Hoe professionals zich bemoeien met gelijkwaardige burgers

Sociale professionals willen liever geen leraar zijn. Maar ondertussen hebben ze wel de opdracht om opvoedingsnormen van moeders te veranderen.  Ze vinden uitkomst in egalitair handelen. Dat gaat soms heel ver, ondervond Marguerite van den Berg in haar promotieonderzoek.

Het ‘opgeheven vingertje’, ‘beter weten’: docenten opvoedingsondersteuning hebben er een hekel aan. Terwijl ze toch zijn aangesteld om ouders te leren hoe ze beter kunnen opvoeden. In mijn participerend onderzoek in praktijken van opvoedingsondersteuning in Rotterdam vond ik dat opvallend, temeer vanwege de stevige retoriek over ‘dwang en drang’ die vaak bij jeugdbeleid hoort. Professionals in de sociale sector – de uitvoerders van beleid – hebben vaak een afkeer van autoriteit, hiërarchie en verticaliteit. En toch willen en moeten ze ingrijpen in de levens van mensen zonder dat deze mensen daar doorgaans om gevraagd hebben. Dat leidt tot een interessante balansoefening, die ik egalitair gezag heb genoemd: een handelen dat enerzijds gezaghebbend en anderzijds gelijkwaardig moet zijn.

Egalitair ethos maakt overdracht van normen moeilijker

Professionals zijn daarin ontzettend bedreven. Zo begonnen ze bijvoorbeeld bijeenkomsten met moeders (in het kader van opvoedingsondersteuning) vrijwel altijd met een voorstelrondje waarin ze zichzelf als pedagoog en expert presenteerden, maar ook als moeder, tante, echtgenoot en ‘gewoon persoon’. In de meeste gevallen wilden ze in een kring met moeders plaatsnemen in plaats van voor de groep en vaak waren ze heel terughoudend in het geven van concreet advies. Zelfs als moeders expliciet om raad vroegen, bleven ze terughoudend. De docent speelde bijvoorbeeld de vraag terug of maakte deze onderwerp van gesprek met de andere moeders. Soms vroegen moeders ook om de overdracht van kennis; ze wilden bijvoorbeeld graag een schoolse les over de ontwikkeling van kinderen, over eetgedrag of manieren om met bedplassen om te gaan. En docenten gaven ook zulke informatie. Maar, zoals een van hen zei: ‘Ik voel me zo “de lerares” als ik les geef. Ik voel me helemaal niet op mijn gemak in die rol. Ik zou veel liever gewoon deelnemen in de discussie.’

Dat was niet alleen uit verlegenheid. Het was ook omdat ze liever niet teveel wilden uitleggen hoe het moet. Het paste niet in hun overtuiging om zo hiërarchisch of verticaal te handelen. Hoogleraar cultuursociologie Giselinde Kuipers stelde in haar werk dat de verticale overdracht van normen door de elite moeilijker is geworden. Zij spreekt van een hedendaags egalitair ethos, waarin niemand kan zeggen dat zijn of haar norm beter is dan die van een ander. Dat zag ik dus ook weerspiegeld in de beleidspraktijken. Docenten willen niet met het vingertje omhoog uitleggen hoe het moet en bovendien accepteren moeders niet zomaar inmenging.

Maar de norm is nu juist gelijkwaardigheid

Daarmee is niet gezegd dat er geen verticale overdracht plaats vindt. De pedagogen hebben de opdracht gekregen opvoedingsnormen te veranderen en ze willen het gedrag van moeders wel degelijk aanpassen. Bovendien willen moeders zeker leren van de docenten en zijn ze op zoek naar goede adviezen. Maar de verticale overdracht van nu is horizontaal van vorm. Daarin ligt de paradox. En een ingewikkelde opdracht voor professionals. Ze moeten zichzelf positioneren als expert en gelijke: ze moeten egalitair gezag hebben.

Dat heeft te maken met de norm die ze willen overdragen. Die norm is heel egalitair van karakter. Pedagogen willen in opvoedingsondersteuning ouders overtuigen van het belang van ‘autoritatief’ en ‘democratisch ouderschap’, zoals dat in jargon heet. Deze begrippen verwijzen doorgaans naar een manier van opvoeden die gebaseerd is op gesprek, gezag en onderhandeling. ‘Autoritatief’ opvoeden moet ‘autoritair’ opvoeden (dat gebaseerd is op bevel, op macht en op hierarchie) vervangen.

