Hoe we uit het ideologische doe-democratie-debat kunnen komen

In het debat over burgerparticipatie en democratische vernieuwing staat de ‘believer’ tegenover de scepticus: de eerste ziet participatie als dé oplossing, de laatste ziet deze vooral als een schaamlap voor falend bestuur. Een systematische analyse biedt zicht op verschillende democratische praktijken.

Net als Niesco Dubbelboer eerder signaleer ik een toenemende behoefte aan meer zeggenschap (Dubbelboer 2015). Een behoefte die onder anderen tot uiting komt in de roep om buurtrechten vast te leggen en in het toenemend aantal G1000-en en andere initiatieven waarbij burgers in overleg met elkaar de agenda voor de toekomst van hun gemeente bepalen. Net als bij burgerinitiatieven in het sociale domein waarover het debat tussen Jan Rotmans én Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak gaat, zien we bij initiatieven voor democratische vernieuwing dat de bijdrage van burgers op twee heel verschillende manieren beoordeeld wordt: ‘believers’ en rasoptimisten zien participatie als de oplossing voor een vermoeide democratie, en sceptici en zwartkijkers roepen meteen dat het allemaal niks wordt en dat burgerparticipatie vooral bedoeld is als steun in de rug van politici, voor beslissingen die ze toch al wilden nemen.

We hebben een evaluatiekader nodig

De vraag is wat burgerparticipatie werkelijk bijdraagt aan de kwaliteit van de democratie. Om dat systematisch na te gaan is een evaluatiekader nodig dat onderzoekers, ambtenaren en anderen kunnen toepassen op verschillende democratische praktijken. Dat kader zou moeten uitgaan van de volgende democratische waarden (Smith 2009; Michels en de Graaf 2010; Michels 2011a).

Grafiek Democratische Waarden

Insluiting, we weten inmiddels dat bij de klassiekere vormen van burgerparticipatie, zoals bij interactief bestuur, blanke mannen van middelbare leeftijd domineren. Onderzoek naar burgerinitiatieven, zoals in buurten in Enschede en wijkbudgetten in Amsterdam, laat zien dat hieraan meer vrouwen en middelbaar opgeleiden deelnemen (Bakker, Denters en Klok 2011; Verhoeven en Tonkens 2011). Deliberatie- en participatievormen waarbij deelnemers via loting geselecteerd zijn, beogen een nog grotere diversiteit, maar ook hier blijken jongeren, laagopgeleiden en mensen met een niet-westerse achtergrond moeilijk te bereiken, zoals te zien was bij de G1000-en in Amersfoort en Uden. (1)

Invloed, vooraf zal voor iedereen die deelneemt aan het besluitvormingsproces duidelijk moeten zijn wat er met zijn input en activiteiten gebeurt. Bepaalt die inbreng de agenda van de gemeenteraad, wordt het meegenomen in de besluitvorming, en krijgen burgers volledige zeggenschap over bijvoorbeeld een wijkbudget?

Deliberatie, in veel participatieprocessen is er nauwelijks sprake van dialoog en het vaak is zo dat degene die het hardst schreeuwt de meeste aandacht krijgt. Wanneer deelnemers worden geselecteerd en er in het ontwerp van het proces voldoende aandacht is voor communicatie tussen deelnemers draagt dit bij aan een betere kwaliteit van de dialoog en meer uitwisseling van argumenten (Michels 2011a; Leyenaar 2009). Dat is goed te zien bij de burgerfora Luchtkwaliteit Amsterdam, het Omgevingsplan Provincie Flevoland, en de G1000-en.

Burgerschap, uit vrijwel alle onderzoeken naar burgerparticipatie blijkt dat mensen die participeren in hun wijk of stad, in welke vorm dan ook, zich meer betrokken voelen bij hun gemeenschap. De vraag is of het enthousiasme en de inzet ook over langere tijd blijven bestaan. De eerste resultaten van het onderzoek naar de G1000-en laten zien dat na verloop van tijd veel mensen weer druk zijn met hun eigen dagelijkse beslommeringen waardoor hun inzet afneemt (2).

Transparantie, omdat de verwachtingen van burgers soms hoog zijn, is het des te belangrijker om eerlijk en transparant te zijn over de kaders waarbinnen zij (mede)zeggenschap hebben. Onduidelijkheid hierover kan leiden tot teleurstelling en afnemende bereidheid om mee te doen aan toekomstige participatietrajecten.

Evaluatie van burgerparticipatie houdt ook rekening met kosten

Bij de evaluatie van vormen van burgerparticipatie is het belangrijk om te kijken naar de efficiëntie van het proces. Dat houdt in dat behalve naar de baten - in termen van democratie en betrokkenheid - ook gekeken wordt naar de kosten die door de organisatie gemaakt moeten worden en naar de tijd die nodig is voor de voorbereiding en organisatie plus de tijd die deelnemers in het participatieproces stoppen.

