De noodzaak van nieuwe buurtinfrastructuren

Het buurthuis, de bibliotheek en het verzorgingshuis hebben de poorten gesloten. Nú is het moment voor woningcorporaties om bij te dragen aan een buurtinfrastructuur, tegen de stroom in die wil dat ze teruggaan naar hun ‘kerntaak’ van huizen bouwen en beheren.

‘Sluiting van het verzorgingshuis treft de hele wijk’, kopte Trouw op 14 april. De huisbewoners raken hun huis kwijt, en de wijkbewoners de in het huis aanwezige voorzieningen: de maaltijd in het restaurant, de kapper, het gymnastiek-lokaal. In dorpen zijn de consequenties nog groter. Geen restaurant meer, pinautomaat, PostNL of elektrisch autootje voor gezamenlijk gebruik. We maken vandaag de dag het afscheid mee van een aantal evergreens van de naoorlogse verzorgingsstaat. Niet alleen het verzorgingshuis sluit de deur, maar ook het buurthuis en het bibliotheekfiliaal. Stiller wordt het in de instituties van de verzorgingsstaat en drukker in de dorpen, buurten, straten en portieken waar kwetsbare groepen aan huis gebonden zijn. Een nieuwe buurt- of dorpsinfrastructuur is nodig. Woningcorporaties zouden deze uitdaging als geen ander kunnen oppakken.

Corporaties hebben altijd meer gedaan dan investeren in stenen

Maar durven corporaties in het offensief te gaan? ‘Terug naar je kerntaken’ is het vaandel waarachter de woningcorporaties, gesteund door minister Blok, zich al een tijdje aan het hergroeperen zijn. De crisis op de vastgoedmarkt, de financiële ondersteuning van in nood verkerende collega’s, EU-wetgeving en de verhuurdersheffing hebben hun (financiële) speelruimte sterk beperkt. Voorts is er de bezinning op de hoge ambities en de veelheid van goed bedoelde projecten die men links en rechts had opgezet. De vraag is of een dergelijke defensieve houding verstandig is. Je hoeft niet over een olifantsgeheugen te beschikken om te weten dat juist een offensieve houding door de corporatiesector tot voor kort breed gedragen werd - én door de rijksoverheid aangemoedigd. Zo lang is het niet geleden, november 2006, dat VROM-minister Winsemius deze verhuurders opriep zich in de breedste zin te ontfermen over de veertig slechtste wijken van Nederland. Ook latere ministers als Ella Vogelaar (2007-2008) en Eberhard van der Laan (2008-2010) van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) bleven op dit spoor. Pas na hen verzette het Rijk ideologisch de wissels. ‘Het pure wonen’ - de woorden zijn van minister Liesbeth Spies van BzK (2011-2012) - zou vanaf nu centraal komen te staan. Natuurlijk ook ingegeven door een aantal spraakmakende faux passes van corporaties. De voorbeelden zijn overbekend.

Maar het pure wonen is nooit het hele DNA geweest van woningcorporaties. Corporaties hebben altijd breder gekeken. Onderstaande figuur 1 vat deze brede visie samen.

Figuur 1: De interdependenties tussen stenen, wijken en mensen

Op dit moment wil de Rijksoverheid dat corporaties zich radicaal bekeren tot de bovenste punt van de driehoek: huizen beheren en bouwen voor mensen met weinig geld. Investeren in bewoners en wijken wordt de gemeentelijke overheid, de markt en de civil society toegeschoven.

Corporaties hebben met hun 2,4 miljoen huurwoningen substantiële delen van steden en wijken in handen. Als een dergelijke partij zich terugtrekt op het smallere domein van het pure wonen, dan lijkt met het verdwijnen van verzorgingshuizen, buurthuizen en bibliotheekfilialen de buurtinfrastructuur verder te verzwakken. Bedenk daarbij dat ook het winkellandschap drastisch aan het veranderen is. Zo staan veel buurtwinkelvoorzieningen op het punt van verdwijnen.

In de buurten tekent zich ook nieuw leven af

Maar er is niet alleen ontmanteling zichtbaar, ook nieuw leven tekent zich op buurtniveau af. We zien de inrichting van nieuwe kleinschalige eerstelijnsvoorzieningen. De bekendste zijn Buurtzorg op het terrein van wijkverpleging/thuiszorg en de Opvoedpoli op het terrein van de jeugdzorg. Het zijn non-hiërarchische instellingen, zonder hoofdkantoren, een minimum aan management en veel professionele autonomie. Ze leveren goedkopere zorg en de werknemers vinden het een verademing om ervoor te werken (althans volgens eerste berichten). De medewerkers zouden weer toekomen aan het echt helpen van mensen in straat en portiek.

Dan zien we natuurlijk ook de opkomst van nieuwe burgerbewegingen aangeduid met begrippen als zelforganisatie, Do-it-yourself en burgerkracht. Soms betreft het initiatieven vanuit het klassieke particulier initiatief (de speeltuinverenigingen, de kerken), maar vaak betreft het juist initiatieven van mensen die helemaal los staan van deze instituties. We botsen in de buurt sinds kort ook steeds vaker tegen zogenaamde wijkteams en wijkcoaches op. Metaforisch worden ze wel als sociale huisartsen omschreven - generalistische professionals die hulp en ondersteuning in de eerste lijn bieden aan probleemgezinnen, en pas bij complexe problematiek doorverwijzen naar de tweede lijn van specialisten. Hun taak is zoveel mogelijk zelf op te lossen.

