Er zijn grenzen aan acceptatie seksuele diversiteit

De sociale acceptatie van homo’s en lesbo’s in Nederland is relatief groot. Transgenders echter worden door geen enkele bevolkingsgroep breed geaccepteerd omdat ze niet voldoen aan de gangbare seksecriteria. De strijd om hun erkenning is nog lang niet gestreden.

‘Wij verklaren vandaag dat de meest evidente waarheid – dat wij allen gelijk zijn – nog steeds de ster is die ons leidt […] Onze reis is niet compleet tot onze homoseksuele naasten voor de wet gelijk zijn  - want als wij écht gelijk geboren zijn, dan moet zeker de liefde die mensen elkaar betuigen gelijk worden gerespecteerd’, sprak Obama tijdens zijn tweede inaugurele rede als president. Hiermee schreef hij geschiedenis. Nog nooit steunde een Amerikaanse president zo duidelijk de openstelling van het Amerikaanse burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht.

Vooral frequente kerkgangers staan negatief tegenover homoseksualiteit

In Nederland bestaat het ‘homohuwelijk’ inmiddels twaalf jaar. Daardoor weten wij ook dat wettelijke gelijkheid geen waarborg is voor sociale acceptatie. Toen op 1 april 2001 Job Cohen, als burgemeester van Amsterdam, de eerste paren van gelijk geslacht in het echt met elkaar verbond, vond iets meer dan één op de tien Nederlanders dat geen goed idee  (Keuzenkamp en Bos 2007). Vijf jaar later bleek dat de helft van de Nederlanders het aanstootgevend vond als twee mannen elkaar zoenen op straat en bijna 1 op de 5 inwoners het onacceptabel zou vinden als de eigen zoon of dochter gaat samenwonen met een partner van dezelfde sekse (zie ook Keuzenkamp et al. 2006). Nadat de roze wolk rond de openstelling van het burgerlijk huwelijk was opgetrokken, brachten deze cijfers de noodzaak aan het licht om de sociale acceptatie van homoseksualiteit te bevorderen. Sindsdien monitort het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) actief de sociale acceptatie van homoseksualiteit in Nederland in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Op 16 mei 2013 is de nieuwe editie van deze monitor uitgekomen (Keuzenkamp en Kuyper 2013). De huidige stand van zaken is met behulp van verschillende nationale en internationale bronnen in kaart gebracht. De algemene boodschap is dat het goed gaat met de sociale acceptatie van homoseksualiteit. Nog nooit vonden zoveel Nederlands het OK dat homo’s kunnen trouwen, adopteren, in het openbaar zoenen, lesgeven op scholen of iemands zoon dan wel dochter zijn. Op basis van een maat die gebaseerd is op 11 stellingen over homoseksualiteit bleek dat in 2006 nog 15 procent van de Nederlanders homonegatief was en dit percentage inmiddels tot 4 procent is geslonken.

Niet in alle delen van de Nederlandse samenleving wordt de acceptatie van homoseksualiteit echter breed gedragen. Zoals al eerder bleek, bestaan er tussen bevolkingsgroepen grote verschillen. In bepaalde kringen lijkt homonegativiteit anno 2013 nog nauwelijks voor te komen, terwijl in andere kringen nog steeds sprake is van intolerantie. Van de Nederlanders die nooit ter kerke gaan, is slechts 2 procent homonegatief, maar van de frequente kerkgangers is 26 procent homonegatief. Onder de aanhang van GroenLinks, VVD, SP en D66 zijn amper homonegatievelingen te vinden, maar van de PVV-stemmers is 1 op de 10 kiezers homonegatief. Onder autochtone Nederlanders is de acceptie groot, maar bij veel Turkse en Marokkaanse Nederlanders stuiten het homohuwelijk en een homoseksuele oriëntatie van het eigen kind op weerstand (zie ook Huijnk en Dagevos 2012).

Ook jongeren staan niet onverdeeld positief tegenover homo- of biseksuelen. Ongeveer de helft van de Nederlandse scholieren vindt het vies als twee jongens of twee meisjes met elkaar zoenen.