De norm van nu is dus egalitair onderhandelen. En die norm kun je het beste overbrengen door egalitair onderhandelen te doen. Hoe beter de inhoudelijke boodschap van democratisch burgerschap over te brengen dan door debat, egalitair gesprek en onderhandeling? Sterker: het zou heel inconsistent zijn om een boodschap over ‘autoritatief’ ouderschap in een hierarchische vorm over te brengen. In de praktijken kwamen steeds vorm en inhoud samen: de inhoud was - om een begrip van De Swaan te parafraseren - het onderhandelingshouden en de vorm was onderhandeling.

Onderhandelen over zaken waarover dat eigenlijk niet kan

Dat ging in de praktijken heel ver. Zelfs over zaken waar eigenlijk niet over te onderhandelen valt werd toch onderhandeld. Zoals over feitelijkheden, of over het gebruik van fysiek geweld. In het gebruik van vormen als debatoefeningen, communicatie-spellen en herhaalde evaluaties werd de inhoud kracht bijgezet.  Het gebruik van deze egalitaire en reflexieve vormen viel me sterk op omdat de ambities van het beleid van opvoedingsondersteuning nogal stevig waren in de jaren dat ik onderzoek deed. Toen ik in 2009 aan mijn onderzoek begon, was André Rouvoet minister van Jeugd en Gezin en werd de noodklok over de jeugd overal geluid. In Rotterdam organiseerde wethouder Leonard Geluk een serie opvoeddebatten over tien ‘vanzelfsprekendheden’. Het idee dat het met de opvoeding van kinderen uit sommige milieus misging en dat de overheid moest ingrijpen was wijdverbreid.

De beweging was interessant, want Nederland had in de jaren ‘70 en ‘80 juist een periode van verzet tegen paternalisme doorgemaakt. In die jaren kwam het autonome individu centraal te staan en werd inmenging in de ontplooiing van die autonomie steeds meer als onwenselijk beschouwd. In de jaren ‘90 en sinds 2000 zien we juist allerhande voorstellen tot uitbreiding van de inmenging van de overheid in de levens van mensen. ‘Achter-de-voordeur’- beleid is daar een voorbeeld van, een uitgebreid aanbod van opvoedingsondersteuning ook. Was er nu aan het begin van dit millennium sprake van een herontdekking van het paternalisme? Was er sprake van een nieuw beschavingsoffensief?

Een herontdekking van hiërarchisch ingrijpen

Een herontdekking van hiërarchisch ingrijpen was er zeker. Bovendien werd de term ‘beschavingsoffensief’ door pedagoog Micha de Winter en socioloog Gabriël van den Brink weer in gebruik genomen. Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van paternalistisch beleid was geopend, zelfs – of misschien wel juist! – in een tijd waarin er ook verlegenheid met gezag en verticaliteit bestaat. Aversie van ongelijkheid kan heel goed samen gaan met paternalisme, zo blijkt uit mijn onderzoek. Daarom spreek ik ook van egalitair paternalisme (al lijkt dat een contradictio in terminis): inmenging in de levens van burgers met een gelijkwaardige vorm. Egalitair paternalisme is paradoxaal en subtiel: de vorm is egalitair, het doel paternalistisch. Het nieuwe paternalisme wil meer autonomie en gelijkheid bewerkstelligen en dat kan niet anders dan de autonomie van sommige burgers niet geheel serieus te nemen, alle debatspel ten spijt.

Marguerite van den Berg is Universitair Docent Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze schreef over stedelijke cultuur, gender, beleid en onderwijs in verschillende tijdschriften en promoveert vandaag op 1 oktober (2013) op een proefschrift over de rol van opvoedondersteuning in de regeneratie van Rotterdam met de titel: ‘Mothering the Post-Industrial City. Family and Gender in Urban Re-Generation’.

 

 

Marguerite van den Berg, m.a.vandenberg@uva.nl