Volgens het onderzoek van Loes Verplanke (2013, in het boek De affectieve burger) naar het ‘achter de voordeur’- werken in vijf gemeenten is het participatie en mobiliseren van sociale steun bij een zeer kwetsbare doelgroep een lastige zo niet onmogelijke opgave. Onderzoek naar Eigen Kracht-conferenties (EK-c’s) in de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) van de provincie Groningen wijst echter anders uit.
Gedurende twee en een half jaar hebben we 41 EK-c’s die vanuit de Groningse OGGz-netwerken werden aangevraagd geëvalueerd. Met onder meer interviews en bijeenkomsten waarbij gegevens en interpretaties werden voorgelegd aan betrokkenen kregen we een beter begrip van (het uitblijven van) een succesvol verloop. Het is onderzoek is één van de meest diepgaande onderzoeken naar Eigen Kracht-conferenties tot nu toe in Nederland uitgevoerd.
Eén van de uitkomsten is dat sociaal isolement geen contra-indicatie is, maar juist een belangrijke reden om een EK-c te organiseren. EK-c’s kunnen beschadigde en verwaterde contacten tussen hulpvragers en hun sociale netwerk herstellen. De OGGz-doelgroep bestaat uit mensen die door moeizame verhoudingen met familie en kennissen in geïsoleerde en verwaarloosde omstandigheden zijn komen te leven. Een aanzienlijk deel van de doelgroep is betrokken in leefbaarheidsproblemen die worden gekenmerkt door overlast en conflicten. Een doelgroep dus die per definitie juist te maken krijgt met ‘achter de voordeur’-werkers. Cliënten in ons onderzoek waar een EK-c voor werd aangevraagd werden hier dan ook voornamelijk door bemoeizorgwerkers op geattendeerd.
Een keukentafelgesprek alleen creëert niet de vooruitgang die nodig is
Vaak wordt de vraag gesteld: wat is nu de toegevoegde waarde van een EK-c ten opzichte van een keukentafelgesprek? Waarom zou een dergelijk dure conferentie (gemiddeld kost een EK-c 4000 euro) moeten worden georganiseerd wanneer het ook goedkoper onder het toeziend oog van een professional aan de keukentafel afgehandeld kan worden (zie: Stams & Van der Helm in SOZIO)? Wanneer de huiselijke sfeer echter zo verpest is en er dreigende situaties ontstaan, kan juist het organiseren van een bijeenkomst in een neutrale omgeving met een grotere groep van betrokken omstanders de vooruitgang creëren die een keukentafelgesprek alleen niet oplevert.
Waar een keukentafel vele vluchtwegen kent, biedt een EK-c weinig mogelijkheden om je te onttrekken aan het verdriet dat je een ander hebt berokkend, vooral omdat er mensen participeren die niet aan een keukentafel zouden plaatsnemen. Zij zijn degenen die cliënten kunnen confronteren met hun gedrag, maar tegelijkertijd ook als schokbrekers de conflicten die tijdens EK-c’s oplaaien in goede banen kunnen leiden. Confrontatie met de ellende die je een ander aandoet is moeilijk, maar legt wel de basis voor herstel. Schaamte speelt hierin een belangrijke rol, want je wilt je nadien niet nogmaals geconfronteerd zien met het verdriet van een ander of de schaamte die een verkommerde leefsituatie oproept.
We zien deze patronen zowel terug bij EK-c’s over leefbaarheidsproblemen als in het geval van gemarginaliseerde leefomstandigheden, beide situaties die frequent in de OGGz voorkomen. Bij de eerste gaat het vooral om overlast die door één of meerdere partijen wordt veroorzaakt. Ons onderzoek wijst uit dat de EK-c een veilig platform biedt aan slachtoffers om hun ongenoegens kenbaar te maken, terwijl tegelijkertijd de amokmaker de mogelijkheid krijgt zijn kant van het verhaal toe te lichten. In het tweede geval kan iemand zijn verkommerde omstandigheden toelichten zodat er begrip bij het netwerk ontstaat voor de leefsituatie waarin deze persoon terecht is gekomen. Beide situaties leiden uiteindelijk tot een herstel in verhoudingen.
De complexiteit en meervoudigheid van problemen in de OGGz vraagt om de denkkracht van een grote groep. Ons onderzoek laat zien dat een keukentafelgesprek alleen niet de vooruitgang kan produceren die geboden is.