De kwestie van de legitimiteit is eveneens van belang, ze heeft ten slotte betrekking op de steun voor en de uitkomsten van het participatieproces. Diverse onderzoeken laten zien dat deelnemers aan participatieprojecten over het algemeen positief zijn over proces en uitkomsten (zie voor een overzicht, Michels 2011a). Anderen die niet direct betrokken zijn bij het proces zijn vaak kritischer (Michels 2011b).

Het evaluatiekader hierboven biedt een instrument om bestaande vernieuwende praktijken te evalueren op een neutraalwetenschappelijke manier, dus los van eventuele ideologische opvattingen. Minstens zo belangrijk is dat dit kader aanknopingspunten biedt voor het ontwerpen van democratische vernieuwing. Initiatiefnemers, of dat nu bestuurders, ambtenaren of burgers zijn, zitten letterlijk aan het stuur. Door hun keuze voor een bepaalde vorm van participatie, selectiemethode, wijze van communicatie tussen de deelnemers, of randvoorwaarden voor zeggenschap stimuleren zij bepaalde aspecten van democratie meer, en andere minder.

Ank Michels is politicoloog en als universitair docent verbonden aan het Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht

 

Noten
(1) Zo blijkt uit de eerste resultaten van het onderzoek naar de G1000en in Amersfoort, Uden en Kruiskamp waarbij de auteur betrokken is (Consortium Universiteit Leiden, Vrije Universiteit en Universiteit Utrecht, ‘G1000: Verkennend onderzoek naar de kansen en verduurzaming van de participatieve democratie’).

(2) Onderzoek naar de G100en in Amersfoort, Uden en Kruiskamp. Consortium Universiteit Leiden, Vrije Universiteit en Universiteit Utrecht, ‘G1000: Verkennend onderzoek naar de kansen en verduurzaming van de participatieve democratie’.

Literatuur
Bakker, Judith, Bas Denters en Pieter-Jan Klok (2011), ‘Welke burger telt mee(r) in de doe-democratie?’. Beleid en Maatschappij 38 (4): 402-418.
Dubbelboer, Niesco (2015), Interview met Niesco Dubbelboer door Jelle van der Meer en Marcel van Ham. Sociale Vraagstukken, 9 januari 2015. www.socialevraagstukken.nl.
Leyenaar, Monique (2009), De burger aan zet. Burgerforum: theorie en praktijk. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Konininkrijksrelaties. Den Haag.
Michels, Ank (2011a), ‘Innovations in democratic governance – How does citizen participation contribute to a better democracy?’. International Review of Administrative Sciences 77 (2): 275-293.
Michels, Ank (2011b), ‘De democratische waarde van burgerparticipatie’. Bestuurskunde 20 (2): 75-84.
Michels, Ank en Laurens de Graaf (2010), ‘Examining Citizen Participation: Local Participatory Policy Making and Democracy’. Local Government Studies 36 (4): 477-491.
Smith, Graham (2009), Democratic Innovations. Designing Institutions for Citizen Participation. Cambridge: Cambridge University Press.
Verhoeven, Imrat en Evelien Tonkens (2011), ‘Bewonersinitiatieven: partnerschap tussen burgers en overheid’. Beleid en Maatschappij 38 (4): 419-437.

Dit artikel is 3096 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Dit onderzoek is hard nodig. Ik denk overigens dat de uitkomst gemengd zal zijn en het debat niet zal doven. De kwaliteit van beleid kan bijvoorbeeld beter zijn doordat de kennis van burgers beter wordt gebruikt, terwijl de insluiting juist minder is, doordat een beter netwerk en betere bureaucratische vaardigheden meer invloed geven.

    Natuurlijk bekken stevige standpunten lekker, maar mijn inschatting is dat meer burgerparticipatie (met als gevaar dat mensen met beter netwerk meer invloed uitoefenen) gepaard moet gaan met revitalisering van de vertegenwoordigende democratie (om insluiting te verbeteren). http://tinyurl.com/m8agj92 Omgaan met verschillen vraagt verschillende methoden om legitieme besluiten te nemen

  2. Individualiteit gaat boven participeren.
    Geen privacy meer, rondslingerende privegegevens in wijken ,het openbaar zonder toestemming bespreken van gezinssituatie’s met buren heeft de maatschappij nu al geen goed gedaan.
    Burgers zijn niet allemaal zo goed en betrouwbaar als verwacht werd.
    Het is positief bedacht maar het zal denk ik steeds negatiever gaan uitpakken.
    Er wordt veel te veel gedaan zonder toestemming.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.