‘Sociale cohesie’, ‘samen’, ‘van onderop’ - het zijn enkele termen die de afgelopen jaren in het beleid ten aanzien van ‘probleemwijken’ vaak zijn gebruikt om aan te geven waar de kracht ligt in deze wijken – bij de lokale gemeenschap - en hoe die kracht zou moeten worden aangeboord – door bewoners de middelen en de ruimte te geven te zorgen voor elkaar en hun leefomgeving. Bewoners werd gevraagd om zich onder te dompelen in een warm, gezellig gemeenschapsgevoel. Anders geformuleerd: het doel was bewoners te bewegen naar een vorm van ‘diepgaande gezelligheid’ en een lokaal thuisgevoel. De vele straatfeesten, wijkfestivals, koffieochtenden en andere gezamenlijke activiteiten in buurthuizen zouden hier een uiting van zijn.
Maar hoewel sociale cohesie wordt verbeeld en gevierd als een bestaand emotioneel weefsel in wijken, zag ik in mijn participerend onderzoek in bewonersinitiatieven in Slotermeer, hoe beleidsambtenaren, buurtcoördinatoren, opbouwwerkers en andere professionals – de uitvoerders van het beleid - probeerden een communitaristisch verlangen bij bewoners aan te wakkeren door middel van een instrumentalisering van persoonlijke relaties, intieme verbanden en gevoelens; dit alles met het doel om een lokale, gemeenschappelijke sfeer van thuis te creëren waar bewoners zich mee kunnen en willen identificeren en engageren.
Gevoeligmakende beleidstechnieken
In het opwekken van dat gemeenschapsverlangen wordt via ‘gevoeligmakende beleidstechnieken’ subtiel en minder subtiel ingegrepen in de gevoelshuishouding van bewoners. Op zoek naar familiariteit, intimiteit en oprechte interesse tussen bewoners creëren professionals op verschillende manieren situaties en interacties die een warme, gezellige sfeer oproepen. Hoe doen ze dat?
Ten eerste door te zorgen voor bewoners. Zorgen is een beleidstechniek die zich uit in informele en intieme handelingen tussen professionals en bewoners, waarbij professionals zorgvuldig en liefdevol aandacht geven aan persoonlijke kwesties en gevoeligheden. Professionals kwalificeren zichzelf als ‘vriend’, ‘oom’ en als ‘sprekend uit het hart’. Ze omschrijven hun eigen enthusiasme als onderdeel van een tactiek om bewoners aan te moedigen actief te worden, zoals een professional me vertelde:
‘Soms helpt het om het enthousiasme in jezelf aan te boren en te tonen tijdens bewonersbijeenkomsten, zodat je dat ook opwekt onder bewoners.’
Een professional die enthousiast doet met als doel enthousiasme op te wekken bij bewoners is bezig een subtiele interventie te plegen door op de gevoelens van bewoners in te spelen. Dit gebeurt aan de lopende band tijdens bewonersbijeenkomsten en daarbij reflecteren professionals openhartig en publiekelijk op hun eigen gevoelens en handelen. Ze schakelen daarbij tussen paternalistische en vriendschappelijke posities en creëren situaties waarin het normaal wordt gevonden om emoties en gevoeligheden met elkaar te delen.
De techniek van het waarderen
Ten tweede, om bewoners die zich willen engageren met de buurt te ondersteunen, hebben professionals verschillende instrumenten tot hun beschikking om de motivatie van bewoners te versterken. Dit is de techniek van het waarderen. Door bewoners van een budget te voorzien, een prijs toe te kennen of door een informeel schouderklopje of een publieke steunbetuiging tijdens een bijeenkomst, categoriseren beleidsambtenaren en professionals expliciet bepaalde bewonersinitiatieven als ‘goed’ (en impliciet andere als minder goed of slecht). Met verkiezingen zoals de ‘held van de wijk’ of ‘vrijwilliger van het jaar’ nomineren professionals actieve bewoners voor prijzen en uiten zij woorden van lof. Waarderen krijgt zo een symbolische functie: het wordt een rite de passage waarmee een bewoner verandert in een goede, actieve ‘burger’.
Successen vieren
Een derde gevoeligmakende beleidstechniek bestaat uit het verzamelen van de persoonlijke verhalen en de voorbeeldige activiteiten van deze goede, actieve burger en deze te tonen in wijkkranten, op websites en in ander communicatiemateriaal zoals flyers en posters in de wijk. Hun trots, plezier en vreugde spat van de kleurrijke pagina’s en posters. Ze dienen ter inspiratie voor andere bewoners en om positieve associaties en een emotionele identificatie met Slotermeer op te roepen: als mijn buurvrouw trots is op de buurt en een straatfeest organiseert, waarom zou ik dan niet meedoen?
