Participatiesamenleving biedt alleen voorwaardelijke bescherming

Ongeveer 200 mensen debatteerden op 18 december in Utrechtse Geertekerk over vluchtelingenopvang in Nederland. Duidelijk werd dat het naleven van het vluchtelingenverdrag in onze participatiesamenleving niet langer vanzelfsprekend is.

De komst van grote groepen vluchtelingen naar Nederland heeft tot de meest uiteenlopende reacties van de bevolking geleid, aldus Marijke Steenbergen, directeur van het kennisinstituut Movisie. ‘Van duizenden vrijwilligers die “iets willen doen voor mensen in nood” tot degenen die met alle geweld de komst van vluchtelingen naar hun wijk of dorp willen voorkomen. Wat kunnen we van die reacties leren en wat betekenen zij voor onze samenleving? Dat is wat we vandaag in het debat, georganiseerd door het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken en het Kennisplatform Integratie & Samenleving, proberen uit te vinden.’

Diametraal tegenover elkaar staande reacties

Als eerste spreker stelt Halleh Ghorashi, hoogleraar diversiteit en integratie aan de Vrije Universiteit, meteen maar de essentiële vraag: zijn vluchtelingen welkom in Nederland? Wie een simpel ja of nee antwoord had verwacht, wordt teleurgesteld.

Ghorashi legt uit dat de participatiesamenleving een groot beroep doet op de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de individuele burger. ‘Maar als drager van zijn eigen lot is de moderne burger kwetsbaar - en dat in toenemende mate - voor de maatschappelijke ontwikkelingen waar hij als eenling geen vat op heeft.’

Volgens de hoogleraar lokt die paradoxale positie twee verschillende reacties uit. ‘Aan de ene kant heb je burgers die, uit onbehagen over de maatschappelijke ontwikkelingen en de toenemende onzekerheid, teruggrijpen op het verleden, toen “alles nog goed was” en “we nog één gemeenschap vormden.” Zij proberen hun existentiële onzekerheid te overwinnen door een mix van nationalisme en chauvinisme waarin zondebokken worden gecreëerd en het sluiten van grenzen wordt gepropageerd. Recht tegenover hen staan burgers die verbinding zoeken op basis van geestverwantschap, en anderen niet uitsluiten maar opzoeken.’

In het gepolariseerde vluchtelingendebat zie je volgens Ghorashi beide reacties terugkomen. ‘Tegenover de nationalistische en populistische roep om “criminelen, verkrachters en profiteurs” te weren, staan initiatieven van burgers die zich met de nieuwkomers verbinden. Zij willen individueel of groepsgewijs “iets voor vluchtelingen doen” en organiseren los van het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) kleinschalige opvangplekken. Het zijn voornamelijk fluïde, tijdelijke, fragmentarische en experimentele initiatieven, daardoor lastig te structureren maar onmisbaar als tegenwicht tegen het chauvinisme van de reactie. Onze democratie kan niet zonder.’

Grootschalige opvang lokt verzet uit

De hoogleraar is het niet eens met een spreker uit de zaal die opmerkt dat er ook in het populisme enige wijsheid verborgen zit. ‘Het is uw eigen wijsheid die de grootschaligheid van de opvang ter discussie stelt. En de les is dat de last van de grootschalige opvang vooral rust op de schouders van wijkbewoners en gemeenschappen die het toch al niet gemakkelijk hebben vanwege werkloosheid, armoede en uitzichtloosheid. En dat de nadruk van het COA op grootschalige opvang misschien wel op korte termijn kosten bespaart, maar tegelijkertijd het verzet ertegen mobiliseert en op lange termijn de samenleving meer kost.’

Het lokale verzet tegen de opvang van vluchtelingen heeft in onder meer Wormerland, Steenbergen en Geldermalsen gewelddadige vormen aangenomen. Ingeslagen ruiten, omgetrokken hekken, in brand gestoken auto’s, bedreigde bestuurders: de beelden zijn bekend. Minder bekend echter is welk effect de polarisatie heeft op de vluchtelingen zelf.

