COLUMN Identiteitspolitiek: door de zure appel van schuldgevoel en ongemak heen bijten

Identiteitspolitiek heeft momenteel een slechte naam. Verschillende columnisten trekken hard van leer tegen bewegingen, in het bijzonder bewegingen vanuit mensen van kleur en van mensen van migrantenafkomst, die opkomen voor hun rechten.

Bijvoorbeeld Marjan Slob in de Volkskrant: volgens haar gaat identiteitspolitiek alleen maar over persoonlijke verhalen en niet over maatschappelijke verandering. Hans van Heijningen stelt in een artikel op socialevraagstukken.nl dat volgens hem identiteitspolitiek zorgt voor 'wij–zij tegenstellingen waar het gros van de mensen niets bij te winnen heeft’.

Ook in mijn eigen vriendenkring hoor ik kritiek: er wordt gemopperd dat identiteitspolitiek alleen maar zou leiden tot strijd en niet goed is voor de ‘eenheid’. Historisch gezien slaat deze kritiek de plank mis. Maar ook vanuit de psychologie kunnen we stellen dat deze afwijzende houding ten aanzien van identiteitspolitiek niet juist is.

Maatschappelijk onrecht

Alhoewel de term identiteitspolitiek vaak valt, wordt deze zelden uitgelegd. Volgens Wikipedia is identiteitspolitiek ‘het bedrijven van politiek vanuit de sociale identiteit van een bepaalde groep en de door deze groep gedeelde ervaring van maatschappelijk onrecht. Het is een breed, vaak in kritische zin gehanteerd containerbegrip, waaronder bewegingen vallen die etnische achtergrond, seksuele voorkeur, gender, regionale identiteit of religieuze identiteit vooropstellen.

Dergelijke groepsidentiteiten worden tegenover de cultureel dominante groep in een maatschappij gesteld.’ Simpel gezegd gaat dus om groepen die voor zichzelf opkomen, of om Mark Rutte te parafraseren ‘zich invechten’ in de samenleving.

Ik denk dan bijvoorbeeld aan mensen die het niet langer accepteren dat zij vanwege hun huidskleur slechter worden behandeld door politie of beveiligers, minder kans maken op een baan of op sociale media bedreigd worden. Mandela wordt door Van Heijningen geprezen maar is juist bij uitstek een voorbeeld van identiteitspolitiek: hij benadrukte het belang van héél Zuid Afrika maar kwam natuurlijk wel degelijk openlijk op voor de onderdrukte niet-witte Zuid Afrikaanse bevolking en verbeterde hun rechten en positie.

Dat bewegingen opkomen voor hun rechten, klinkt mij als muziek in de oren. Adriejan van Veen, universitair docent politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit, liet in zijn artikel in de Volkskrant zien dat Nederland juist gevormd is door identiteitspolitiek: jongeren, vrouwen, arbeiders en homoseksuelen zijn de vorige eeuw hun rechten gaan opeisen. Die bewegingen van groepen die uit de marge treden en voor zichzelf opkwamen, heeft Nederland een land gemaakt waarin meer mensen, meer mogelijkheden en kansen hebben gekregen. Marjan Slob heeft dus duidelijk ongelijk als zij impliceert dat identiteitspolitiek niet zorgt voor maatschappelijke verandering.

Protest tegen homohaat

Identiteitspolitiek heeft het leven in Nederland er dus een stuk prettiger op gemaakt. Om mij zelf als voorbeeld te nemen: in juni 1982, toen ikzelf nog maar net het levenslicht had gezien, gingen dappere homo’s, lesbische vrouwen en biseksuelen de straten op in Amersfoort op te protesteren tegen homohaat en te pleiten voor meer acceptatie.

Critici hebben gelijk als ze zeggen dat dit in eerste instantie strijd kan oproepen: de conservatieve heterojongeren in en rondom Amersfoort sloegen de protesterende roze actievoerders bont en blauw. De gevolgen van dit afschuwelijke geweld tegen mensen vanwege hun seksuele voorkeur waren groot: er ging een golf van verontwaardiging door Nederland. Daardoor en door de aanhoudende inzet van de homobeweging, veranderde de situatie in Nederland langzaam. Begin jaren ‘80 begon de Nederlandse overheid met een internationaal revolutionair beleid gericht op ‘homoacceptatie’. En de rest is geschiedenis. Anno 2018 zijn we er trots op een van de meest LHBTI-vriendelijke landen te zijn, maar dat werden we uiteraard niet bij toverslag.