Voor professionals wil je niet veranderen, maar voor familie en vrienden wél
Daarnaast blijkt dat een belangrijk deel van de onderzoekspopulatie niet voor hulpverleners wil veranderen, maar wél voor familie, vrienden of oud-collega’s. Deze laatsten kunnen woorden in de mond nemen die hulpverleners nooit zouden (mogen) bezigen, maar die soms wel nodig zijn om cliënten tot ander gedrag aan te zetten. Vele cliënten willen echter niet de vuile was buitenhangen en verkiezen een route naar de hulpverlening waar schaamte niet zo’n grote rol speelt. Wanneer professionals hier te snel in meegaan, wordt een arsenaal aan potentiële oplossingen onbenut gelaten. Onze bevindingen laten zien dat zelfs in de meest hopeloze situaties het gerechtvaardigd is om (pogingen te ondernemen om) informele hulpbronnen te mobiliseren voordat individuele zorgtrajecten worden ingezet.
Cliënten worden sterker
Uit onze analyse kunnen we concluderen dat iets meer dan de helft van de EK-c’s op grond van het behalen van de doelen in de plannen, geslaagd genoemd kan worden: OGGz-cliënt(systemen)en worden sterker door Eigen Kracht-conferenties. De kracht neemt echter niet spectaculair toe. Hun leefsituatie verbetert weliswaar, zij het beperkt. De sociale steun neemt toe, zowel in het aantal personen als in de kwaliteit, deze toename is significant. De caseload van hulpverleners wordt nauwelijks verlicht. De geringe afname van professionele ondersteuning is voor de OGGz echter geen ongunstig teken omdat toegang krijgen tot de hulpverlening de bedoeling is in de OGGz.
Gelet op de kenmerken van de onderzoekspopulatie zijn de resultaten van onze studie weliswaar bescheiden, maar wél opmerkelijk. Dat de impact niet groter is, is wel te verklaren. De groep die naar ons onderzoek verwezen is heeft een eenzijdig netwerk (nauwelijks kruiwagens) en weinig sociale hulpbronnen. De EK-c herstelt wel contacten, maar vergroot de kring niet of nauwelijks. Daarnaast blijken veel geanalyseerde EK-c’s te zijn ingezet wanneer het oplossingsarsenaal van professionals reeds was uitgeput. Wanneer een conferentie wordt ingezet als laatste middel in situaties waar de hulpverlening er niet uit komt, dan is beperkt succes al heel wat.
Vraagtekens over duurzaamheid blijven bestaan
In vrijwel alle cases worden twijfels geuit over de duurzaamheid van tijdens EK-c’s geformuleerde plannen. Opvallend is dat de groepsconferenties rondom leefbaarheidsproblemen duurzame opbrengsten blijken te genereren, terwijl deelnemers sceptisch waren over het verloop van de conferentie. Van de cases waarvan bleek dat de conferentie op de korte termijn een positief effect sorteerde op het verbeteren van de leefbaarheid is een jaar na dato de situatie nog steeds stabiel. Ook hier werkt schaamte preventief: kennelijk willen betrokkenen niet meer in een arena van conflicten terechtkomen en zichzelf tegenover een grote groep moeten verantwoorden. Daarnaast is het beroep dat in deze cases op professionals wordt gedaan aanzienlijk afgenomen: doordat de burgermaatschappij zichzelf corrigeert hoeven instanties dat niet meer te doen.
Gideon de Jong (MSc) promoveert bij het VUmc op een onderzoek over Eigen Kracht-conferenties in de OGGz. Hij was tot voor kort werkzaam bij de Hanzehogeschool Groningen.
Dr. Gert Schout werkt bij de afdeling Metamedica van het VUmc en is projectleider van twee onderzoeksprojecten, één naar de werking van Eigen Kracht-conferenties in de OGGz en één naar de mogelijkheden van Eigen Kracht-conferenties bij BOPZ-maatregelen. Voorheen was hij lector OGGz aan de Hanzehogeschool Groningen.
Het onderzoeksproject ‘Eigen Kracht-conferenties in de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg: Een onderzoek naar proces en uitkomsten’ is mogelijk gemaakt door subsidies van het Ministerie van VWS, Fonds NutsOhra en Fonds Psychische Gezondheid.
Geraadpleegde bronnen
Kampen, T., Verhoeven, I & Verplanke, L. (red.) (2013). De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Amsterdam: Van Gennep.
Verplanke, L. (2013). ‘Professionals met lef en een groot hart’. Over ongevraagd hulp verlenen achter de voordeur. In: T. Kampen, I. Verhoeven & L. Verplanke (red.). De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid (pp. 61-80). Amsterdam: Van Gennep.