet én het ontbreken van de handtekening van China en India.

Opn het Internet hebben traditionele vormen van economische regulering een veel grotere negatieve invloed op onze vrijheid dan in de fysieke wereld. Grof gezegd dwingt effectieve economische organisatie van het Internet tot maatregelen waarvan wij denken dat deze niet thuishoren in democratische staten (uitsluiting van toegang, monitoring van het economisch verkeer, massaal opslaan van gegevens). Verder brengt het globale karakter van internet met zich mee dat verschillen in rechtscultuur en economische ontwikkeling van landen een grotere rol spelen. Opmerkelijk is dat hier, net als bij de mislukte poging tot het reguleren van onze vrijheidsrechten, de belangrijkste reden voor het falen van regulering ongenoemd blijft. Dat wil zeggen, democratische staten hebben op grond van technische kenmerken van internet geen effectieve juridische middelen om het gedrag van andere staten, bedrijven en burgers te beïnvloeden.

Op het gebied van de veiligheid ten slotte dreigt er opnieuw een door traditionele taakopvattingen verblinde discussie te ontstaan. Cybercrime en zelfs cyberwarfare worden door bestaande instanties zoals politie en defensie op traditionele wijze bestreden. Ook hier wreekt zich het gebrek aan inzicht in het fundamenteel andere karakter van internet.

Technische eigenschappen van internet beperken effectieve overheidsinvloed

De belangrijkste oorzaak van het falende toezicht op onze vrijheid, eigendommen en veiligheid op het Internet is gelegen in de techniek. Beter gezegd: de technische eigenschappen van internet beperken de mogelijkheden van overheden om effectief invloed uit te oefenen zolang zij dat op de traditionele (hiërarchische, centralistische) wijze proberen te doen. Het globale en decentrale karakter van internet en de technische mogelijkheden voor de gebruikers om zich aan identificatie te onttrekken (anonymizers) en hun handelen onzichtbaar te maken (cryptografie) of buiten het bereik van de overheid te brengen (relocatie) verhinderen dat.

Aansprekende voorbeelden van het laatste zijn downloadsites die van land naar land verhuizen als ze aangepakt dreigen te worden (vgl. Pirate Bay), maar ook burgers kunnen met behulp van anonymizers en cryptografie hun gedrag feitelijk losmaken van hun persoon. De techniek ontwikkelt zich bovendien in een richting die de balans steeds meer in het voordeel van de gebruiker doet omslaan. Nieuwe mogelijkheden op het gebied van telecommunicatie zullen nog meer dan nu het geval is monitoring en surveillance van het gedrag van burgers bemoeilijken. De rol en het gebruik van internet in de Arabische lente en de talloze gaten in de Great Chinese Firewall vormen hiervan slechts de aankondiging.

Burgers moeten zich op internet zelf beschermen

Op het Internet kan de overheid de vrijheid, de eigendommen en de veiligheid van burgers niet garanderen. De laatsten zijn op het Internet op zichzelf aangewezen. Het enige dat een overheid kan en móet doen, is burgers helpen zichzelf te beschermen. Dat kan ze doen door de burger via onderwijs en voorlichting bewust te maken van de gevaren van het Internet en zijn kennis van technische beschermingsmiddelen te vergroten. Ook kan de overheid via onderzoek en economische impulsen de ontwikkeling van beschermingsmiddelen vergroten en het gebruik en de verspreiding ervan te bevorderen. Doen overheden dit niet en houden zij vast aan hun op een traditionele taakopvatting gebaseerde gedrag, dan zullen burgers wereldwijd veel langer last hebben van de gebrekkige bescherming van hun vrijheid, eigendommen en veiligheid.

Kees de Vey Mestdagh is oprichter en hoofd van het Centrum voor Recht en ICT. Hij initieerde en implementeerde het Bachelors- en Mastersprogramma Recht&ICT bij de Universiteit van Groningen, die een nieuwe generatie van juristen en bestuurders opleidt met de nodige kennis van de digitale wereld. Zijn onderzoek concentreert zich op het IT-recht, Internet Governance en Kunstmatige Intelligentie en Recht.