Een laatste ontwikkeling die in direct verband staat met de sociale infrastructuur van wijken, is de economie dichtbij huis. We zien steeds meer jonge mensen een eigen bedrijf beginnen. Elk jaar vindt er een verdere toename plaats van het aantal eenmanszaken en kleine bedrijven. Ze  hebben een lokale worteling, maar een wijk overstijgend, soms mondiaal bereik.

We zien dus aan de ene kant traditionele voorzieningen wegvallen, en aan de andere kant nieuwe dynamiek ontstaan van nieuwe eerstelijnsvoorzieningen, nieuwe bedrijfjes en een nieuwe ‘nulde lijn’ in de vorm van allerhande burgerinitiatieven. Het is van groot belang dat corporaties deze ontwikkelingen zien en begrijpen, én er adequaat op anticiperen. Zeker in het licht van de drie grote transities die gemeenten te wachten staan (de komst van ‘Participatiewet’ en het verantwoordelijk worden voor jeugdzorg en langdurige zorg). Een aantal gevolgen laat zich gemakkelijk voorspellen. Voor ouderen en mensen met een handicap zijn de wegen naar intramurale zorg en beschut werk in de sociale werkvoorziening straks afgesloten. Mensen moeten het met een lagere uitkering doen (aanpassing Wajong) en er zal een toenemende druk op mantelzorg komen. Mensen zullen, vaak met verlies van inkomsten én verlies van ondersteuning vanuit zorg en welzijn, meer op zichzelf en op elkaar aangewezen zijn. De druk op het samenleven in buurt, straat en portiek gaat toenemen.

Corporaties, zet de vitale stap

Deze ontwikkelingen vragen om een antwoord van zelfbewuste corporaties die deze trends niet zien als een bedreiging, maar juist ook als een mogelijkheid om bij te dragen aan een buurtinfrastructuur die bewoners ondersteunt bij sociale en economische initiatieven. In een dergelijke dorp- en buurtinfrastructuur zouden werk- en ontmoetingsplaatsen een centrale plaats innemen. Een dergelijke infrastructuur kunnen corporaties met partners - zoals zorgverzekeraars, welzijnsorganisaties, uitkeringsinstanties - vrij snel realiseren Het gaat nadrukkelijk níet om het bouwen van nieuwe kostbare voorzieningen. Corporaties kunnen hun bestaande, al dan niet leegstaande, commerciële en maatschappelijke vastgoed inzetten. Denk aan bedrijfsruimten, leegstaande winkels, erfgoedpanden of schoolgebouwen. Wie oplet, ziet deze werk- en ontmoetingsplaatsen al op heel veel plekken opkomen (en ook al gesteund door corporaties). Vaak ligt daarbij het initiatief in handen van creatieven onder noemers van ‘social design’ en ‘community art’. De impact daarvan blijft vooralsnog beperkt tot exclusieve circuits. Dat is jammer. De werk- en ontmoetingsplekken moeten ook de mensen bereiken die hun restaurantje verloren hebben, buurtbewoners die uitgeput zijn van het mantelzorgen en even bij willen komen, of mensen die voor weinig geld aan gymnastiek willen doen. Maar ook buurtbewoners actief in de civic economy (ruildiensten et cetera) of buurtbewoners die vanuit informele circuits de sprong naar een eigen bedrijfje willen maken, dan wel buurtbewoners die gereedschap willen lenen, van internetfaciliteiten gebruik willen maken of elkaar op welke manier dan ook willen helpen.

Het buurthuis, de bibliotheek en het verzorgingshuis hebben de poorten gesloten en de sociale werkvoorziening heeft het bordje ‘vol’ op de deur gehangen. Nu is het moment voor corporaties om met andere partijen te gaan experimenteren met het vormgeven van buurtinfrastructuren op verschillende plekken. Nodig zijn corporaties die oog en oor hebben voor wat in buurten en straten gebeurt en wat bewoners zelf kunnen. Voor sommige plekken geldt dat veel kan worden overgelaten aan bewoners, terwijl voor andere straten en buurten geldt dat in deze werk- en ontmoetingsplaatsen extra ondersteunende professionele inzet noodzakelijk is. De ruimten zijn er, zo ook de buurtbewoners die er gebruik van willen maken en de verschillende professionals die een en ander kunnen begeleiden. Corporaties, zet voortvarend die eerste of tweede stap voor realisering ervan. Do it! Vitale wijken en dorpen zijnbedrijvige wijken en dorpen.

Radboud Engbersen  is werkzaam bij Platform31.Dit artikel is een verkorte bewerking van het essay Van buurtbarbecue naar buurtinfrastructuur. Corporaties en het veranderende sociale domein (april 2014) dat hij met Godfried Engbersen schreef voor De Vernieuwde Stad. Het hele essay is hier te downloaden.