Tegelijkertijd blijft de roep om een goed presterende overheid overeind. En terecht of niet, bij veel burgers bestaat het beeld dat het wel wat zakelijker kan in ‘hun gemeentehuis’ of in ‘Den Haag’. Politici delen dit sentiment en leggen een groot deel van de huidige bezuinigingsopgave bij hun ambtelijke organisatie. Het ‘verkleinen van het ambtelijk apparaat’ valt immers beter dan inperken van verworven rechten, het sluiten van voorzieningen of het beëindigen van subsidies. Los van de vraag of efficiëntieverbetering mogelijk is, vergroten dergelijke opdrachten de interne gerichtheid van ambtelijke organisaties. De aandacht van managers verschuift van goed presteren naar het realiseren van bezuinigingen en verkleinen van organisaties om meer te presteren met minder middelen.
Dat is een betwistbare weg. De komende jaren is het op verschillende beleidsthema’s minder vanzelfsprekend dat de overheid een rol heeft bij het oplossen van problemen. In plaats van meer te presteren met minder middelen, is het vooral zaak anders en creatiever te presteren, waarbij niet zozeer de overheid maar maatschappelijke initiatieven een belangrijke rol zullen spelen. We denken dat het momentum van bezuinigen gebruikt kan worden om dat andere, meer maatschappelijke presteren verder in praktijk te brengen.
Lessen om succesvol te vernieuwen
De afgelopen decennia is wereldwijd veel onderzoek gedaan naar strategieën om ‘succesvol en vernieuwend’ te bezuinigen. Enkele belangrijke inzichten zijn: anticipeer tijdig om wat komen gaat; vertrek vanuit een heldere visie op de toekomstige organisatie; stel vast wat minimaal nodig is om maatschappelijke opgaven te realiseren en betrek de omgeving. De praktijk is echter weerbarstiger. Onder druk van de politiek, stapeling van bezuinigingen en strikte begrotingsregels wordt de bezuinigingspraktijk vooral beschouwd als een tijdelijke opgave, gericht op korte termijn besparingen en het afbouwen van de formatie. Maar weinig managers zijn echt in staat om uit te stijgen boven deze reactieve en financieel gedreven strategie en om te werken aan een anders presterende overheid.
Vormen van maatschappelijk initiatief
Hoewel de roep om een presterende overheid niet wezenlijk anders is dan enkele jaren geleden, is de maatschappij wel degelijk veranderd. Politieke en maatschappelijke discussies over bonussen, duurzaamheid en eigen verantwoordelijkheid hebben geleid tot een paradigmaverschuiving waarin groei niet meer de standaard is. Steeds meer burgers hechten in plaats daarvan waarde aan nabijheid, menselijkheid en betrokkenheid. Deze mentale verschuiving heeft gevolgen voor de manier waarop burgers aankijken tegen de rol van de overheid en de prestaties die zij levert. De presterende overheid van de toekomst vraagt dus niet zozeer om meer prestaties voor minder geld, maar andere prestaties.
Vermaatschappelijking (ook wel het versterken van de ‘civil society’ genoemd) is een thema dat vrijwel altijd opduikt als het gaat over bezuinigen. Afgezien van bewegingen als Eigen Kracht (www.eigen-kracht.nl) worden lokale discussies over vermaatschappelijking tot op heden nog vaak op een weinig aansprekende en weinig overtuigende manier gevoerd. Overheden wenden zich vanuit hun ouderwetse, paternalistische relatie tot burgers om een beroep te doen op hun welwillendheid om overheidstaken mede uit te voeren of over te nemen. En dat willen ze dan goed regelen. De vraag of burgers en maatschappelijke organisaties het nut van deze activiteiten inzien en zin hebben om taken uit te voeren, en of het geregel de initiatieven ten goede komt, komt onvoldoende aan de orde. Pessimisten krijgen hierdoor alle ruimte om te twijfelen aan het perspectief van vermaatschappelijking. Maar mits de overheid zijn houding tot de samenleving verandert, kan vermaatschappelijking een serieuze bijdrage leveren aan het toekomstbestendig maken van overheidsprestaties. Het is daarbij belangrijk om in te spelen op de verschillende uitingen van vermaatschappelijking.
Er is een onderscheid te maken tussen vier categorieën van maatschappelijke initiatieven:
Kleinschalig burgerinitiatief: vaak kleine ideeën, die ooit gestart zijn op initiatief van individuele burgers. Iedereen kent wel een voorbeeld van steeds uitdijende straatpoetsdagen die ooit begonnen zijn omdat een bewoner zich stoorde aan overhangende takken en vallende bladeren.
Kleinschalige expertinitiatief: vaak kleine ideeën die op voorhand vragen om specifieke expertise. Voorbeeld is de econometrist die op basis van de op internet beschikbaar gestelde informatie over vuilnisophaalroutes en slimmere route ontwerpt voor zijn eigen gemeente. Of een deskundige die een rekenkundig model ontwikkelt om overlast te meten, ten dienste van een effectievere aanpak ervan.
