Agressie tegen overheidsdienaren: burgers moeten vlotter gezag erkennen

Agressie tegen treinconducteurs, ambulancepersoneel, leraren en toezichthouders wordt niet opgelost door de lik-op-stukbenadering van minister Opstelten. Publieke professionals moeten hun angst voor gezagsuitoefening overwinnen. En burgers moeten vlotter gezag toekennen.

Treinconducteurs, toezichthouders, leraren en vele andere publieke functionarissen zijn regelmatig slachtoffer van verbaal en fysiek geweld. Tijdens massale evenementen als oud en nieuw brengt die agressie veel consternatie teweeg. Dat is begrijpelijk: burgers hebben er de buik van vol dat publieke werknemers de volle laag krijgen te midden van een dronken en stoned publiek. Minister Opstelten hamert op snelrecht, lik-op-stuk en forse straffen om die tendens te keren. Toch is het de vraag of straf optreden altijd helpt. Bovendien valt er veel aan te merken op het zero tolerance  beleid dat kenmerkend is voor het programma Veilige Publieke Taak (VPT).

Vanaf 2006 beoogt dat programma agressie tegen publieke werknemers te keren. Hoewel we aangewezen zijn op dat beleid meen ik dat het op hoofdpunten tekort schiet. De oplossing ligt niet in het tegengaan van alle vormen van agressief gedrag zoals het programma suggereert, noch in een breed ingezette strafrechtelijke aanpak.

De strijd tegen agressie in het publieke domein is allereerst een maatschappelijke opdracht en is aangewezen op een revitalisering van gezag. Nu heeft ‘gezag’ in een democratische samenleving een slecht imago. Het lijkt synoniem geworden aan ‘tegen je zin’ en ‘opgelegd’. Het besef dat je vrijwillig kunt instemmen met andermans verzoek is bepaald niet levendig. Hoe dan een positieve betekenis aan gezag geven?

Vraagtekens bij het programma om publieke professionals te beschermen

Laten we eerst het programma VPT nader bekijken. Dit is ambitieus opgezet en richt zich onder meer op het helpen van werkgevers bij het beschermen van hun werknemers en het aanpakken van de daders. De landelijke normstelling bestaat uit vier regels waarvan de eerste luidt: ‘Agressief of gewelddadig gedrag tegen werknemers met een publieke taak wordt nooit getolereerd’. Het programma spoort werknemers dan ook aan elk geval van agressie of geweld te melden.

Dat beleid heeft ertoe bijgedragen dat vanaf 2006 het aantal slachtoffers onder publieke werknemers behoorlijk is gedaald. Niettemin gaat het gebukt onder een ambitieuze opzet. Op de eerste plaats blijkt dat allerlei werknemers verbaal geweld nooit laten registreren omdat zij anders ‘wel bezig kunnen blijven’. Ook bedreigingen komen lang niet altijd terug in de incidentenregistraties. Daarnaast is vastgesteld dat werknemers niet zitten te wachten op uitgebreide agressietools en protocollen. Die instrumenten worden eerder als een last ervaren dan als handvat.

Vervolgens kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de norm ‘agressief gedrag wordt nooit getolereerd’. Beschik je wel over de handhavingsmiddelen om naleving van deze maatstaf af te dwingen? Is het wel wenselijk dat alle vormen van agressief gedrag strafrechtelijk worden afgehandeld? Natuurlijk heeft een term als ‘nooit tolereren’ allereerst de functie een ferme symbolische boodschap af te geven. Maar in werkelijkheid horen beledigingen bij het stressvolle stedelijke leven. Burgers schieten uit hun slof en verliezen tijdelijk hun zelfcontrole. Die vervelende reacties moeten niet worden gecriminaliseerd. Dat is zinloos en geeft een verkeerd signaal af: ‘zero friction’ zou de publieke norm moeten zijn.

Een ander probleem is dat ‘zero tolerance’ zich niet verdraagt met het rechterlijke streven naar maatwerk. Mogelijk treft beide partijen blaam en heeft de publieke werknemer de burger geprovoceerd. Mogelijk gaat het om een first offender, enzovoort. Het ligt meer voor de hand dat politie en justitie zich richten op zwaardere vormen van agressief gedrag.