De homo of lesbo die ‘gewoon’ doet, wordt geaccepteerd

Acceptatie van homoseksualiteit hangt nauw samen met normen over hoe mannen en vrouwen ‘gewoon’ moeten doen. Zolang iemand zich qua uiterlijk en gedrag gedraagt zoals dat van mannen en vrouwen wordt verwacht, lijkt de sociale acceptatie in een vergevorderd stadia te verkeren. Ons onderzoek leert dat Nederlanders positiever staan tegenover homoseksuele mannen, dan tegenover mannen die zich vrouwelijk gedragen. Vaak zal men daarbij denken dat het om homo’s gaat, maar uiteraard kunnen dit ook heteromannen zijn. Datzelfde geldt ook voor lesbische vrouwen en vrouwen die zich mannelijk gedragen.

Mannelijk ogende homoseksuele mannen met een voorliefde voor voetbal zullen weinig afkeuring ontmoeten. Lesbische vrouwen met een vrouwelijke look zullen veelal op sociale acceptatie kunnen rekenen. Maar als homomannen roze glittershirtjes dragen en zich ‘verwijfd’ gedragen, dan wordt dat minder gewaardeerd. Als lesbische vrouwen zich een mannelijke coupe en tred aanmeten, is de sociale acceptatie minder groot. Normen over mannen en vrouwen, mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn aldus erg bepalend voor de acceptatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen.

Die normen spelen ook transgenders parten. De acceptatie van genderambivalentie in Nederland  is beperkt (zie ook Kuyper 2012). Ruim een kwart vindt dat er iets mis is met mensen die zich niet man of vrouw voelen en gaat ook liever niet om met mensen van wie niet meteen duidelijk is in welk hokje ze passen. Meer dan 60 procent wil gewoon bij de eerste ontmoeting weten met welke sekse men van doen heeft. Het lijkt er dus op dat homoseksualiteit redelijk geaccepteerd is, maar dat genderdeviant gedrag wordt afgekeurd. Men hoeft niet in het heterohokje te passen om geaccepteerd te worden, maar moet zich wel houden aan de gedragsregels en de uiterlijke kenmerken die we aan beide seksen hebben toebedeeld. Transgenders hebben ook anno 2013 in Nederland vaak nog heel wat uit te leggen.

Op 17 mei is het IDAHO: International Day Against Homophobia and Transphobia. In Den Haag wordt dit jaar een internationale conferentie georganiseerd voor Europese beleidmakers die zich bezig houden met dit thema. Op deze conferentie wordt ook een rapport van de European Union Agency for Fundamental Rights gepresenteerd dat de ervaringen in kaart brengt van meer dan 90 duizend homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender Europeanen. Nederland zal ongetwijfeld in dat rapport ook weer naar voren komen als een land waar het relatief goed gaat. Laten we inderdaad niet vergeten hoe vergevorderd de sociale acceptatie hier is. Maar laten we tijdens het vieren van onze successen ook aandacht blijven houden voor die groepen waarin de acceptatie hapert en voor bredere acceptatie van seksuele diversiteit. Uiteindelijk is dat van belang voor het welzijn en de ervaringen van iedereen die niet ‘gewoon doet’.

Lisette Kuyper is wetenschappelijk medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zij is verbonden aan de sectie Onderwijs, Minderheden en Methodologie.

Saskia Keuzenkamp werkt is manager van de afdeling Effectiviteit bij MOVISIE.

 

Referenties

Huijnk, Willem en Jaco Dagevos (2012). Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Keuzenkamp, Saskia en David Bos (2007). Out in the Netherlands. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Keuzenkamp, Saskia, David Bos, Gert Hekma en Jan Willem Duyvendak (2006) Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Keuzenkamp, Saskia en Lisette Kuyper (2013). Acceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in Nederland 2013. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Kuyper, Lisette (2012). Transgenders in Nederland: Prevalentie en attitudes. In: Tijdschrift voor Seksuologie, jrg. 36, nr. 2, p. 129-135.