Grootschalig burgerinitiatief: het echte verenigingsleven dat bestaat bij de gratie van een grote schaal aan vrijwilligers. Deze categorie bestaat uit mensen die erg betrokken zijn bij hun groep, maar niet noodzakelijkerwijs beschikken over specifieke expertise. Toch kunnen vrijwilligers veel betekenis hebben, bijvoorbeeld wanneer ze op sportclubs huiswerkbegeleiding voor jeugdige sporters organiseren. Of wanneer ze parken, zoals het Wilhelmina park in Utrecht, beheren.
Grootschalig expertinitiatief: initiatieven van groepen experts die hun specifieke kennis inzetten voor het oplossen van problemen. De gemeente Boston is een aansprekend voorbeeld waarin samenwerking tussen ‘nerds’ en ambtenaren heeft geleid tot het oplossen van een lokaal probleem (in dit geval het sneeuwvrij houden van waterkranen). De combinatie van een in de avonduren ontwikkeld online spel en een fysieke, onbetaalde dienst maakt duidelijk dat burgers bereid zijn om ‘overheidstaken’ uit te voeren, zolang ze dat op hun eigen wijze kunnen vormgeven. De grootschaligheid zit niet alleen in de omvang van de groep, maar ook in de bredere toepasbaarheid van initiatieven. Zoiets geldt ook voor Nederlandse initiatieven als het programma Overgewicht in Overvecht, waarin burgers letterlijk geactiveerd worden om gezonder te leven, gefaciliteerd door zorgverzekeraars die de waarde van preventie inzien.
Regelreflexen van de overheid moeten afgezwakt
Maatschappelijke initiatieven kunnen ontstaan in elke categorie. Betrokken burgers laten zich echter niet altijd sturen door de overheid. Hun bereidheid begint vaak met een persoonlijke overtuiging dat er iets moet gebeuren of dat iets beter kan. Om anders te presteren, zal een creatievere overheid verschillende maatschappelijke initiatieven moeten leren herkennen om ze vervolgens ruimte te geven voor ontwikkeling en verbreding. Anders presteren vraagt niet alleen om nieuwe vaardigheden in de organisatie, het betekent ook dat politici en beleidsmakers moeten beseffen dat er initiatieven ontstaan die een deel van de bevolking interessant en relevant vindt, maar niet per sé passen binnen hun eigen ambities. Sterker, het betekent dat politici en beleidsmakers leren om dingen niet te doen, om niet te snel in te grijpen, en om hoogstens faciliteiten beschikbaar te stellen als dat nodig is. Die faciliteiten zijn niet altijd materieel (geld, menskracht) en formeel (regels, richtlijnen). Het kan ook gaan om immateriële en informele faciliteiten: inspireren, verbindingen mogelijk maken, relaties leggen, stakeholders betrekken, de aandacht vestigen op initiatieven, initiatieven symbolisch ondersteunen, communiceren over dat wat burgers en experts doen.
Naarmate initiatieven grootschaliger zijn en minder ‘gewone’ burgerinitiatieven betreffen, is dit lastiger. Overheden willen zaken vaak graag in de hand houden, of worden daartoe gedwongen. Zeker als er incidenten, risico’s en misstanden in het geding zijn. Die regelreflexen zullen afgezwakt moeten worden. Grenzen aan groei betekent niet automatisch ‘laissez faire’ of hardvochtig liberalisme. Het betekent vooral het loslaten van detailsturing, regeldrift en risico-uitsluiting. Het betekent minder dichtregelen van maatschappelijke ruimtes. Dat vraagt om politiek vernuft en moed. Anders gezegd, vermaatschappelijking vraagt om creatieve reductie van regelreflexen.
Maatschappelijk rendement belangrijker dan financiële
Vermaatschappelijking wordt vaker gezien als een noodzakelijk onderdeel om bezuinigingen op te vangen. Tot op heden is het financiële rendement van maatschappelijke initiatieven in veel gevallen beperkt. Toch zijn wij enthousiast over haar potentie. De kracht van vermaatschappelijking moet vooral gezocht worden in de aansluiting op maatschappelijke behoeften aan ruimte en het maatschappelijk rendement. Financiële voordelen kunnen optreden, mits het creatief wordt aangepakt. Als meer en meer mensen zich medeverantwoordelijk voelen voor het aanpakken van ervaren maatschappelijke problemen, dan worden meerdere vliegen in een klap geslagen. Zolang overheden maatschappelijke ruimte faciliteren, nieuwe werkwijzen stimuleren en de regelreflex reduceren, kunnen meer duurzame bezuinigingen worden ingeboekt. Dat kan op termijn miljoenen opleveren. Maar dat vraagt dus wel om het accepteren van risico’s en verschil en het creatief omgaan met verrassingen.
Tom Overmans werkt via de Universiteit Utrecht aan een proefschrift over vernieuwend bezuinigen bij overheden. Hij onderzoekt hoe publieke managers in de praktijk bezuinigen en welke factoren daarop van invloed zijn. Daarnaast is hij organisatieadviseur bij Hiemstra & De Vries.
Mirko Noordegraaf is hoogleraar Bestuurs- en Organisatiewetenschap, i.h.b. Publiek management, bij het departement Bestuurs- & Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht. Recent redigeerde hij het ‘Handboek publiek management’ (Lemma, 2011).