Driekwart van alle voorvallen waarmee publieke werknemers te maken hebben, wordt veroorzaakt door factoren die buiten het werk en de organisatie liggen. Werkgevers en werknemers hebben er nagenoeg geen invloed op. Het ligt dan ook niet in de rede dat het programma Veilige Publieke Taak een verdere forse afname van agressie tegen publieke werknemers kan realiseren. We mogen meer verwachten van burgerschap en een vlottere toekenning van gezag door het publiek.

Publieke professionals met ‘gezagsangst’

Zoals gezegd, veel burgers verzetten zich automatisch tegen gezag. Zij menen dat aanspreken op gedrag een ergerlijke zaak is omdat ‘mij’ de wet wordt voorgeschreven. ‘Wie ben jij om mij te commanderen!’ Hier zou zich wel eens de aversie tegen bemoeizucht en het rotsvaste geloof dat je als burger niet met toezicht lastiggevallen mag worden, kunnen wreken. Tegelijkertijd hebben veel leraren, toezichthouders en treinconducteurs er moeite mee gezaghebbend op te treden. Die wankelmoedigheid kan ertoe bijdragen dat een deel van het publiek zich niks aantrekt van de publieke normen.

Is het gezag daadwerkelijk op de terugtocht? Zijn werknemers met een publieke taak angstig om hun gezag uit te oefenen? Volgens onderzoeker Jurriën Rood – auteur van het boek Wat is er mis met gezag? – is de angst voor gezagsuitoefening alomtegenwoordig; de meeste beroepsgroepen zijn blijven hangen in hun afkeer van streng gezag en omarmen wat hij ‘zachtmoedig en toegeeflijk gezag’ noemt. Men voelt een weerzin iets te doen wat men niet wil (streng zijn; optreden) en dat loopt menigmaal uit op angst voor de gezagstoekenners.

Vooral het gezag van leraren is in de versukkeling geraakt. Duidelijkheid en strengheid zijn ver te zoeken. Veel leraren vinden het vervelend kinderen tot orde te roepen; zij miskennen hun leidende rol en spreken slechts besmuikt over gezagsuitoefening. Vaak zetten ze alle kaarten op gelijkwaardige argumentatie. Of het moet ‘gezellig’ blijven.  Ook artsen, verplegers en ambulancebroeders zien zichzelf primair als dienstverleners en gaan gezagsvol optreden menigmaal uit de weg. Velen hebben er moeite mee de hiërarchische aspecten van de gezagsrelatie te herkennen.

Politiemensen daarentegen lijken minder last te hebben van gezagsangst. Volgens Rood geven de-escalerende en verbale vermogens de doorslag: ‘Je mond is je belangrijkste wapen’. In Amsterdam – waar Rood onderzoek deed – treedt de politie doorgaans onbezorgd, vriendelijk en doortastend op. De overgrote meerderheid van de bevolking doet meteen wat de politie vraagt.

Vlotter toekennen van gezag

Kunnen ‘wij democraten’ constructieve betekenissen aan alledaags gezag geven? Volgens filosofe Hannah Arendt duidt gezag oorspronkelijk op ‘stichten’ en ‘vestigen’. Vertaald naar alledaagse publieke ruimte: gezaghebbende personen nemen initiatief door situaties te (her)definiëren ‘voor’ anderen. Dat veronderstelt onder andere moreel overwicht, een dynamische attitude en moed. Je moet onwenselijk gedrag zien te doorbreken door in te grijpen en het initiatief naar je toe te trekken. Je laat zien voor welke zaak en voor welke normen je staat. Dat geldt ook voor leraren. Leerlingen hebben juist behoefte aan een gedecideerd ‘voorgaan’ van de docent. Daarnaast is consequent zijn van belang en moeten de regels als eerlijk worden ervaren.

Natuurlijk, dat ‘voorgaan’ brengt eigensoortige problemen met zich mee en zal regelmatig op weerstand stuiten. Velen zullen aanstoot nemen aan professionals die hun visie met veel aplomb aan de man brengen. Van belang is daarom dat gezag in het teken staat van een dienstbare en welwillende houding.

