Scepsis over Europa, maar er is hoop

Volgend jaar mei vinden de verkiezingen voor het Europees Parlement plaats.  De grote vraag die dan beantwoord zal worden, is of de instituties van de Unie nog voldoende vertrouwen genieten bij jong en oud. Vooralsnog overheerst de scepsis bij de burger. Maar er is hoop.

De Europese verkiezingen van 22 mei 2014 draaien uit op een vertrouwensmotie. Geloven de 500 miljoen inwoners van de EU nog in het Europese project? In Nederland is dat vertrouwen in amper vijf jaar gezakt van 50 naar 28 procent (SCP, 2013). In Spanje – een overtuigd pro-Europees land – kelderde het van vertrouwenscijfer in diezelfde periode van 80 procent naar 46 procent. Ook in de meeste andere EU-lidstaten is er sprake van een slinkend vertrouwen in Europa.

Moderne Europese burger wijst eenzijdige communicatie af

In welke mate rechts-populistische partijen in de diverse lidstaten van dat geslonken vertrouwen kunnen profiteren, zal over zeven maanden blijken. Eén ding staat nu al vast: deze partijen zullen kapitaliseren op de onvrede onder het electoraat over de miljardensteun voor de Zuid-Europese lidstaten, de strenge toon van de Noord-Europese bovenmeesters, de explosief gegroeide werkloosheid en de onbeheersbaar lijkende schuldenlast. De rechts-populistische analyse en oplossing is aantrekkelijk door zijn eenvoud: het is allemaal de schuld van ‘Brussel’ en als het Europese eenwordingsproces wordt teruggedraaid, is de crisis voorbij.

Over de merites van de rechts-populistische analyse wil ik het hier niet hebben. Het gaat mij vooral om de oorzaken van de snelle afname van vertrouwen in de instituties en dan met name in de Europese instituties. De vraag die daarop volgt, is hoe het vertrouwen kan worden hersteld. Dat laatste is een conditio sine qua non voor het behoud en verdere uitbouw van de Europese eenheid.

Instituties die een groot publiek of een grote markt bedienen, hebben in een veel ‘platter’ geworden wereld veel moeite om mensen aan zich te binden. Overheden, instellingen, vakbonden en politieke organisaties zijn hun bijna vanzelfsprekende legitimiteit van weleer kwijt. De moderne burger is in de 21ste eeuw geen aanhanger of lid meer van organisaties omdat ‘het zo hoort’, zoals dat ten tijde van de verzuiling het geval was. Hij maakt zelf wel uit of hij zich bij deze of gene club willen aansluiten. In toenemende mate kiest hij nu bovendien voor online betrokkenheid.

In een periode van overvloedige informatie gelooft de burger niet langer in pamfletten en neemt hij niet langer voetstoots aan wat politici zeggen of schrijven. Hij wijst topdown-communicatie ook af omdat ze niet getuigt van echte betrokkenheid. Om die reden wantrouwt hij Europese instituties die zeggen dat ze het volk ten dienste staan (zogeheten output-legitimiteit). Behalve dat de moderne burger vaak gerede twijfel heeft over de beweerde dienstigheid van die instituties, is hij zich er terdege van bewust dat vooral de macht van politieke instituties door het verdwijnen van grenzen en de revolutie in de informatietechniek aanzienlijk is verminderd. En dat de burger zelf meer kan en moet doen.

EU is geen consumentenorganisatie

Ook ziet de burger dat zowel de Europese als de nationale instituties de huidige financieel-economische crisis hooguit beteugelen maar niet oplossen. En dat ondanks alle retoriek de problemen in de EU-zone nog steeds enorm zijn: stagnerende economie, stijgende werkloosheid en grote begrotingstekorten.

Wat met name de EU bij het bestrijden van de crisis parten speelt, is dat er een groot institutioneel gat bestaat. Er is indertijd een monetaire unie opgezet, maar geen parallelle politieke unie opgetuigd. Om dat verzuim goed te maken, worden er door EU voortdurend pogingen ondernomen om de bevoegdheden van de Europese Commissie te verruimen. De Commissie kan de regeringen van de lidstaten nu bijvoorbeeld opdragen hun begroting op orde te brengen en hen zelfs sancties opleggen als ze daar niet in slagen. Maar zelfs al zou dit beleid zijn economische vruchten afwerpen, dan is daarmee niet meteen een oplossing gevonden voor het gebrek aan legitimiteit van de EU. De oorzaak daarvan ligt namelijk vooral in de discrepantie tussen de Europese politiek en de 500 miljoen burgers.

De Europese Unie is in de afgelopen twintig jaar drastisch uitgebreid. Omdat daarover in de meeste lidstaten  geen debat is gevoerd, hebben de bevolkingen eigenlijk geen idee van wat er in Brussel, Luxemburg en Straatsburg gebeurt. Wat aan die onwetendheid bijdraagt, is dat het Europese besluitvormingsproces uiterst complex is. Toen ik nog als journalist werkte, kreeg ik van mijn eindredacteur het dringende advies om maar niet te schrijven over de verschillende rollen van  Commissie, Raad of Parlement. ‘Noem het gewoon Brussel.’ Dan negeer je ten eerste de politieke dynamiek die juist zo kenmerkend is voor de EU en ten tweede blijft de EU voor veel mensen een grote onbekende bemoeial.

Omdat ook bij vele nationale parlementariërs een gedegen kennis van Europa ontbreekt, zijn we in een situatie beland dat de EU weinig legitimiteit geniet. Om daar iets aan te doen, produceert Brussel een onuitputtelijke hoeveelheid publicaties over de voordelen van de Europese integratie. En maakt ze met veel bombarie bekend dat de ‘roamingtarieven’ voor mobiele telefoons weer omlaag zijn gegaan. Al deze maatregelen zijn erop gericht om de betrokkenheid van de burger bij de EU te vergroten. Maar het punt is dat de Europese Unie er niet is om leuke dingen voor de burgers te doen. Het is geen consumentenorganisatie, maar een politiek instituut dat belangen moet afwegen en beslissingen dient te nemen. En dit alles zonder een volwaardige Europese 'demos'.

En toch is er hoop

De Europese eenheid lijkt door het gebrek aan legitimiteit en vertrouwen een weinig florissante toekomst tegemoet te gaan. Ook al omdat de EU haar budget van bijna duizend miljard euro voor de periode 2014-2020 voor een groot deel besteedt aan het verleden – landbouwbeleid – in plaats van aan de toekomst, zoals het digitaliseren en verbinden van Europa.

En toch is er hoop. Vooral jongeren zien een Europa zonder grenzen als een kans. Zij zien mogelijkheden waar ouderen gevaren zien. Wil de EU overleven, dan moeten de Europese instituties de 500 miljoen EU-burgers, zowel jong als oud, ervan overtuigen dat zij hun vertrouwen waard zijn. Legitimiteit is uiteindelijk vooral een kwestie van vertrouwen, en in een tijd waarin het fundament van instituties steeds fragieler wordt, zal zij steeds weer opnieuw moeten worden verworven.

Joop Hazenberg is EU-watcher. Dit artikel is gebaseerd op de inleiding die hij recentelijk verzorgde op de Toogdag van het Kenniscentrum Instituties van de Open Samenleving van de Universiteit Utrecht. Meer informatie op www.euwatcher.eu