Projectmedewerker van het programma Participatie en Actief Burgerschap bij Movisie, Shahrzad Nourozi vertelt in een gesproken column dat zij, als gevolg van de verharde verhoudingen, niet meer weet of ze nog wel welkom is. ‘Zeven jaar was ik, toen ik met mijn ouders uit Iran naar Nederland vluchtte. Nu, twintig jaar later, heb ik een leuke baan en fijne vrienden. Eigenlijk een prachtig leven. Tot voor kort voelde ik me een Nederlandse burger die net als alle anderen gewoon haar leven leidt, maar in de afgelopen twee jaar ben ik me gaan afvragen of ik er (nog) wel mag zijn. ’

De diepere dimensie van het verzet

De polarisatie tussen voor- en tegenstanders van de opvang van vluchtelingen doet Nederlanders als Sharzad Nourozi twijfelen aan hun plaats in de samenleving, maar wat betekent het voor de samenleving zelf? De Rotterdamse socioloog Rogier van Reekum schetst een somber beeld. ‘Nederland heeft zich internationaal gecommitteerd aan de opvang van vluchtelingen - waar ze ook vandaan komen - en je zou dus mogen hopen dat iedereen - van links tot rechts- zich gebonden voelt aan die verplichting, maar er is tegenwoordig bijvoorbeeld geen politicus meer te vinden die het vluchtelingenverdrag zonder meer onderschrijft.’

Het verzet tegen de opvang van vluchtelingen heeft volgens Van Reekum overigens een diepere dimensie dan de vaak geuite bezorgdheid dat vrouwen niet meer veilig over straat kunnen lopen of dat “ze onze huizen en banen inpikken.” ‘Al vanaf de jaren ’80 doet de gedachte opgeld dat je burgerschap moet verdienen. Dat idee wordt problematisch wanneer we andere mensen te hulp moeten komen, want, verdienen ze dat wel?’

‘Burgers die nog niet zo lang geleden aanspraak maakten op sociale rechten, moeten nu eerst bewijzen dat ze er aanspraak op mógen maken. Met die eis hebben burgers het sowieso moeilijk, maar helemaal als anderen - in hun perspectief - wél onvoorwaardelijk hulp en opvang krijgen. Ik vind het te gemakkelijk om hun reactie af te doen als economisch ressentiment, zo van “het gaat slecht met mij en ik reageer dat af op anderen.”’

Taboeïsering van het debat

De Utrechtse literatuurwetenschapper Bas van Bommel bestempelt Van Reekums uitspraak dat “je zou mogen hopen” dat iedereen het erover eens is dat we het vluchtelingenverdrag moeten naleven als een typisch voorbeeld van taboeïsering van het debat. ‘Met zijn bijna terloopse verwijzing naar een verdrag waarover we het allemaal eens zouden moeten zijn, neemt Van Reekum een sterk moraliserend en dwingend standpunt in en maakt hij een gesprek onmogelijk. Dat gebeurt ook wanneer we mensen die zich zorgen maken over de komst van duizenden vluchtelingen wegzetten als angsthazen en elke kritiek op het gedrag van moslims af doen als islamfobie.’

Van Bommel vindt dat een beroep op het vluchtelingenverdrag nimmer een vrijbrief mag zijn om ons oordeelsvermogen uit te schakelen, ‘in de zin dat we niet meer vragen wie er binnenkomt, of de nieuwkomers onze hulp echt nodig hebben en of vluchtelingen wellicht ooit weer naar hun land kunnen terugkeren. Al die nuances worden door Van Reekum met een sweeping statement van tafel geveegd, omdat het om een verdrag gaat waarover volgens hem geen discussie zou mogen zijn.’

Op een vraag - uit de zaal - erkent Van Bommel dat ook een gebrek aan tolerantie bij de autochtone bevolking bijdraagt aan taboeïsering van het debat, maar, zo waarschuwt hij, ‘tolerantie mag geen argument zijn om niet meer te onderscheiden of kritische vragen te stellen. Daar komt nog bij dat tolerantie ten aanzien van intolerantie onverstandig is en at the end of the day suïcidaal.’

Inspraak verwordt tot uitspraak en opspraak

Het is evident dat de wetenschappers Van Reekum en Van Bommel van mening verschillen over de naleving van het vluchtelingenverdrag - de een vindt het nakomen van internationaal aangegane verplichtingen vanzelfsprekend, de ander vindt dat je er te allen tijde over moet kunnen discussiëren - maar wat betekent dit nu voor de praktijk? Hoe moet de gemeente de opvang van vluchtelingen zodanig faciliteren dat élke burger zich gehoord voelt, dus ook zij die bezwaren hebben?

Politiek antropoloog Nanke Verloo wijst erop dat we bij het lokale protest tegen vluchtelingenopvang te maken hebben met ‘burgers die zich organiseren en inspreken op een manier zoals dat in de participatiesamenleving van hen wordt verwacht. Zij vertellen echter een verhaal dat we niet willen horen. Als je in een samenleving echt het gesprek met elkaar wilt aangaan, moeten ook de vertolkers van onwelgevallige en niet-erkende verhalen een plek krijgen. Dat doe je evenwel niet door een inspraakavond te organiseren die burgers feitelijk niet meer gelegenheid biedt dan toe te horen wat het college van burgemeester en wethouders in al zijn wijsheid besloten heeft. Erkenning van emoties, reflectie en uitvinden waar ze vandaan komen, zijn noodzakelijke ingrediënten als we tenminste willen dat conflicten kansen kunnen bieden. ’

Politiek houdt te weinig rekening met gevoelens van achterstelling

Aansluitend op het betoog van Verloo vindt de wethouder voor Jeugd(zorg), Coördinatie Sociaal Domein, Volksgezondheid, Welzijn & Sport in Culemborg, Fouad Sidali, dat de politiek (nog) te weinig rekening houdt met het gevoel van achterstelling dat bij meerdere groepen in de samenleving leeft. ‘Zoals de Marokkaanse jongere vindt dat hij geen kans krijgt op de arbeidsmarkt, zo voelt de autochtone Nederlander zich benadeeld ten opzichte van statushouders als het gaat om toewijzing van een sociale huurwoning. Bestuurders - ik ook - bezien sociale vraagstukken teveel als manager. Zo van, wat is het probleem en wat kunnen we er nu aan doen? Er komen per week 1800 vluchtelingen naar Nederland, en natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat er opvang voor hen geregeld wordt, maar we moeten ook nadenken over de zorgen die dat kan oproepen bij de mensen in de wijk, over de beschikbaarheid van een betaalbare woning van hun kinderen en het vinden van werk. Je kunt niet tijdens het spel de regels veranderen - dat geldt ook voor het vluchtelingenverdrag - maar we hadden wel eerder kunnen nadenken over de mogelijke gevolgen van de conflicten in het Midden Oosten en de Hoorn van Afrika.’

‘Dat inspraakavonden vaak ontaarden in uitspraak- en opspraakavonden, komt doordat overheden te weinig rekening houden met de gevoelens van burgers bij het nadenken over de mogelijke vestiging van een asielzoekerscentrum of een crisis- dan wel noodopvangvoorziening. Bestuurders mogen zich niet verschuilen achter de mantra dat de wet gemeenten voorschrijft dat ze vluchtelingen moeten opvangen en huisvesten. Ik ga hier niet zeggen wat de beste benadering is, maar wel dat kleinschaligheid en wisselgeld onmisbare elementen zijn van welke aanpak dan ook.’

Afsluiting zonder woorden

Het laatste half jaar hebben de media bol gestaan van berichten over de honderdduizenden mensen die hun land hebben ontvlucht en, vaak na een uiterste gevaarlijke bootreis over de Middellandse Zee, in Europa zijn beland, op zoek naar veiligheid en geborgenheid. De toestroom leidt ook in Nederland tot verhitte debatten, waarbij de vluchteling eerder als object dan als subject van een actueel sociaal vraagstuk wordt beschouwd. Je zou het dan ook rechtvaardig kunnen noemen dat de twee Syrische broers, Yasser en Nader, de afsluiting verzorgen van dit debat over vluchtelingen en hun plaats in de Nederlandse participatiesamenleving. Een muzikale afsluiting die het publiek zonder woorden meeneemt op een reis die de meeste Nederlanders nooit hebben hoeven maken.

Verslag: Jan van Dam