COLUMN Rolf de Jong: Vrijwilligerswerk betalen?

Er wordt wel eens voorgesteld om het aantal vrijwilligers te vergroten door een financiële vergoeding tegenover de gewerkte uren te zetten: een vrijwilliger met uurloon zeg maar. De redenering is dan dat vrijwilligerswerk iets “belastends” is en dat er tegenover die belasting dan maar iets positiefs (het geld) gezet moet worden. Er is behoorlijk wat literatuur over de effecten van beloningen en die literatuur draait dan veelal om de vraag of de “intrinsieke motivatie” wel of niet wordt ondermijnd door de beloning.

In een mooi onderzoek laten Uri Gneezy en Aldo Rustichini zien dat de gevolgen van pogingen gedrag te beïnvloeden met relatief kleine geldbedragen niet altijd zo uitpakken als je zou verwachten. In hun onderzoek – in Israël –  ging het om een lage boete op het te laat komen ophalen van kinderen uit de opvang. De verwachting vooraf was dat een boete het aantal te laat opgehaalde kinderen – of eigenlijk het aantal te laat komende ouders – zou verlagen.

Er werden twee groepen van dagverblijven samengesteld. De controlegroep bestond uit dagverblijven waar niets veranderde gedurende het experiment. De experimentele groep bestond uit dagverblijven waar eerst 4 weken werd gekeken hoe het ging, waarna in de vijfde week een boete werd opgelegd als een ouder te laat was bij het ophalen van kind of kinderen. De boete werd weer afgeschaft aan het begin van de 17e week. De resultaten zijn te vinden in de onderstaande grafiek:

 

grafiek over vrijwilligerswerk

 

Tot verrassing van velen ging het aantal ouders dat te laat kwam door het invoeren van de boete omhoog.  Zelfs toen de boete weer werd teruggedraaid bleef het aantal ouders dat te laat kwam op het verhoogde niveau hangen.

De auteurs dragen meerdere verklaringen aan, maar gaan er uiteindelijk van uit dat het invoeren van de boete het “spel” tussen ouders en dagverblijf verandert. Dat spelt draait dan om hoe ouders hun – incomplete, want ruimte voor interpretatie latende – afspraken met de opvang interpreteren. Zonder boete lijkt er sprake te zijn van een “sociaal contract” waarin ouders zich realiseren dat als zij te laat komen, de leiding daarvoor moet opdraaien. Dat zorgt voor een zekere disciplinering. Na het invoeren van de lage boete lijkt het spel meer te worden ” ik betaal voor het recht te laat te mogen komen” en wordt het dus veel meer een financieel contract. Het lijkt verder  bovendien zo te zijn dat een eenmaal “te kopen recht” ook na het vervallen van de mogelijkheid tot kopen als een “recht” wordt gezien: ouders blijven hun kinderen te laat ophalen.

Al met al dus voldoende reden om voorzichtig te zijn met het sturen van gedrag met geld in situaties waarin sociale contracten een rol spelen. Dat geldt dan dus ook voor vrijwilligerswerk. De auteurs vatten het bovenstaande mooi samen met de titel van hun artikel: “a fine is a price” – een boete is gewoon een te betalen prijs.

Literatuur:
Uri Gneezy, Aldo Rustichini. A Fine is a Price.  Journal of Legal Studies, vol. 29. issue 1, 2000, pp. 1-17

Rolf de Jong is betrokken bij de ontwikkeling van de lokale civil society in Rotterdam. Zijn belangstelling ligt onder meer bij zelforganisatie en beleid. Deze en meer columns zijn te vinden op zijn blog: www.civilsociety010.nl