De veelpleger van nu is mobiel en van alle markten thuis

De politie heeft steeds vaker te maken met een nieuw type veelpleger. Anders dan zijn ‘traditioneel’ opererende voorganger maakt hij zich schuldig aan een grote verscheidenheid aan misdrijven en verplaatst hij zich over grotere afstanden. Soms kan een individuele aanpak oplossing bieden.

Een verdachte die aan het Openbaar Ministerie wordt overgedragen, krijg een registratie in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie. Wanneer iemand minimaal 10 maal in dit systeem staat geregistreerd, wordt hij aangemerkt als veelpleger. Voor de aanpak van deze dadergroep, een van de speerpunten van het veiligheidsbeleid van de Nederlandse overheid, is in het verleden de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) in het leven geroepen. In de politiepraktijk wordt sinds enige jaren gesproken over de opkomst van een nieuwe veelpleger, die jonger en slimmer en meer berekend te werk gaat. Een belangrijke reden voor Bureau Beke om nader onderzoek te doen naar deze dadergroep.

De moderne veelpleger is flexibel en zwijgt

Het onderzoek laat zien dat  dat dit nieuw type veelpleger – tussen de 14 en 20 jaar – met enige regelmaat in het HKS wordt geregistreerd. Een analyse van registratie in het bronsysteem Basisvoorziening Handhaving (BHV) waarin alle politiecontacten van personen over de afgelopen vijf jaar inzichtelijk zijn, laat zien dat het nieuwe type veelpleger vaak is betrokken bij gewelddadige woninginbraken, overvallen en straatroven. Daarnaast is er sprake van betrokkenheid bij delicten zoals drugsrunnen en mensenhandel. De dadergroep is goed op de hoogte van de opsporingsmogelijkheden van de politie en anticipeert daarop. In verhoorsituaties wordt stelselmatig gezwegen. Voldoende bewijs om een succesvolle strafvervolging te starten, kan hierdoor ontbreken.. Registratie in BHV vertaalt zich daarom niet altijd in antecedenten in HKS. Formeel gezien is deze dadergroep daarom niet als veelpleger aan te merken, terwijl ze wel veelvuldig bij criminaliteit betrokken lijkt.

Uit focusgroepen die in het kader van dit onderzoek zijn gehouden in vier voormalige regiokorpsen, blijkt dat de nieuwe veelpleger vooral een Marokkaanse Nederlander is. De impact van de delicten die hij pleegt, is, door het gebruik van geweld groot. Zeker in vergelijking met de impact van verslavingsgerelateerde vermogensdelicten waaraan de traditionele veelpleger zich schuldig maakt. Daarnaast is de moderne veelpleger ‘flexibel’ in het type delicten dat hij pleegt. Wanneer de politie bijvoorbeeld haar aandacht richt op het terugdringen van woningovervallen, stapt de moderne veelpleger meteen over op beroving, drugshandel en inbraak en andersom.

Een ander verschil met de traditionele veelpleger is dat de moderne veelpleger niet alleen lokaal, maar ook regionaal en zelfs landelijk opereert. Leeftijd speelt daarbij een rol. Met het ouder worden – en zeker met het bereiken van de volwassenheid – ontstaan namelijk meer mogelijkheden voor de veelpleger om zich met scooter of auto over grotere afstanden te verplaatsen. Ook kiest de moderne veelplegers er bewust voor zijn werkgebied te verplaatsen naar gebieden waar de politie minder alert is. Dat kan gebeuren wanneer lokaal of regionaal wordt gestart met een thematische aanpak om het voorkomen van een bepaald delict terug te dringen.

Aanpak gebaat bij automatisering en groter gebruik van straatinformatie

Er bestaat slechts in beperkte mate zicht op de persoonskenmerken van het nieuwe type veelpleger. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat hij actief buiten het zicht van álle instanties probeert te blijven. Ook weigert hij aan persoonlijkheidsonderzoek of aan een begeleidingstraject van de reclassering mee te werken. Daarmee is er sprake van een belangrijk verschil met zijn traditionele collega, die vaak een historie bij hulpverleningsinstanties heeft vanwege verslavings- en psychische problematiek. Uit de wel beschikbare dossierinformatie blijkt dat vele moderne veelplegers geen toereikende startkwalificatie of langdurige dienstbetrekking hebben. Gezien de grote hoeveelheden cash waarover zij vaak beschikken, lijken inkomsten dan ook vooral uit criminaliteit gegenereerd te worden.

Om de moderne veelpleger op een adequate manier aan te pakken, moet de politie de dadergroep op uniforme wijze in beeld brengen. Nu gebeurt dat nog niet. Een geautomatiseerde werkwijze op basis van informatie in BHV ligt voor de hand. Een zoekopdracht waarbij de nadruk ligt op de specifieke delicten waaraan deze dadergroep zich schuldig maakt, lijkt vooralsnog het meeste effect te kunnen sorteren. Van belang daarbij is dat aanvullend gebruikgemaakt wordt van straatinformatie – zoals kennis van wijkagenten – om te bepalen in hoeverre daders zich veelvuldig crimineel gedragen. Vanwege de flexibiliteit in het type delicten waaraan zij zich schuldig maken en de grote mobiliteit van de moderne veelpleger moet de aanpak ten minste een sterk persoonsgerichte component hebben. Regionale en nationale signalering en aanpak van criminele (jeugd)netwerken kunnen hieraan bijdragen.

Veelplegers die nog niet actief zijn in de midden- en zware criminaliteit, zijn wellicht nog vatbaar voor een aanpak met ruimte voor preventie en resocialisatie. Hierbij kan worden gedacht aan varianten op de ISD-maatregel waarbij de behandeling specifiek is gericht op individuele criminogene factoren. Veranderingen in het leefpatroon kunnen volgens de criminologische literatuur tot een ommekeer leiden. Een preventieve aanpak probeert idealiter de banden van de dader met zijn criminele vrienden te breken en hem te begeleiden tot het opbouwen van een stabiele werkkring. Ook een aanbod van begeleid wonen en zorg – desnoods op een andere locatie in het land – kan daarbij succesvol zijn. Opgemerkt zij dat dit intensieve traject zich alleen leent voor jongeren die daadwerkelijk gemotiveerd zijn en inspanningen vergt van de politie, gemeente, het OM en de reclassering.

Tom van Ham en Bo Bremmers zijn als onderzoeker werkzaam bij Bureau Beke. Henk Ferwerda is directeur van Bureau Beke. Zij schreven voor het tijdschrift Secondant een artikel over het onderzoek ‘Wisseling van de wacht?’ dat zij in opdracht van het Programma Politie & Wetenschap hebben uitgevoerd. Dit artikel is een door de redactie bewerkte versie van het oorspronkelijk stuk.