Dwing veroorzakers van burengerucht hun gedrag te veranderen

Om het burengerucht in Nederland te verminderen, zou de rechter de veroorzaker moeten verplichten zijn gedrag te veranderen. In Engeland heeft men daar al ervaring mee opgedaan. Zowel de dader als het slachtoffer en de samenleving hebben er baat bij. En het scheelt nog geld ook.

Slachtoffers en verhuurders staan vaak machteloos tegen veroorzakers van burengerucht. Dezen kunnen jaren lang hun gang gaan voordat ze hun woning worden uitgezet en via een zwarte-lijst-systeem uit de stad verbannen. De kosten voor de veroorzaakte overlast worden voor een deel afgewenteld op de samenleving. Zij draait voornamelijk op voor de kosten voor huisuitzettingen en  daklozenopvang. Alle betrokkenen, inclusief de  overlastveroorzaker, hebben daarom profijt bij een aanpak waarbij minder ingrijpend maar wel eerder en gerichter tegen burengerucht oftewel woonoverlast wordt opgetreden.

Rechter keurt huisuitzettingen vaak goed

De exacte omvang van de problematiek is door de subjectieve betekenis van het begrip overlast onbekend. Wat vaststaat, is dat veel Nederlanders dagelijks grote overlast van hun directe buren ervaren. Van de 70 duizend Nederlanders die hebben meegedaan aan het Woononderzoek Nederland 2012 geeft 6 procent aan ‘vaak’ overlast te ondervinden van directe buren, 16 procent ervaart ‘soms’ overlast. Bewoners van huurwoningen hebben vaker overlast dan bewoners van koopwoningen. Ruim 11 procent van de huurders in een meergezinswoning (bijvoorbeeld een flat) en 8 procent van de huurders in een eengezinswoning zeggen vaak overlast ervaren van directe buren. Voor de kopers in een meergezinswoning is dat 6 procent en voor kopers in een eengezinswoning 3 procent.

Vooral verhuurders hebben, onder druk van voortdurende klachten en gerechtelijke vonnissen, een systeem van overlastbestrijding opgetuigd. Dit systeem lijkt op een piramide. De bodem van deze piramide bestaat uit hinderlijke voorvallen die onderling worden opgelost. Soms is een interventie van derden nodig: een woonconsulent, wijkagent of buurtbemiddelaar sust de situatie.

Boven in de piramide komen de voornoemde problemen tot volle wasdom. Deze top bestaat uit gevallen van ernstige woonoverlast die worden opgelost met huisuitzetting. Hier is de civiele rechter aan zet.

Nadat de verhuurder de zaak bij de rechter heeft aangebracht, beoordeelt de rechter eerst of voldoende bewezen is dat de woonoverlast zich voordoet en of de huurder in strijd handelt met de huurovereenkomst of het Burgerlijk Wetboek. Vervolgens toetst de rechter, maar alleen als de huurder dat betwist, of de huisuitzetting proportioneel is. In het merendeel van de zaken acht de rechter de bewezen woonoverlast ernstig genoeg. De koepel van woningcorporaties Aedes geeft in 2012 aan dat slechts een klein deel van de ontruimingsvorderingen door de rechter wordt afgewezen. Een door mij verrichte analyse van bijna 250 vonnissen op  www.rechtspraak.nl bevestigt die uitspraak: in 68 procent van de zaken acht de rechter huisuitzetting gerechtvaardigd.

In de middenlaag van de piramide bevinden zich de voor de verhuurder ‘lastige’ overlastgevallen. Er is sprake van maatschappelijke en contractuele onaanvaardbare overlast, maar de buren komen niet zelf tot een oplossing. Eén van de partijen wil of kan bijvoorbeeld niet meewerken aan buurtbemiddeling. Tegelijkertijd is de overlast niet ernstig genoeg om naar de civiele rechter te stappen en een huisuitzetting te vorderen. Iemand wordt niet meteen uit zijn woning gezet, als de hond de buren wakker houdt. De huisuitzetting van een multiprobleemgezin met vier kinderen vanwege ernstige geluidsoverlast is ook snel disproportioneel.

Bij de casussen uit de middenlaag zitten verhuurders, gemeente en politieagenten vaak met de handen in het haar. Er ontbreekt, zo is de gedachte, een juridisch instrument om de overlast aan te pakken. Er kan slechts worden afgewacht tot de overlast afzwakt of zodanig escaleert dat hij in de toplaag van de piramide terecht komt.

Engels verbod op het geven van nachtelijke feestjes

In Engeland signaleerde men ongeveer twintig jaar geleden hetzelfde probleem. Ook daar werd pas tegen woonoverlast opgetreden als de situatie ernstig was geëscaleerd en de buren moegestreden. De juridische procedure is nu zodanig aangepast dat in een vroegtijdig stadium kan worden ingegrepen met een minder ingrijpend instrument dan huisuitzetting. De Engelse rechter kan thans, op verzoek van de verhuurder, gemeente of politie, aan de overlastveroorzaker een Anti-Social Behaviour Order (ASBO) opleggen. Deze ASBO betreft een gedragsaanwijzing aan de overlastveroorzaker waarin op maat gemaakte overlastverboden zijn opgenomen. Zo kan het overlastveroorzakers worden verboden om nachtelijke feestjes te geven, om overlastgevende vrienden te ontvangen of een hond te bezitten. Overtreding van de ASBO wordt bestraft met een geldboete of een gevangenisstraf.

De huidige Engelse regering van David Cameron heeft aangekondigd de ASBO te vervangen voor de Injunction to Prevent Nuisance and Disorder. Het systeem blijft grotendeels hetzelfde, met dien verstande dat de gedragsaanwijzing naast een verbod ook een meer oplossingsgericht gebod kan bevatten. Zo kan een overlastveroorzaker worden verplicht om een agressiereductietraining te volgen of mee te werken aan hulpverlening.

In Engeland is kritiek geuit op de ASBO, die ons land ter harte moet nemen als het een soortgelijke overlastaanpak wil introduceren. Zo zijn er hyperpaternalistische gedragsaanwijzingen opgelegd (‘U mag niet meer zingen onder de douche’) en wordt de ASBO gebruikt voor rücksichtsloze naming and shaming. Sommige ASBO’s zijn evident in strijd met het recht op respect voor het privéleven uit artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Deze bezwaren nemen niet weg dat het Engelse uitgangspunt verstandig is: slachtoffers van ernstige overlast moeten in een vroegtijdig stadium geholpen worden, zonder dat de overlastveroorzaker zijn woning verliest.

Nederlandse rechter geeft te weinig gedragsaanwijzingen

Het Nederlandse huurrecht biedt verhuurders nu al de mogelijkheid voor de inzet van gedragsaanwijzingen. Oftewel de verhuurder kan op grond van artikel 3:296 Burgerlijk Wetboek aan de civiele rechter verzoeken om een gedragsaanwijzing op te leggen aan een huurder die tekortschiet in zijn verplichtingen. Bij een succesvolle vordering legt de civiele rechter overlastverboden en -geboden op aan de overlastveroorzaker. Ook kan hij een dwangsom vaststellen die verdere overtredingen ontmoedigt. Wat opvalt, is dat in minder dan 2 procent van de bijna 250 door mij onderzochte vonnissen door de rechter een gedragsaanwijzing werd opgelegd. Mijn conclusie is dat het aanbeveling verdient dat verhuurders in het belang van slachtoffer, overlastveroorzaker én belastingbetaler meer en sneller gebruikmaken van deze mogelijkheid.

Dat dringt niet alleen de overlast terug, maar kan de samenleving ook veel geld besparen.

Michel Vols (m.vols@rug.nl) studeerde rechten en filosofie. Hij rondt binnen het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid zijn promotieonderzoek af naar handhaving van de openbare orde en overlastbestrijding in Nederland, België en Groot-Brittannië. Daarnaast doceert hij aan de faculteit rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij was visiting scholar aan de universiteiten van Gent, Bristol en Puerto Rico en is de oprichter van het International Research Network on Law and Anti-social Behaviour. Michel Vols blogt op: www.openbareorderecht.nl.