Burgers zouden er aan moeten wennen dat werknemers met een publieke taak – conducteurs, toezichthouders, hulpverleners – het voortouw te nemen. We zouden hen daarbij meer speelruimte kunnen geven en kunnen meewerken. Accepteren dat zij hun werk moeten doen en dus niet bij voorbaat trakteren op tegenspraak. Sneller egocentrische reflexen als ‘dat maak ik zelf wel uit’ leren relativeren. Het gezag dat zij uitoefenen is geen inbreuk op ‘mijn’ vrijheid  maar is publieke dienstverlening.  Dat vereist een sterker besef dat fair gebruik van de publieke ruimte en vreedzame interactie op straat bescherming behoeven. Het grootste probleem ligt dan ook bij de gezagstoekenning door de burger. De kunst is de koudwatervrees voor asymmetrische verhoudingen en de spastische omgang met mensen die leiding op zich nemen, te boven te komen.

Niemand is gebaat bij zwakke gezagsdragers. We weten niet waarop we kunnen rekenen en ze kunnen mensen niet helpen als de nood aan de man is. De ‘brutalen’ en ‘onverschilligen’ gaan vervolgens hun gang en eisen het recht van de sterkste voor zich op. Onvermijdelijk weerklinkt daarna de roep om repressie.

Bas van Stokkom is socioloog en verbonden aan de vaksectie strafrecht en criminologie van de Radboud Universiteit en aan de faculteit sociale wetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Deze tekst is gebaseerd op het boek Met gezag! Agressie tegen publieke werknemers: inzicht en uitzicht, Den Haag: Boom / Lemma. Najaar 2014 verschijnt van hem: Vox Pop. De tegencultuur van rechts (Boom).

 

Foto: Bas Bogers

Dit artikel is 1948 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. De Swaan beschreef de stap van ‘bevelshuishouding’ naar ‘onderhandelings-huishouding’ als een belangrijke in het civilisatieproces. En veel professionals die kaderstellend bezig zijn hebben die vaardigheid zich eigen gemaakt.
    Maar ja, er zijn grenzen en dan moet er worden opgetreden. En het soms zeer ruime gebruik van alcohol en drugs maakt het soms moeilijk te onderkennen dat er (door jou) grenzen worden overschreden en dat er dus (tegen jou) moet worden opgetreden. Dat wordt dan niet gepikt.
    Dit alles verklaart echter niet de steeds heter wordende ‘koude boosheid’ die wij allen in toenemende mate voelen en soms ook uiten. Boosheid ten gevolge van de vele vaak kleine, maar soms ook grote perversiteiten die ons zijn of worden aangedaan. Een perversiteit is een situatie die ontstaat waar een op zich legitieme of logische (set van ) regel(s) c.q. standaarden of protocollen (moet) wordt toegepast in een situatie waar deze niet (meer) passen
    Maar zolang wij (moeten) blijven geloven in het adagium:’dat als je je aan de regels houdt de dingen goed gaan’ neemt het aantal perversiteiten en dus deze boosheid toe, zonder dat in beeld is te krijgen wat daar de oorzaak van is. (Maatschappelijke) escalatie is hier dan geen onlogisch (politiek) gevolg.
    Deze professionals komen zo knel tussen wat moet en wat logisch is.
    Dat geldt voor politiemensen, leraren, artsen, verpleegkundigen en ga zo maar even door.
    Wil er daarom weer respect voor ‘gezag’ komen dan zullen degenen die pretenderen deze uit te (laten) dragen eerst de hand in eigen boezem moeten steken door te onderkennen wat ze soms eigenlijk aan het doen zijn en wat dus in en uit hun naam wordt veroorzaakt.
    Dit geldt voor verzekeraars, ministeries, gemeenten, etc……
    Ik vrees dat in de huidige zero-tolerance cultuur hier nog een lange weg te gaan is.
    En intussen neemt het probleem alleen maar toe.
    Ik schrijf er al jaren over.
    En zie het groeien.
    Zie hiervoor met Google: ‘Flink de P in’ en ‘Ken je dat land achter de regels’.

  2. Het onderwerp` Gezag` is terecht een zeer actueel onderwerp. We hebben in de politieregio Zeeland West Brabant een symposium georganiseerd met als onderwerp: `Zonder Gezag geen Veilige Publieke Taak`!. Inleiders waren o.a. Thijs Jansen, co-auteur van `Gezagsdragers, de publieke zaak op zoek naar haar verdedigers` en de CdK Zeeland Han Polman.
    Inleidingen en het verslag van het symposium zijn te vinden op http://www.veiligepublieketaakzwn.nl

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *