Eerste lockdown had groot effect op mantelzorg

‘We varen op zicht’, zei de premier over maatregelen die hij in het voorjaar 2020 trof om de coronapandemie onder controle te houden. De aandacht ging vooral uit naar de ziekenhuiszorg. Voor de onbetaalde hulp aan zieken of ouderen was weinig aandacht. Nieuwe cijfers laten zien dat de ingrepen grote effecten hadden op de mantelzorg. Zo ligt bijvoorbeeld overbelasting op de loer.

Een op de drie Nederlanders was aan het begin van de coronapandemie mantelzorger. Wij bestudeerden veranderingen in de intensiteit van de mantelzorg tijdens de lockdown in april en mei van 2020 aan de hand van gegevens van ruim 1200 zorgsituaties en hun mantelzorgers, die we in maart 2020 en in juli 2020 in het LISS panel hebben bevraagd. In 55 procent van de zorgsituaties trad een verandering op in de verleende mantelzorg vergeleken met vóór de coronacrisis; bij 45 procent veranderde de omvang van de hulp niet.

In een op de vier zorgsituaties vond een afname van de mantelzorg plaats (25 procent) en in een op de acht (14 procent) van de zorgsituaties stopte de mantelzorger helemaal met de zorgtaak. Deze daling kwam voort uit het door de overheid geadviseerde mijden van sociaal contact en het beperken van bezoek aan kwetsbare personen, het moeten thuisblijven bij (lichte) verkoudheid- of griepklachten dan wel in thuisquarantaine zitten. In 16 procent van de zorgsituaties steeg de mantelzorgintensiteit. Mantelzorgers gaven aan dat ‘hun’ hulpbehoevenden de hulp harder nodig hadden, onder andere doordat minder hulp geboden werd door zorgmedewerkers en vrijwilligers. Coronamaatregelen hebben dus zowel stimulerende als beperkende invloeden gehad, waarbij de afname van mantelzorg groter was dan de toename.

Onze verwachting was dat de lockdown en de daarmee gepaard gaande maatregelen anders hebben uitgepakt voor verschillende groepen mantelzorgers, afhankelijk van de woonsituatie van de persoon aan wie zij hulp boden (zie tabel) (De Boer et al., 2020).

Tabel. Verandering van de mantelzorgintensiteit tijdens de eerste lockdown (april-mei 2020) ten opzichte van de situatie voor de coronacrisis, naar woonsituatie van de hulpbehoevende (percentage).

In zelfstandig huishouden (72 procent)  In zelfde huishouden als mantelzorger (17 procent) In zorginstelling (11 procent)
even veel 43 66 18
gestopt 14 1 35
(veel) minder 27 9 42
(veel) meer 16 24 5

Bij hulpbehoevenden in hetzelfde huishouden als de mantelzorger werd de grootste toename van mantelzorg gezien. Mantelzorg aan hulpbehoevenden in een zorginstelling en zelfstandig huishouden nam sterk af, respectievelijk 77 en 41 procent. Met als mogelijk gevolg: dreigende overbelasting bij mantelzorgers die met hulpbehoevende in een huis wonen en vereenzaming van hulpbehoevenden die zelfstandig of in instelling wonen.

Onbetaalde hulp aan zelfstandig wonende personen nam af

In de meeste zorgsituaties hielp de mantelzorger iemand die zelfstandig woonde buiten het huishouden van de mantelzorger (72 procent). Tijdens de lockdown zijn mantelzorgers in het grootste deel van deze groep (43 procent) evenveel blijven helpen. In een kwart (27 procent) ging de mantelzorger (veel) minder doen en in 14 procent van de gevallen stopte deze met helpen. Dit laatste is goed te begrijpen als men zich bedenkt dat het door de maatregelen moeilijk was om kwetsbare personen thuis te bezoeken en praktische hulp te geven.

Een kleinere groep (16 procent) is (veel) meer gaan doen, onder andere omdat de thuiszorg of dagbesteding voor hun hulpbehoevenden (gedeeltelijk) stopten.

Vooral mantelzorgers van huisgenoten gingen meer doen

In een op de zes (17 procent) zorgsituaties hielp de mantelzorger een persoon die in hetzelfde huishouden als de mantelzorger woonde. Denk aan een partner met gezondheidsproblemen of een inwonend kind met beperkingen. Veel dagopvanglocaties sloten hun deuren, zodat de zorg voor hulpbehoevenden tijdens de gebruikelijke dagopvangmomenten op de schouders van deze mantelzorgers neerkwam. Op de locaties die wel open waren kwamen weinig hulpbehoevenden omdat hun werd aangeraden thuis te blijven (De Boer et al., 2020).

Ook thuiszorgorganisaties verminderden de hoeveelheid hulp en zorg die zij gewoonlijk aan thuiswonende hulpbehoevenden leverden. Hun mantelzorgers lijken in dit gat gesprongen te zijn. In situaties waarin de mantelzorger zorgde voor iemand in het eigen huishouden steeg de mantelzorgintensiteit het meest (24 procent); het aandeel waarin de hulp verminderde of stopte was juist het laagst in deze groep (10 procent).

In zorginstellingen was er minder mantelzorg dan normaal

Een op de tien zorgsituaties in ons onderzoek betreft hulp aan een bekende in een zorginstelling, zoals een dementerende ouder in een verzorgings- of verpleeghuis of iemand in een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Deze mantelzorgers bieden hulp met vervoer, administratie, boodschappen, de was en emotionele steun (Verbeek-Oudijk & Van Koper, 2021). In het voorjaar 2020 werden zorginstellingen tijdelijk gesloten, waardoor bezoek niet of slechts beperkt mogelijk was.

Onze data laten zien dat deze mantelzorgers relatief vaak stopten met hun hulpverlening (35 procent) of de hulp verminderden (42 procent). Deze uitkomst duidt erop dat de hulp aan mensen in zorginstellingen te lijden heeft gehad onder de coronamaatregelen.

Leren van reacties op ingrepen

Maatregelen treffen tijdens de coronapandemie is omschreven als ‘varen op zicht’. Ons onderzoek levert aanknopingspunten over hoe mensen die reeds helpen reageren als zij te maken krijgen met restricties. De maatregelen van de eerste lockdown maken aannemelijk dat de mantelzorg minder stabiel is dan vaak gedacht; naast een kleine toename, was er vooral een afname van mantelzorg. Dit leert ons dat beleid invloed heeft op de hoeveelheid verleende mantelzorg.

Daarnaast zagen we dat helpers van huisgenoten zijn aangezet om meer te gaan helpen door het verminderen van de toegang tot professionele zorg. Omdat deze groep nu al vaak het meest helpt, lopen zij ook het grootste risico op overbelasting (De Klerk et al., 2017).

Al met al genoeg reden om, met deze ervaringen in het achterhoofd, ons goed voor te bereiden op wat er in de komende periode (gekenmerkt door corona) en de toekomst (gekenmerkt door een stijgende zorgvraag) op ons afkomt. Per saldo lijkt de kans groot dat de druk op mantelzorgers groter zal worden, waarbij huisgenoten het meeste risico lopen op intensievere zorgverlening en dus op overbelasting. Als er een volgende besmettingsgolf aan komt, dan zou, mede voor deze groep helpers, de verlichtende werking van thuiszorg en openstelling van dagbesteding kunnen worden meegewogen.

Alice de Boer is senior onderzoeker bij het SCP bij het programma Participatie, Talentontwikkeling en Kansenongelijkheid en bijzonder hoogleraar bij de VU op het terrein van informele hulp en mantelzorg. Ellen Verbakel is hoogleraar Algemene en Theoretische Sociologie bij de Sectie Sociologie aan de Radboud Universiteit. Klara Raiber is promovenda bij de Sectie Sociologie aan de Radboud Universiteit. Deze bijdrage is gebaseerd op de publicatie in Mens en Maatschappij ‘Verandering in de intensiteit van mantelzorg tijdens de eerste COVID-19 lockdown in 2020 in Nederland’

 

Foto:  Steven HWG via Unsplash