Nemen wij kinderen hun jeugd af door in te grijpen in pesten? Dat lijkt een gekke vraag maar het wordt wel degelijk beweerd, door mensen als Helene Guldberg (bekend van haar boek “Reclaiming Childhood”). Zij zal deze stelling zonder twijfel naar voren brengen in een van de vele debatten die er gehouden worden over het onderwerp pesten.[1] De gedachte is dat wij niet teveel moeten ingrijpen in (pesten in) de kindertijd, omdat we kinderen daarmee de kans ontnemen om te leren en sterk en weerbaar te worden. De onderliggende gedachte is dat pesten een natuurlijk proces is, dat nu eenmaal bij kindertijd hoort en dat kinderen daarvan leren en er weerbaar van worden. Guldberg zet zich af tegen de overdreven veiligheidscultuur die met name in de Verenigde Staten (ingegeven door angst voor torenhoge verzekeringsclaims) onder ouders woedt. Kinderen mogen niet meer buiten spelen, hebben helmpjes op, zwembaden en speeltoestellen blijven ongebruikt, etcetera. Uiteraard is het goed om je te verzetten tegen de gedachte dat je kinderen buiten het echte leven moet houden. Ze groeien dan wel op, maar kunnen zich niet ontwikkelen. Maar de vraag is of dit ook voor pesten geldt. Is pesten een natuurlijk proces via welke een kind zich moet kunnen ontwikkelen?
De idee van een kindertijd van kinderen onder elkaar, die samen leren in een natuurlijk proces, is een mythe. Nergens in de geschiedenis van de mensheid (of daarvoor en daarnaast, bij andere primaten) werden kinderen bij elkaar gezet, op basis van hun leeftijd en met weinig tot geen volwassen toezicht. De gedachte dat een dergelijke kindertijd natuurlijk is, berust dan ook nergens op. Bij de aan de mens verwante primaten is er steeds minstens een volwassen vrouwtje in de buurt, die oplet en ingrijpt als het testen, het elkaar uitproberen, te ver gaat.[2] Ook zijn de eventuele groepen kinderen veel verticaler van leeftijdsopbouw, zodat de meer ervaren groteren het kunnen opnemen voor de kleintjes. Dat wij als mensen onze kinderen in leeftijdgroepen bij elkaar zetten, en dat bovendien volhouden tot ze 21 jaar oud zijn, is zelfs nieuw in de geschiedenis van de mensheid. Pesten mag weliswaar van alle tijden zijn (hoewel ook dat wij ons zouden moeten afvragen), deze huidige sociale context is dat zeker niet, en juist de sociale context in het algemeen (en die van ons in het bijzonder) bepaalt hoe en hoeveel er gepest wordt.
Er is een belangrijk verschil tussen pesten en testen, dat door Guldberg en de haren even over het hoofd wordt gezien. Testen kan een onderdeel zijn van het socialisatieproces, pesten is een ontsporing ervan, wanneer niemand de verantwoordelijkheid neemt om in te grijpen. En juist de ontsporingen zijn kenmerkend voor de mensheid, de meest in het oog springende vinden plaats onder invloed van grote ideologieën (denk aan de Holocaust) maar ook op kleine schaal is de groepsideologie een verklaring voor ontsporing, namelijk pesten. Het denken over `anders zijn’ en de mate van tolerantie die de groep daarvoor heeft, gaat namelijk vooraf aan het pesten. Dat wij mensen de neiging hebben ons te onderwerpen aan groepsideologie, is de keerzijde van ons sociale instinct.[3] Het geeft wel aan waar de bron ligt voor pesten en daarmee ook hoe je pesten het beste kunt aanpakken.
Mensen als Guldberg gaan voorbij aan de bron van het pesten èn aan de sociale en historische context van ons concept van kindertijd. Ze hebben een romantisch beeld van het concept kindertijd, dat ze zien als iets `natuurlijks’, iets onvermijdelijks en zelfs iets goeds. Pesten is volgens hen een natuurlijk en onvermijdelijk onderdeel van de kindertijd. Kinderen zouden ervan leren en opgroeien tot weerbare volwassenen. Nog afgezien van de prijs die er voor dat leren wordt betaald (de pestslachtoffers mogen blijkbaar geofferd worden voor het leerproces van anderen) kan ik uit eigen ervaring zeggen dat ook de daders en meelopers achteraf niet blij zijn met een dergelijk leerproces. Ik heb op een reünie goede gesprekken gehad met mijn daders en meelopers, en ze gaven aan dat ze zowel nu niet blij zijn met het pesten in het verleden, maar destijds ook niet. Ze voelden zich ongemakkelijk onder de situatie.
Uit onderzoek blijkt dan ook dat pesten ook schadelijk is voor daders en meelopers.[4] Wat is dan het leerproces? Volgens Guldberg doen kinderen op die manier weerbaarheid op, maar ook dat klopt niet. Weerbaarheid wordt opgedaan via vertrouwen in anderen, niet via wantrouwen en onveiligheid.[5] Nogmaals, wat is dan het leerproces bij pesten? Dat volwassenen geen poot uitsteken als het groepsproces uit de hand loopt. Zo blijkt uit onderzoek dat leerkrachten die vinden dat pesten erbij hoort, niet snel geneigd zijn om in te grijpen. [6]
Als de opvatting wordt, zoals Guldberg en met haar sommige anderen willen, dat volwassenen hun handen van het groepsproces aftrekken, dan pas nemen wij kinderen hun jeugd af. En dat geldt niet alleen voor de vele slachtoffers van pesten. Geef kinderen hun jeugd terug door ze te beschermen tegen pesten, daar vaart iedereen wel bij.
[1] http://www.elawevents.org/cyberbullyingdislike!/program.html
[2] Zie Frans de Waal (2005): De aap in ons. Waarom wij zijn wie wij zijn.
[3] http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/Wetenschap-Gezondheid/article/detail/3507125/2013/09/10/Mededogen-is-te-danken-aan-de-evolutie.dhtml
[4] http://www.didactiefonline.nl/component/content/article/11383-pesten-schadelijk-voor-slachtoffer-en-dader.html
[5] http://www.psychologytoday.com/blog/the-athletes-way/201306/positive-actions-build-social-capital-and-resilience
[6] Frits Goossens, Marjolein Vermande en Matty van der Meulen (red.)(2012): Pesten op school. Achtergronden en interventies, p.111