Zegeningen van de vrouwenbeweging

Dankzij de identiteitspolitiek van de Nederlandse homobeweging en overheid ben ik gelukkig en openlijk getrouwd met mijn vrouw en hebben we samen kinderen. Mijn buren gooien niet onze ramen in en ik hoef niet bang zijn mijn baan te verliezen omdat ik lesbisch ben. Tel daarbij de zegeningen van de vrouwenbeweging op: ik ben Aletta Jacobs, de Dolle Mina’s, Anja Meulenbelt en al die anderen stoere vrouwen intens dankbaar dat ik heb kunnen studeren, dat ik kan stemmen, dat ik mijn eigen geld beheer, dat ik ‘s avonds onbezorgd op het terras kan zitten, dat ik zelf bepalen met wie ik seks heb of juist niet.

Zo zorgde Hilda Verwey Jonker, ervoor dat getrouwde vrouwen handelingsbekwaam werden. Dankzij deze bekende feministe en sociologe haar identiteitspolitiek, kan ik dus over mijn geld beschikken en zelf bepalen wat ik uitgeef. Hoera voor de identiteitspolitiek!

Dat neemt niet weg dat de vrouwen- en de LHBTI-beweging agressie hebben opgeroepen en dat nog steeds doen. In psychologische studies is aangetoond dat mensen die anderen confronteren met hun vooroordelen, daarna meestal niet meer aardig worden gevonden. Dat vraagt dus lef. Want tegelijkertijd blijken die confrontaties wél effect te hebben. Niet alleen de vriendelijk ingeklede varianten (‘Misschien komt jouw opmerking niet zo goed over bij vrouwen’), maar ook de wat minder subtiele confrontaties (‘Wat jij zegt, is puur seksisme’), concludeerde de psycholoog Czopp.

Omstanders kunnen een verschil maken

Belangrijk is dat niet alleen de mensen die slachtoffer zijn van discriminatie, confronteren, maar juist ook de omstanders dat doen: zoals Nelson (2011) beschreef in een review, kunnen omstanders een verschil maken door duidelijk aan te geven dat er gediscrimineerd wordt en dat niet acceptabel is. Dat je door de een deel van de samenleving dan niet meer aardig wordt gevonden, en je daarna te boek staat als ‘man-hatende tuinbroekpot’, ‘relnicht’ of zoals zangeres Anouk als ‘landverrader’, heeft activisten en hun medestanders niet tegengehouden. Identiteitspolitiek wordt namelijk niet bedreven om aardig te worden gevonden, maar om te strijden voor rechtvaardigheid.

Waarom dan die weerstand tegen identiteitspolitiek? Waarom die beschuldiging dat het alleen maar leidt tot strijd? Misschien komt dat omdat veel mensen er ongemakkelijk van worden. Geconfronteerd worden met je eigen vooroordelen, leidt bij mensen die discriminatie sterk afkeuren, tot schuldgevoelens en andere negatieve gevoelens.

Productieve schuldgevoelens

Identiteitspolitiek is dus duidelijk geen feestje: als je misschien in de illusie verkeerde - zoals Van Heijningen - dat het alleen het belang van de meerderheid telt, kom je erachter dat er toch ongelijkheden en tegenstellingen bestaan in de samenleving die schreeuwen om verandering. Dat kan pijnlijk zijn. Maar zoals de psycholoog Monteith onder meer aantoonde, zijn die schuldgevoelens die je hierdoor kan ervaren wel degelijk productief: mensen die zich schuldig voelen nadat ze betrapt zijn op vooroordelen, doen daarna vaak beter hun best om hun eigen vooroordelen onder de ruim te houden.

En wanneer mensen minder vooroordelen uiten, krijgen we denk ik een prettigere samenleving: eentje waarin je ongeacht je huidskleur (of gender, seksuele voorkeur etc.) een goede baan kunt krijgen, veilig bent, en een fijn leven kunt leiden. Tegen mijn kritische vrienden zou ik willen zeggen: bijt door de zure appel van ongemak en schuldgevoel heen, kom op zet de schouders eronder en doe mee aan de verandering. Want dat is het echt meer dan waard.

Hanneke Felten is projectleider Effectiviteit en diversiteit bij Movisie en projectleider van de Alliantie Genderdiversiteit.

Foto: Partij van de Arbeid (Flickr Creative Commons)