Hoe we leren dat een overheid niet per se nodig is

De nationale overheid heeft veel taken overgeheveld naar gemeenten, maar hoe zorg je er als gemeentebestuur nu voor dat die burger met jou wil meedenken, om samen de verzorgingsstaat van de toekomst vorm te geven? Daarvoor hebben we een democratische investeringsagenda nodig, zeggen Bram Eidhof en Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden.

Democratie staat wereldwijd onder druk, zo constateerde The Economist vorig jaar. Het tijdschrift kwam tot die sombere conclusie omdat autocratische leiders in Rusland en China de teugels steeds verder aanhalen, de Arabische lentes in een chaotische herfststorm zijn ontaard en in het Westen de opkomstpercentages voor verkiezingen almaar afnemen. In veel landen is het vertrouwen in politici bijzonder laag en bovendien blijken groeiende groepen bevattelijk voor leugens en onwaarheden, zoals Brexit en de recente Amerikaanse verkiezingen ten overvloede hebben aangetoond.

Ook in ons land wordt de afzijdigheid en afkeer van de politiek steeds groter. Bizar genoeg bekritiseren niet alleen burgers de politiek, maar doen politici zelf ook vaak een duit in het zakje. Daarnaast wordt de samenleving gespleten door de opkomst van identity politics.

Geen pacificatiepolitiek meer

Van de politicoloog Arend Lijphart weten we dat pacificatiepolitiek er decennialang voor zorgde dat de toentertijd sterk verdeelde Nederlandse samenleving niet tot stammenstrijd verviel. We kenden vrede dankzij de soevereiniteit in eigen kring en leiders van zuilen die in achterkamers gezamenlijk het land bestuurden. Maar achterkamers zijn uit de gratie geraakt, de samenleving lijkt een grote open zenuw en de pacificatiepolitiek is een relict uit het nabije verleden.

Tegelijkertijd is onze verzorgingsstaat ingrijpend verbouwd. Hoewel we onze aandacht nog altijd op de nationale politiek richten, moeten burgers sinds de grote decentralisatieronde voor de belangrijkste behoeften in hun leven bij gemeenten aankloppen. Zorg, welzijn, inkomen, integratie en veiligheid: het zijn allemaal zaken waar een gemeentelijke afdeling nu voor aan de lat staat. Of zoals minister Plasterk zegt: ‘Niet de minister, maar de wethouder is het eerste gezicht van de overheid.’

De verzorgingsstaat lokaal vormgeven moet

Omdat de verzorgingsstaat nu en straks vooral lokaal vorm wordt gegeven, ontstaan er lokaal tevens kansen om de democratie te revitaliseren. Een zodanige reanimatie dat burgers zich weer eigenaar kunnen voelen van de publieke zaak en de gemeenteraad iets van zijn vroegere relevantie herwint. Juist de kleinere schaal van gemeenten biedt burgers immers kansen om democratie en solidariteit weer te ervaren, om samen te bouwen aan buurt of straat en om samen de wijk veilig te houden.

Omdat veel Nederlanders met een migratieachtergrond zich sterker verbonden voelen met de eigen stad of gemeente dan met het Nederlanderschap, biedt dat in potentie ook een mogelijkheid om via een lokale identiteit gepolariseerde groepen weer met elkaar in verbinding te brengen. Maar benutten we deze kansen om de lokale democratie nieuw leven in te blazen ook werkelijk?

In plaats van simpelweg regelingen uit te voeren, houden gemeenten zich nu steeds meer bezig met de ontwikkeling van de verzorgingsstaat van de toekomst. Voor de gemeenteraad betekent dit dat die niet langer kan handelen als een raad van toezicht van een uitvoeringsorganisatie, maar actief moet gaan meedenken over een visie op de toekomst. Wat voor verzorgingsstaat willen bijvoorbeeld Heerlen en Den Helder hun inwoners bieden?

Kiezers zullen snel ontdekken dat niet zozeer de Tweede Kamer, maar vooral de gemeenteraad over de specifieke invulling van de Wmo of de Jeugdwet beslist en ze zullen daar invloed op willen uitoefenen. Daar ligt dan ook de kans voor een revitalisering van de lokale democratie. De grote opdracht voor de gemeenteraad is in dit verband om bewoners bij het gesprek over de verzorgingsstaat van de toekomst te betrekken. Maar hoe doe je dat als raad, en kunnen raadsleden én burgers solidariteit gezamenlijk en lokaal definiëren? Kan en mag dat per buurt in de stad verschillen?

Boze burgers houden zich nog afzijdig

Lokale politici staan dus voor grotere politieke vragen dan in het verleden. De cruciale vraag is echter of de raad daar wel klaar voor is. Behalve het college controleren, moeten raadsleden bewoners actief opzoeken, met ze in gesprek gaan en gezamenlijk plannen ontwikkelen. Waar raadsleden nu nog vaak met hun neus naar het college en met hun rug naar de bewoners staan, zal dat straks anders moeten. Het zijn niet langer de vierjaarlijkse verkiezingen, maar het is de permanente ontwikkeling van de lokale verzorgingsstaat die ‘het feest der democratie’ vormt.

De gemeenteraad krijgt steeds meer de rol van een wetgevende macht opgedrongen. Dat betekent onder meer dat de raad een visie zal moeten ontwikkelen op de verzorgingsstaat van de toekomst. Veel gemeenten experimenteren inmiddels lustig met vormen van directe en participatieve democratie, in de vorm van burgerbegrotingen en burgertops, of online. Interessant in dit verband is het verzoek van een groep burgemeesters, onder de noemer Code Oranje, aan minister Plasterk om experimenteerruimte. Ze denken daarbij bijvoorbeeld aan extra stoelen in de gemeenteraad voor burgers.

