Stel grenzen aan de autonomie van de professional

De overheid mag professionele vrijheid van professionals eerder begrenzen dan die van burgers. Dat betoogt Anne Ruth Mackor vandaag bij het aanvaarden van haar ambt als hoogleraar professie-ethiek aan de Universiteit van Groningen. 

In algemene termen spreken over ‘de’ autonomie van ‘de’ professional en de bedreigingen daarvan door 'de' marktwerking, ‘de’ bureaucratisering en ‘de’ juridisering van professies is een heilloze onderneming. Natuurlijk kan er in algemene termen wel iets over deze onderwerpen gezegd worden, maar voor een antwoord op de vraag of genoemde ontwikkelingen wenselijk of desastreus zijn, moeten we kijken naar concrete situaties. In concrete situaties wordt duidelijk of het buitenstaanders zijn die inbreuk maken op de autonomie van professionals of dat het veeleer professionals zelf zijn die de grenzen van hun autonomie overschrijden.

Aantasting van autonomie
Voorbeelden waar professionele autonomie in het geding is, zijn niet moeilijk te vinden. Medische protocollen die in handen van verzekeringsmaatschappijen veranderen van professionele adviezen in afdwingbare voorschriften, rechters die zich door managementregels en prestatienormen in hun autonomie beknot voelen of advocaten die kritiek leveren op plannen om hun beroepsgeheim in te perken. Professionals klagen over aantasting van hun autonomie. Omgekeerd is er de kritiek dat professionals hun autonomie maar al te vaak gebruiken als excuus om zich niet te hoeven verantwoorden, om gemakzuchtig vast te kunnen houden aan ingesleten inefficiënte of zelfs ondeugdelijke gewoontes, of zelfs om zichzelf op dubieuze wijze te bevoordelen. Dat roept twee vragen op. Enerzijds of professionals gelijk hebben dat autonomie een noodzakelijke voorwaarde is voor de vervulling van hun taken. En anderzijds of van buitenaf opgelegde regelgeving, externe verantwoording en toezicht per definitie een inbreuk vormen op diezelfde autonomie.  

Smal en breed
De term professional wordt zowel in een brede als in een smalle betekenis gebruikt. In de brede betekenis verwijst de term naar iedereen die bepaalde vaardigheden heeft en daarvoor meestal ook een opleiding heeft genoten. Bakkers, kappers, metselaars en vrachtwagenchauffeurs kunnen - om slechts enkele voorbeelden te noemen - professionals in de brede betekenis van het woord zijn. In de smalle betekenis van het woord hebben professionals enkele meer specifieke kenmerken. Professionals in de smalle betekenis hebben - net als professionals in de brede betekenis - bepaalde vaardigheden. Kort samengevat zijn die: theoretische kennis en een academische opleiding; en autonomie, voor zowel de individuele professional als voor de professie als beroepsgroep.

Professionals hebben autonomie nodig, omdat een beslissing in concreet geval altijd om interpretatie en afweging van algemene inzichten vraagt. Minstens zo belangrijk is de vertrouwensrelatie tussen professional en cliënt. De cliënt moet vrijuit met de professional kunnen spreken zonder dat hij het risico loopt dat deze vertrouwelijke informatie bij anderen terechtkomt. Ook vanwege deze vertrouwensrelatie hebben professionals een grote mate van autonomie. Het gaat ook om fundamentele belangenbehartiging. Kijkend naar de vier klassieke vrije professies - artsen, geestelijken, advocaten en notarissen - dan zien we dat professionals het belang bij gezondheid, bij geestelijk welzijn of zielenheil, respectievelijk bij een goede rechtsbedeling behartigen. Zij behartigen primair het belang van de individuele cliënt, maar wel met inachtneming van het gelijkluidende algemene belang.

Spanning
De combinatie van het eerste en het tweede kenmerk enerzijds – theoretische kennis en vaardigheden en autonomie – en het derde kenmerk anderzijds - de behartiging van fundamentele belangen – leidt onvermijdelijk tot spanning. Van professionals wordt verwacht dat zij zich ten volle inzetten voor het behartigen van het fundamentele belang. Maar door hun specialistische kennis als ook door de vertrouwensrelatie met hun cliënt is een mate van autonomie onvermijdelijk en noodzakelijk. Daardoor is maar in beperkte mate vast te stellen of professionals zich werkelijk voor dat belang inzetten. Een vierde kenmerk is dan ook dat zowel de individuele cliënt als de samenleving als geheel vertrouwen moet hebben dat professionals pal staan voor de belangen die zij behartigen. Dat betekent niet dat professionals dat vertrouwen cadeau krijgen. Zij staan voor de permanente opgave te bewijzen dat zij dat vertrouwen verdienen.

De vraag is hoe professionals vertrouwen kunnen winnen en behouden als hun specialistische kennis en hun vertrouwensrelatie het moeilijk, zo niet onmogelijk, maakt om aan buitenstaanders uit te leggen waarom zij juist deze en niet een andere beslissing hebben genomen. Het dilemma lijkt te zijn dat de samenleving aan degenen die zich met de meest fundamentele belangen bezighouden het meest ongeclausuleerde vertrouwen moet geven. Het betekent ook dat iedere keer dat professionals dat vertrouwen beschamen, de schok des te groter is en de roep om ingrijpen in de vorm van nadere  regelgeving, verscherpt toezicht of disciplinaire maatregelen des te harder. Dit soort maatregelen lijkt te botsen met het doel van professionele autonomie. Ze zouden niet alleen de macht van incompetente of kwaadwillende professionals inperken, maar ook goedwillende en competente professionals in hun werk belemmeren en hun intrinsieke motivatie ondermijnen. Dit leidt terug tot de eerdere vraag hoe professionele autonomie zich verhoudt tot de steeds indringender roep om publieke verantwoording, toezicht en regelgeving.

 Twee betekenissen
Autonomie is één van de definiërende kenmerken van professies. Er kunnen twee betekenissen aan het begrip worden gehecht. Keuzevrijheid, ofwel  zoveel kunnen doen en laten wat je wilt zonder inmenging door andere mensen. Daar tegenover staat de opvatting dat het er niet om gaat of professionals feitelijk in staat zijn inmenging van anderen tegen te houden, maar om de vraag of zij daar het recht toe hebben. Een tweede betekenis van autonomie is zelfwetgeving. Deze betekenis verwijst in de hedendaagse ethiek naar het vermogen van individuen om redelijke beslissingen te nemen. Vooral de voorvechters van professionele autonomie vatten de term op als zelfwetgeving. Professionele autonomie bestaat dan niet in het recht om - zonder inmenging van anderen - te doen en laten wat men wil, maar in het recht om - zonder inmenging van anderen - te komen tot beslissingen die redelijk zijn in het licht van het belang dat professionals beogen te behartigen.

Autonomie als zelfwetgeving brengt ons bij het begrip zelfrealisering. Zelfwetgeving en zelfrealisering hangen nauw samen, in zoverre de meeste mensen van de - overigens niet geheel onomstreden - aanname uitgaan dat ons vermogen tot redelijke besluitvorming een cruciale rol speelt bij onze zelfrealisering. De gedachte is dat mensen, juist doordat zij controle hebben over hun beslissingen en handelingen, zichzelf kunnen realiseren zoals zij werkelijk (willen) zijn. Zo zou een professional door zelfwetgeving niet alleen tot behartiging van het belang van zijn cliënt komen, maar daarmee ook tot realisering van zichzelf als goede professional.

Grenzen
Hoe zit het nu met de grenzen aan professionele autonomie? Om dat vast te stellen moet onderscheid worden gemaakt tussen de vraag of de overheid de vrijheid mag begrenzen indien wij anderen schade toebrengen, of ook om te voorkomen dat wij onszelf schade toebrengen. De opvatting dat vrijheid mag worden begrensd indien wij schade aan anderen toebrengen, wordt breed gedeeld. Veel meer omstreden is de gedachte dat de overheid onze vrijheid mag begrenzen om onze zelfwetgeving en zelfrealisering te verbeteren. Liberalen zijn daar kritisch over; zij vinden dat ingrijpen door de overheid een autoritair en paternalistisch karakter heeft. En dat het gevaar dreigt dat de overheid haar burgers te weinig ruimte laat hun leven op hun eigen wijze in te richten en in plaats daarvan voor hen gaat bepalen wat redelijke beslissingen zijn en wat het goede leven is dat zij moeten nastreven.

De vraag nu is of het liberale argument ook opgaat voor professionele zelfwetgeving en zelfrealisering. Mag de overheid professionele vrijheid begrenzen om de kwaliteit van professionele zelfwetgeving en zelfrealisering te verbeteren? Er zijn zoals gezegd twee redenen te geven waarom professionals een zekere mate van autonomie nodig hebben. Ten eerste moeten zij algemene kennis interpreteren en wegen bij de concrete toepassing en ten tweede hebben zij een vertrouwensrelatie met hun cliënt die op gespannen voet staat met bemoeienis door buitenstaanders.

Ingrijpen
Maar er zijn ook redenen te geven waarom ingrijpen van de overheid bij professionals minder problematisch is dan bij burgers. Ten eerste spelen bij zelfwetgeving en zelfrealisering van professionals als goede professionals altijd belangen van anderen een centrale rol. De vrijheid van de professionals mag, net als die van gewone burgers, met het oog op de bescherming van die belangen begrensd worden. Een tweede reden waarom ingrijpen door de overheid in het leven van professionals eerder is toegestaan dan bij gewone burgers, is gelegen in het feit dat we geen gedeeld beeld van de goede burger, maar wel een gedeeld beeld van de goede professional hebben. Dat beeld is weliswaar niet scherp en evenmin geheel onomstreden, maar wel meer collectief verankerd dan het beeld van de goede burger.

Ten slotte geldt dat professionals niet alleen hun eigen, maar eerst en vooral andermans belangen behartigen en daardoor kan het beeld van de goede professional nooit uitsluitend door professionals zelf worden vormgegeven. Integendeel, die vormgeving moet vooral in het politieke en publieke debat plaatsvinden. In dat debat moet het gaan over het dilemma of professionals in een concreet geval onverkort een toepasselijke regel moeten volgen, of dat ze daarvan mogen of zelfs moeten afwijken om te handelen op een wijze die - in dit geval alles welbeschouwd - het beste is. De professional wordt met deze vraag geconfronteerd als er een regel is die de professional vertelt wat de formeel juiste manier is om te handelen, maar die eventueel botst met ideeën van de professional over de vraag wat - hier en nu alles welbeschouwd – de inhoudelijk goede handelswijze is.

Dit is een samenvatting van de oratie die hoogleraar professie-ethiek Anne Ruth Mackor op 25 januarie hield aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. In haar oratie gaat Mackor in op een casus van een arts wiens handelen door de regionale toetsingscommissie euthanasie als onzorgvuldig werd beoordeeld.  Mackor stelt de kwestie aan de orde of de toetsingscommissie de autonomie van de arts teveel heeft ingeperkt.