Seculiere en religieuze groepen sámen kunnen terroristisch geweld stoppen

De recente terroristische aanslagen zetten de vreedzame co-existentie onder druk. Het is daarom zinvol te kijken hoe hermetisch de scheiding tussen gelovigen en niet-gelovigen eigenlijk is. Onderzoeker Joram Tarusarira bepleit een ander soort conflictanalyse.

De terroristische aanslagen in Brussel, Parijs, Ankara en Nigeria hebben het debat over geloof en samenleving gepolariseerd. Hoewel het naïef is om de bomaanslagen en schietpartijen enkel te wijten aan geloofskwesties, zien vooral seculier angehauchte sprekers religie als voornaamste oorzaak van het vaak tomeloze geweld. Vice versa leggen religieuze groeperingen de schuld vaak bij het seculiere Westen. De vraag is of het onderscheid tussen de twee groepen wel zo volkomen is, en of religiositeit versus liberaal-secularisme aanleiding tot conflict moét geven.

Beter concept om conflict te analyseren

Natuurlijk zijn er terroristen die claimen dat zij handelen in de naam van hun door het westerse seculiere dogma in de verdrukking geraakte geloof, maar is dat een rechtvaardiging om seculier recht tegenover religieus te plaatsen? Wat worden we wijzer van verwijzingen naar religieus geweld toen en nu, zoals de Kruistochten en Jihads in de 11de en 12de eeuw, de Inquisitie, de 30-jarige oorlog en het hedendaags Islamitisch fundamentalisme? Helpt dat het conflict tussen seculier en religieus op de juiste wijze te analyseren en eventueel een halt toe roepen? Het antwoord is nee.

Een concept dat ons wel in staat stelt het conflict tussen seculiere en religieuze bevolkingsgroepen interpreterend te analyseren, is dat van competitief slachtofferschap. Het concept komt uit een theoretisch model ontwikkeld door de psychologen Samuel L. Gaertner en John F. Dovidio. Hun Common In-Group Identity Mode gaat uit van een ‘groeps-overstijgende identiteit’ die voortkomt uit een gemeenschappelijke slachtoffer- en daderidentiteit.

Slachtofferschap heeft psychologische functies

Competitief slachtofferschap staat voor de pogingen van een groep om aan te tonen dat hij meer lijdt dan zijn opponent. Dat slachtofferschap kan direct zijn, door persoonlijke verwonding of verlies, of indirect, doordat groepsleden getuige zijn geweest van geweld tegen hun groepsgenoten. Slachtofferschap wordt meestal geassocieerd met hulpeloosheid, zwakte, onmacht en vernedering, maar vergeten wordt dat het ook psychologische functies heeft. Het versterkt de samenhang van de groep, rechtvaardigt (disciplinerend) geweld binnen de groep, ontkent verantwoordelijkheid en schuld aan geweld tegen anderen en vergemakkelijkt het werven van materiële en morele steun.

Uit onderzoek blijkt dat groepen die gewikkeld zijn in competitief slachtofferschap minder vergevingsgezind zijn tegenover hun tegenstanders. Doordat bijvoorbeeld zowel de Joden als de Palestijnen zich positioneren als de échte slachtoffers van het conflict, zijn ze niet of nauwelijks bereid om voorbij hun wederzijdse wrok en haat te gaan. Die houding kan pas veranderen, aldus Gaertner en Dovidio, wanneer beide partijen op zoek gaan naar een gemeenschappelijke identiteit, een die de particuliere identiteit overstijgt. Wanneer Joden en Palestijnen zichzelf leren zien als inwoners van het Midden-Oosten. Als ze daartoe in staat zijn, kunnen er ook vriendschappelijke verhoudingen ontstaan

Ontworsteling aan seculaire doctrine

Geldt dat ook voor de verhouding tussen seculiere en religieuze groepen? Seculiere politici hebben het geloof in de afgelopen eeuwen geleidelijk uit het publieke domein verdrongen. In sommige, vooral islamitische, landen vechten de gelovigen terug. Zij willen niet langer slachtoffer zijn van een geloofsvijandige, seculaire doctrine. De taal die zij in hun strijd hanteren, is overigens niet die van de religieuze doctrine, maar die van het slachtofferschap. Ze gebruiken woorden als vernedering, gêne, aanval en vernietiging.