Deze techniek noem ik promoten, omdat het onderdeel uitmaakt van een beleidsstrategie om de toekomstige, geïdealiseerde verbeelding van een wijk zichtbaar en invoelbaar te maken onder de huidige bewoners. Als onderdeel van de Amsterdamse Wijkaanpak bijvoorbeeld, werden professionals werkzaam in Slotermeer opgeroepen door beleidsambtenaren en lokale politici om het ‘stedelijke vernieuwingsproces te visualiseren’, ‘succes te vieren’ en ‘positieve boodschappen te verkondigen’ om zo ‘bewoners te raken’ en te enthousiasmeren om actief te worden en bij te dragen aan de transformatie van Slotermeer tot de toekomstige ‘prachtwijk’ die het (althans in stedelijke vernieuwingsfolders) aan het worden is.
Doe-democratie: een ‘geprovoceerd domein van burgerschap’
Deze gevoelig makende beleidstechnieken bieden een beter begrip van hoe lokale politici, beleidsambtenaren, opbouwwerkers en andere professionals gemeenschappen proberen te vormen door een beroep te doen op de verlangens, wensen en emoties van bewoners. Het besturen door middel van het subtiel aansturen van emoties gebeurt via bepaalde strategieën, procedures en tactieken die maken dat bewoners op een bepaalde manier gaan kijken, voelen en verlangen. Deze beleidsinterventies kunnen worden gezien als onderdeel van een affectieve gedragspolitiek die bewoners emotioneel masseert en plooit naar het ideaal van een toekomstige ‘prachtwijk’ en haar ideale bewoners.
Bewonersinitiatieven, tegenwoordig ook wel bekend en gevierd onder de noemer ‘doe-democratie’, kunnen dan ook gezien worden als een ‘geprovoceerd domein van burgerschap’: het is bedoeld om tot leven te komen door het engagement van bewoners, maar de maatstaven en de normen ten aanzien van deze vorm van participatie worden overgebracht door het enthousiaste, en goedbedoelde maar toch sturende, gevoelig maken door professionals. Daarbij wordt de alledaagse werkelijkheid van bewoners gekanaliseerd naar een vorm van participatie die vooral ‘gezellig’ en ‘leuk’ moet zijn. Eventuele problemen (fysieke verpaupering, sociale armoede) worden ingekaderd als mogelijkheden: een braakliggend stuk land kan een gemeenschappelijke tuin worden en een hek dat gebouwen die gesloopt gaan worden afsluit, kan een creatief kunstproject worden voor kinderen, en vormt zo een mogelijkheid om bewoners samen te brengen, ze te laten delen of kinderen te leren over het belang van ‘een schoon, heel en veilige wijk’.
Professionals spreken bewoners vaak aan als apolitieke actoren
Professionals spreken bewoners vaak aan als apolitieke actoren: ze nodigden ze uit om een warm gevoel van sociabiliteit te (co)produceren door middel van nabuurschap, persoonlijke interesse of culturele kennis en kunde en prijzen dit aan als een nieuwe vorm van democratisch engagement. Het bewonersinitiatievenbeleid in wijken zoals Slotermeer functioneert op deze manier als instrument voor ‘depolitiserende strategieën’: de wijkgemeenschap is het object geworden van bestuurlijke macht en het is deze gemeenschap waarvan het succes en de politieke aspiraties en beleidsinterventies van het Nederlandse wijkenbeleid afhangt. Dit zijn vaak ingrijpende maatregelen – sloop, herstructuring en paternalistische programma’s – maar binnen dit geprovoceerde domein van burgerschap, wordt dit gepresenteerd als een consensus en wordt de politieke dimensie vaak genegeerd of actief buiten dit domein gehouden.
Het is een beleidsstrategie die gezien kan worden als een vorm van ‘prefiguratieve politiek’: het realiseren van een beoogd toekomstideaal in het ‘hier en nu’, in een context die aan de eigenlijke verwezenlijking van dit ideaal voorafgaat. Deze term komt uit de sociale bewegingen-literatuur . Activisten maken gebruik van een strategie waarbij de gewenste samenleving in de onderlinge relaties en in de dagelijkse praktijk van de beweging al tot stand wordt gebracht: denk bijvoorbeeld aan gebrek aan een hiërarchie in de wereldwijde Occupy-beweging. In Slotermeer doen politici, beleidsambtenaren en andere professionals aan bewoners voor hoe een ‘prachtwijk’ en een ideale emotiehuishouding eruit ziet, en ze hopen zo het ideaal tot stand te brengen. Paradoxaal genoeg is in Slotermeer deze strategie onderdeel geworden van een top-down georganiseerd en gedepolitiseerd wijkenbeleid dat claimt een stem te geven aan bottom-up, gemeenschappelijke waarden.
Mandy de Wilde is socioloog, kunsthistorica en werkzaam als postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen waar ze bijdraagt aan een interdisciplinair onderzoeksproject naar Solidariteit in Diversiteit. Ze promoveerde gisteren op een proefschrift over de emotionalisering en depolitisering van burgerschap in het Nederlandse wijkenbeleid met de titel: ‘Brave new neighbourhood. Affective citizenship in Dutch territorial governance’.
Foto: Roel Wijnants