De crisis in de EU is geen reden voor afbraak, maar voor beleid tegen tweedeling

Ruim tien jaar geleden stemde 61,5 procent van de kiesgerechtigde Nederlanders in een referendum tegen een Europese Grondwet. Recenter, op 23 juni jongstleden, stemde 51,9 procent van de inwoners van het Verenigd Koninkrijk voor uittreding uit de Europese Unie. Is de Europese samenwerking passé of moeten we er alles aan doen om haar te redden?

In zijn boek 'Een steeds hechter verbond. Europa op weg naar Europa’ wijst de op 18 juni 2015 overleden Leidse hoogleraar Privaatrecht Hans Nieuwenhuis op de grootste misvatting die er over de EU bestaat. Zo is het doel van de EU níet een telkens nauwere samenwerking van Europese staten, zoals critici vaak beweren, maar is het streven gericht op een steeds hechter verbond van Europese volkeren. Artikel 1 van het EU-verdrag zegt hierover: ‘Dit Verdrag markeert een nieuwe etappe in het proces van totstandbrenging van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa, waarin de besluiten in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen.’

Voorloper EU ontneemt lust tot oorlogsvoeren

Nieuwenhuis, een groot kenner van de eeuwenoude cultuur die ons continent heeft gevormd, stelt dat de Europese Unie niet moet worden gezien als een bureaucratie dat lidstaten zijn wil oplegt of als een neo-liberaal instrument dat slechts tot doel heeft de interne vrije markt van goederen en diensten te promoten, maar als een waardengemeenschap, gebaseerd op een welberedeneerd eigenbelang. Om precies te zijn: samenwerken om onderlinge strijd en oorlog te voorkomen.

Oorlog heeft aan de wieg gestaan van het ontstaan van de Europese naties en hun respectievelijke religieuze en humanistische tradities. Strijd is niet voor niets een telkens terugkerend thema in de Europese kunst en literatuur. Het continent ontleent er zelfs zijn naam aan, want vernoemd naar Europa, de koningsdochter uit Tyros, een stad aan de Libanese kust. Zij werd door Kretenzers ontvoerd van de Libanese stranden als vergelding voor de schaking van de Griekse prinses Io uit Argos door Fenicische kooplieden.

Ook de oprichting in 1952 van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), de voorloper van de EU, is terug te voeren tot strijd. Door regulering van de productie en prijzen van kolen en staal, dé grondstoffen van oorlogsmachinerie, droeg de EGKS - een in 2002 opgeheven supranationaal orgaan – er in sterke mate toe bij de vrede in West-Europa na 1945 te bewaren. Het nam kort gezegd de aanleiding weg die onder meer in 1914 en 1939 tot oorlog hadden geleid, namelijk de macht over de steenkoolwinning en de bijbehorende staalindustrie van de RuhrElzas-Lotharingen en de Saarlanden.

Britten haken altijd af bij supranationale samenwerking

Toentertijd was, de parallel met het verzet tegen nauwere Europese samenwerking nu is opvallend, het supranationale karakter van de EGKS voor Groot-Brittannië reden om af te zien van deelname. Zoals de Britten ook andere pogingen tot supranationale Europese samenwerking in de loop der tijd steevast hebben afgewezen of afgezwakt. De Britse tegenwerking heeft overigens niet kunnen voorkomen dat de meeste Europese landen wél kozen voor nauwe vormen van samenwerking, culminerend in 1992 in het Verdrag van de Europese Unie. Maar dat geldt voor samenwerking tussen staten, net als de huidige crisis van de EU ook betrekking heeft op de relatie tussen de lidstaten.

Artikel 1 van het Verdrag van de Europese Unie refereert echter aan een nauwere binding tussen de volkeren van Europa. Op basis van krantenartikelen, sociale media, de uitslag van verkiezingen en van tussentijdse peilingen naar de politieke voorkeur zou je bijna tot de conclusie komen dat de meeste inwoners van de diverse lidstaten, net als Britten, zo snel mogelijk uit de EU willen stappen. Europeanen hebben kennelijk geen behoefte aan nauwere banden met elkaar. Zie de uitslag van het referendum over de Europese Grondwet, de Brexit, de economische crisis, de steun aan Griekenland, de vluchtelingencrisis, en de steun voor populistische partijen als het Front National in Frankrijk en de PVV in Nederland. Klopt dit beeld?

De crisis is ernstig, maar de gedeelde waarden blijven

Dat de Europese Unie in een crisis verkeert, is evident. Volgens de al 40 jaar bestaande Eurobarometer die jaarlijks een uniek inzicht geeft in hoe opinies en houdingen zich bij de Europese bevolking ontwikkelen, is er na het begin van de crisis in 2008 sprake van een dalend vertrouwen in de Europese Unie. Had in 2009 nog 48 procent van de bevolking een positief beeld van de EU, sinds 2012 is dit gedaald tot 30 procent. Het continue onderzoek burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau laat voor Nederland een zelfde ontwikkeling zien. Het percentage Nederlanders dat het Nederlands lidmaatschap van de EU een goede zaak vindt, is de afgelopen jaren gezakt, van 42 procent in 2008-2009 tot 39 procent nu. Het percentage Nederlanders dat het EU-lidmaatschap afwijst, is daarentegen gestegen tot 28 procent. Drieëndertig procent is neutraal of weet het niet.

De crisis in de Europese samenwerking is ernstig, maar niet zodanig dat alles wat in het verleden is opgebouwd, moet worden afgebroken. De eeuwenoude geschiedenis en cultuur van Europa hebben geleid tot gedeelde waarden zoals democratie, rechtsstaat en eerbiediging van de menselijke waardigheid door het naleven van de mensenrechten. Om die waarden, verankerd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, te beschermen, moet de onvrede van verschillende groepen in de lidstaten van de EU serieus worden genomen.

Maar in plaats van referenda over uittreding uit de EU te organiseren, is er vooral beleid nodig om de groeiende tweedeling tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen werkenden en niet-werkenden en tussen hoge en lage inkomens zowel op nationaal als op Europees niveau tegen te gaan. Waar een Europa van nauwer aan elkaar verbonden volkeren behoefte aan heeft, is een sociale agenda opgesteld vanuit het besef dat democratie, rechtsstaat en eerbiediging van mensenrechten nergens, ook in Europa niet, vanzelfsprekend zijn.

Dave van Ooijen studeerde sociologie en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1979 tot 2014 was hij werkzaam bij Vereniging Milieudefensie, de gemeente Amsterdam, Nicis Institute en Platform31. Hij is fractievoorzitter voor de PvdA in de gemeente Castricum.

Een uitgebreidere recensie van het boek is te downloaden onder de titel ‘De geschiedenis en toekomst van Europa’ .

Foto: Jeremy Segrott (Flickr Creative Commons)