Toen Osama Bin-Laden de Verenigde Staten en Israël de oorlog verklaarde, beschuldigde hij beide landen van agressie en onrecht tegen moslims. Zijn propagandavideo’s waren een grote collage van pijn. Maar ook George Bush sprak, nadat zijn land op 9/11 een hevige slag werd toegebracht door islamterroristen, in termen van slachtofferschap: lijden, medelijden, angst en verschrikkelijke omstandigheden. En van represaille en wraakzucht. Hetzelfde deden de terroristen, gelinkt aan IS, die op 13 november 2015 dood en verderf zaaiden in Parijs. Zij handelden uit wraak voor de Franse luchtaanvallen in Syrië en Irak en de Franse buitenlandse politiek in de Moslimwereld. Twee dagen na de aanslagen in Parijs lanceerde Frankrijk zijn grootste aanval op IS in Al-Raqqah.

Je kunt conflicten ook op een andere manier oplossen

De spiraal van aanval en tegenaanval brengt zelden de oplossing voor een conflict. Hoewel het zeker geen panacee is om vrede te bereiken, zouden seculiere en religieuze groepen ook een andere weg kunnen bewandelen. En die bestaat eruit om te zoeken naar een gemeenschappelijke slachtoffer- en daderidentiteit.

Een gemeenschappelijke slachtofferidentiteit houdt dan in dat beide groepen erkennen dat ze slachtoffer zijn van een conflict en dat ze erkennen dat ze, ondanks al hun verschillen, overeenstemmen in de zin dat het conflict hen beiden negatief beïnvloedt. Een voorbeeld hiervan is de Palestijns-Israëlische organisatie van ‘Palestinian Israeli Bereaved Families for Peace Organization.’ Deze organisatie bestaat uit families die een of meer van hun leden hebben verloren. De Palestijnse en Israëlische families delen hun verlies en bevorderen daarmee empathie en solidariteit met elkaar.

Een gemeenschappelijk daderidentiteit betekent dat de seculiere en religieuze groepen erkennen dat ze daders zijn in het conflict. Dus hoewel ze van mening kunnen verschillen over wiens daden meer of minder legitiem zijn, zijn ze het erover eens dat beide groepen gewelddadige acties tegen elkaar hebben ondernomen. Een sprekend voorbeeld hiervan is Combatants for Peace Movement, de beweging van Israëliërs en Palestijnen die geweld hebben gebruikt, maar nu de wapens hebben neergelegd en zich inzetten voor vrede in de regio. Doordat beide partijen de daderidentiteit aannemen, delen ze verantwoordelijkheid en schuld.

Niemand is per definitie gewelddadig of vreedzaam

Seculiere en religieuze groepen moeten hun verantwoordelijkheid nemen om het religieus gearticuleerde geweld in de wereld te stoppen. Ze moeten daarvoor empathie en solidariteit met de ander tonen en promoten. Door zichzelf te re-categoriseren in een gemeenschappelijke slachtoffer- en daderidentiteit kunnen partijen hun vijandbeelden van elkaar overstijgen. Dader en slachtofferidentiteit zijn relationeel. Ze zijn wederzijds constitutief: iemand is een dader omdat er een slachtoffer is en omgekeerd. Dit resoneert met het Ubuntu-concept van de Afrikaanse filosofie dat zegt: ik ben wie jij bent, ofwel je bent een mens vanwege andere mensen. Identiteiten zien als wederzijds constitutief betekent dat geweld tegen de een, geweld is tegen de ander en dat niemand veilig is zolang de ander niet veilig is. Niemand is per definitie gewelddadig, maar wordt dat door actie. Evenzo geldt dat niemand per definitie vreedzaam is, maar alleen door actie.

Joram Tarusarira is docent Religie, Conflict en Vredesopbouw aan het Centrum voor Religie, Conflict en het Publieke Domein van de Rijks Universiteit Groningen. Dit artikel is gebaseerd op Tarusarira’s bijdrage aan een driedelige reeks lezingen over religie en conflict.

Foto: Aschevogel (Flickr Creative Commons)