Heldere afspraken tussen scholen en ouders kunnen onderwijs beter maken

Wil Nederland een concurrerende kenniseconomie blijven, dan moeten de onderwijsprestaties omhoog. Het kabinet vindt dat ouders daarbij een grote rol kunnen spelen. Leraren en scholen juichen grotere betrokkenheid toe, maar wijzen ook op de schaduwzijden ervan.

Het kabinet wil ouders meer betrekken bij het onderwijs van hun kinderen. Mede door hun grotere betrokkenheid zou het prestatieniveau van het Nederlandse onderwijs kunnen verbeteren. Nu al zijn veel ouders al op diverse, uiteenlopende manieren betrokken bij het onderwijs van hun kind en doen zij het nodige om hun kind van huis uit te ondersteunen.

Een paar cijfers: 90 procent van de ouders met kinderen van 4-5 jaar en 76 procent van de ouders met kinderen van 6-8 jaar leest thuis ten minste een keer per week voor. Ruim 40 procent  van de ouders in het basisonderwijs helpt hun kinderen minstens een keer per week met huiswerk; 32 procent van de ouders van mbo-studenten doet dat ten minste een keer per maand.

Voorts praat 80 procent van de ouders in het basisonderwijs thuis dagelijks met zijn kind over school, in het voortgezet onderwijs 68 procent en in het mbo 42 procent. Die gesprekken gaan in het basisonderwijs vooral over het welbevinden van het kind op school, en in voortgezet onderwijs en het mbo meer over motivatie, prestaties en de toekomstplannen.

De schaduwzijde van de betrokkenheid van ouders 

De vraag is wat ouders met hun betrokkenheid voor elkaar proberen te krijgen.  Ouders van kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs hechten er groot belang dat hun kroost leert samenwerken en rekening leert houden met anderen. Ook leren zelfstandig te werken en kritisch na te denken, staat hoog op het lijstje van menig ouder. Ouders van mbo-studenten vinden het daarnaast belangrijk dat hun kinderen problemen leren op te lossen.

In alle drie de onderzochte schooltypen vinden ouders dat er meer aandacht moet komen voor Nederlands en in wat mindere mate voor rekenen en wiskunde. Ze zijn het dus met de minister en de staatssecretaris eens dat de prestaties in de kernvakken moeten verbeteren. Waarbij zij aangetekend dat er meer ouders zijn, die zeggen dat er extra aandacht moet zijn voor het tegengaan van achterstanden dan voor het bevorderen van uitblinken.

Leraren, schoolleiders en managers in het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs waarderen de betrokkenheid van ouders over het algemeen ten zeerste, maar wijzen tegelijkertijd op de schaduwzijden ervan. Ten eerste voelen leraren en schooldirecties zich door ouders niet altijd in hun gezag gesteund. Ten tweede hebben sommige ouders de neiging zich te bemoeien met de inhoud en aanpak van het onderwijs. Ouders van kinderen in het basisonderwijs blijken in de praktijk vaak minder geporteerd van de brede oriëntatie, dan ze voorgeven. Ten derde zijn laagopgeleide ouders en ouders met een migrantenachtergrond soms moeilijk te bereiken, omdat ze vaker de vaardigheden missen om met school in gesprek te gaan. En ten slotte staat een problematische thuissituatie van leerling of student de samenwerking tussen school en ouder nogal eens in de weg. De communicatie met gescheiden ouders bijvoorbeeld is soms lastig.

Er zijn grenzen aan wat scholen kunnen

Omdat ‘goed ouderschap’ en ondersteuning thuis de leerprestaties van leerlingen positief beïnvloeden, wil het kabinet ouders meer betrekken bij de verbetering van het onderwijs. Het effect van de ouderlijke invloed loopt indirect, via de promotie van houdingen, waarden en aspiraties die ‘pro-leren’ zijn ofwel getuigen van een positieve houding tegenover school en het volgen (en afronden) van een opleiding. In die zin is ouderbetrokkenheid een factor van belang. De idee is dat de scholen het engagement van ouders gaan vergroten. Er zijn echter grenzen aan wat scholen kunnen. Contact onderhouden met ouders is niet alleen arbeidsintensief, maar kost ook tijd en moet vaak plaatsvinden naast het lesgeven en andere schoolse activiteiten.

Bovendien vragen communicatie en contact met ouders om vaardigheden waar niet alle leraren over  beschikken. Rekening houden met de mening van ouders, kritiek incasseren en grenzen stellen: lang niet elke leraar of schooldirecteur is er bedreven in. Daar komt nog bij dat niet elke ouder maat weet te houden en de positie en professionaliteit van leraren respecteert.

Voor een goede samenwerking tussen school en ouders, is het essentieel dat beide partijen open en duidelijk zijn over hun verwachtingen en wensen, en dat verantwoordelijkheden over en weer helder zijn afgebakend. Uit deze studie blijkt overigens dat de verwachtingen over meer ouderbetrokkenheid niet al te hooggespannen moeten zijn. Ouders, die door het kabinetsbeleid geacht worden meer voor zichzelf en anderen te zorgen, hebben het eenvoudigweg te druk om zich nog meer in te zetten voor school, en thuis doen ze al veel voor het onderwijs van hun kind.

Lex Herweijer en Ria Vogels zijn beiden als onderzoeker verbonden aan de sector Onderwijs, Minderheden en Methodologie van het Sociaal Cultureel Planbureau .

De publicatie ‘Samen scholen. Ouders en scholen over samenwerking in basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs’ is verkrijgbaar bij de (internet-)boekhandel of via de website van het SCP.

Foto: Bas Bogers