Checks and balances uit het pre-decentralisatietijdperk

Minpunt bij al deze initiatieven is dat vooral de usual suspects aan het vernieuwen van de democratie deelnemen; boze burgers houden zich afzijdig. Maar belangrijker nog is dat het huis verbouwd wordt terwijl de fundering nog niet stevig is. Lokale checks and balances stammen nog te vaak uit het pre-decentralisatietijdperk.

Waar slechts 30 procent van de burgers heel veel of tamelijk veel vertrouwen in de nationale media heeft, ontberen lokale media vaak kwaliteit. Terwijl juist lokale media de betrokkenheid van burgers bij het bestuur kunnen aanwakkeren en als democratische luis in de pels fungeren.

Ook de andere lokale checks and balances houden niet over. Zo variëren lokale rekenkamers sterk in vorm en uitrusting, en leggen gemeenten op een weinig toegankelijke manier verantwoording af.

Cliëntenraden overleggen weliswaar structureel met gemeenteraad en college, maar zijn niet altijd representatief voor de groep die ze vertegenwoordigen.

Hoe krijg je beweging in lokale democratie?

Om die schwung op gang te krijgen, moeten we de decentralisaties benutten om de abstracte politiek weer concreet en tastbaar te maken. Vooral buiten verkiezingstijd kunnen we leren om gezamenlijke problemen samen op te lossen. En dat kan bij uitstek lokaal. Sterker nog, dat kan soms beter in de wijk dan in de raad.

In het bijzonder bij zaken die we kunnen zien en aanraken, ontwikkelen we gemakkelijk betrokkenheid. En kan iedereen alternatieven ontwerpen. Of het nu gaat om speeltuinen, parken, of een buurvrouw wegwijs maken in de wijk. Als we vroeg betrokken raken bij het hoe en waarom, de schaarse publieke middelen kennen en de impact van onze eigen keuzes en inzet zien, ontwikkelen we een natuurlijk eigenaarschap.

Wanneer burgerparticipatie geen beleidsdoel is maar een optionele uitkomst van democratische processen waarin we het lokale samen ontwerpen, creëren we de mogelijkheid om democratie weer te ervaren. En leren we dat voor democratie een overheid niet per se nodig is. Samen een initiatief starten dat een deel van ieders individuele belang behartigt, is immers ook democratie.

Als het gaat om non-controversiële onderwerpen zijn er gezamenlijke analyse- en ontwerpsessies voor nodig, gevoed door de kennis van burgers en beleidsmakers.

Hoe anders ligt dat bij controversiële maatschappelijke onderwerpen? Nog geen jaar geleden ging de raad van Geldermalsen pas laat in gesprek met burgers over de komst van een asielzoekerscentrum. Althans, tot een gesprek kwam het niet. Betogers verstoorden het democratisch proces met vuurwerk, stenen en een bestorming van het raadhuis.

Democratisch professionalisme en een investeringsagenda

Een van de belangrijkste functies van de democratie is om op een zo vreedzaam en rechtvaardig mogelijke manier met verschillen van perspectief of belang om te gaan. Daar hoort, na de initiële articulatie van tegengestelde belangen, het zoeken van consensus en verbinding bij. Dat vergt democratisch professionalisme, mensen die het proces kunnen begeleiden en een goed gesprek kunnen entameren. Soms kan dat beter door een externe partij worden gedaan. De gemeente is immers zelf vaak partij. Gelukkig zijn er externe partijen die zowel boven de partijen kunnen staan als verbinding kunnen stimuleren, zoals Publieke Beraadskamers en de deep democracy-beweging. Vooralsnog is inzet van zulke partijen eerder uitzondering dan regel.

Experimenteren is goed, maar we moeten ook structureel geld reserveren voor de ontwikkeling van democratisch professionalisme.

Of die belofte wordt ingevuld, hangt af van de bereidheid van overheden, gemeenteraden en de Tweede Kamer om te investeren in democratische vernieuwing, en van de bereidheid van burgers om hun eigen rol opnieuw te bezien. Het volgende kabinet doet er verstandig aan om ten minste een democratische investeringsagenda voor de komende tien jaar op te stellen.

Bram Eidhof en Albert Jan Kruiter zijn beiden verbonden aan het Instituut voor Publieke Waarden.

Dit is een ingekorte versie van hun essay dat onlangs verscheen in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Foto: Willem Velthoven (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4239 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Hier liggen inderdaad goede kansen voor vernieuwende democratische impulsen. Maar het verhaal is wel nog teveel vanuit het politieke bestuurskader gedacht. Het is de vraag of de gemeente de identificatie-kringen heeft die voor de vernieuwing nodig zijn. Wijk en buurt zijn contingent voor de maatschappelijke inzet van burgers — (zie bijv ‘Nederlands Participatieland? van Marja Jager-Vreugdenhil). Maar misschien belangrijker nog: als we naar de verzuiling terugkijken, zien we voral de bestuurlijke kant van de elites die de achterban in het gareel hield. Ik denk dat de pacificatie vooral werkte omdat mensen naast elkaar dezelfde maatschappelijke betrokkenheid toonden. Drie smaken, maar alledrie een vakbond, een woningbouwvereniging, een omroep, etc. En op een gegeven moment ontdekte iedereen dat ze uiteindelijk met hetzelfde bezig waren. Alleen is toen de fout gemaakt om die hele zuilengalerij aan de overheid te verkopen, en werden de voorzieningen niet meer ‘speciaal voor iedereen’, maar voor ‘niemand in het bijzonder’ (zie bijv. mijn Getto’s en pleinen uit 2000).

  2. Of de overheid maakt burgers boos en vervolgens en houdt zich afzijdig van boze burgers.
    Boze Overheid!!!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *