Als je de auteurs van het jaarboek bij het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (TSV) mag geloven, hebben drie jaar decentralisaties geleid tot een professioneel, democratisch en solidariteitstekort in de zorg.
Tekorten in de zorg vinden we over het algemeen niet fijn. Je verwacht dan ook een melding van grote ontevredenheid. Nota bene de auteurs zelf echter stellen, op pagina 236 van hun boek, dat mensen met wie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning een keukentafelgesprek is gevoerd vooral tevreden zijn.
Het is nooit goed, en het deugt ook niet
De auteurs constateren ook dat het keukentafelgesprek de zorg dichterbij de mensen brengt, conform de belangrijkste doelstelling van het decentralisatiebeleid. Maar, en dat is de teneur van het hele boek, de kritiek volgt onmiddellijk: ambtenaren en professionals zouden het keukentafelgesprek misbruiken om mensen voor zorg nog meer afhankelijk te maken van hun familie en sociale netwerken. Via ‘emotie-management’ spelen zij in op de emoties van naïeve burgers om ‘omstreden’ beleid uit te voeren.
Het is maar een van de voorbeelden uit het boek die de indruk wekken dat er maar één conclusie mogelijk is over de ontwikkeling van de decentralisaties: het is nooit goed en het deugt ook niet. Laat ik vooropstellen dat het prima is dat de auteurs kritisch kijken naar de opbrengsten van beleid, maar kritisch onderzoek is iets anders dan enkel op zoek te gaan naar dingen die niet goed gaan en beloften die niet worden waargemaakt.
Ook in hun kritiek op het belang van zelfredzaamheid slaan de auteurs door. Cliëntenorganisaties en belangenbehartigers in de ggz vragen al jaren om erkenning van de eigen kracht. Onder het motto ‘we zijn onze kracht, niet onze gekte’ pleiten ze voor zo weinig mogelijk bemoeienis van de professionals. Dat ouderen die wens naar meer zelfredzaamheid hebben overgenomen, past bij de menselijke aard. Het eerste wat een kind zegt, is ‘dat kan ik zelf wel’.
Retoriek van tegenstellingen
De ideologie van de zelfredzaamheid sluit aan op wat mensen willen. Telkens weer blijkt dat mensen, als ze de keuze hebben, het liefst in eigen huis blijven wonen en geholpen willen worden door familieleden en vrienden en andere leden uit hun sociale netwerk die ze vertrouwen en desnoods midden in de nacht kunnen opbellen.
De auteurs wijzen terecht op de schaduwzijde ervan, als iemand je een luier om moet doen, dan verstoort dat de onderlinge relatie. Over die gevolgen van zelfredzaamheid moet je praten, maar het is pervers om dat te doen in de tegenstelling van hoe meer zelfredzaamheid, hoe minder publieke voorzieningen. En dat is precies wat de auteurs dus doen.
Het denken in zwart-wit-tegenstellingen zie je ook terug in het gebruik van termen als industriële en huishoudelijke logica om de spanningen aan de keukentafel te karakteriseren. Spanningen die zich voordoen als bureaucratische en professionele regels enerzijds en menselijke behoeften aan warmte en nabijheid anderzijds met elkaar in conflict komen.
Deze retoriek waarbij grijstinten ten enen male ontbreken, wordt ook door belangenbehartigers gebezigd. Waarbij de industriële logica staat voor kil, afstandelijk en marktgericht, en de huiselijke logica voor vertrouwd, knus en warm en op maat. In de modewereld staan confectie en haute couture net zo tegenover elkaar als de industriële en huiselijke logica in dit boek. Maar waar in de mode nog een tussenweg bestaat – prêt-à-porter – bestaat er die volgens de auteurs niet als het gaat om de zorg.
Mensen zou een loer gedraaid zijn volgens de onderzoekers
Zij vinden dat de mensen bij de decentralisaties een loer is gedraaid. Ze zouden lekker zijn gemaakt met een zorg geïnspireerd door een huiselijke logica, maar er uiteindelijk een krijgen waarin de industriële logica overheerst.
Dat dit heeft kunnen gebeuren, is geen kwestie van verraad door een onbetrouwbare overheid, maar het gevolg van een keuze. Van de Nederlandse burger die in het stemhokje zijn voorkeur heeft uitgesproken voor partijen die minder overheid en minder publieke voorzieningen voorstaan.
De auteurs wekken ten onrechte de indruk dat de gedachten over decentralisatie van zorg en welzijn en over zorg in de eigen omgeving nieuw zijn. Punt is echter dat de ideeën erover al langer bestaan en niet alleen afkomstig zijn van blinde aanhangers van het neoliberalisme.
Visie en debat in plaats van litanie
Bij de presentatie van het TSV-jaarboek zei directeur Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat het te vroeg is om een definitief oordeel te vellen over de decentralisaties. Hij geeft het ingezette beleid vooralsnog het voordeel van de twijfel.
Hij doet dat niet zonder te wijzen op een aantal riskante ontwikkelingen. Evenals de auteurs van het jaarboek vindt hij bijvoorbeeld dat er te gemakkelijk van uitgegaan wordt dat er mantelzorg is en dat die nog uitgebreid kan worden.
Tot slot, hoewel ik het op punten volkomen oneens ben met de auteurs heeft het boek zeker zijn verdiensten. De belangrijkste is misschien wel de oproep om via debat tot een ‘inclusief beleidsverhaal’ te komen. Want, en hier parafraseer ik Putters, er is veel gedecentraliseerd, maar weinig gedebatteerd.
Zo’n discours lijkt mij nuttiger dan een litanie over hoe ondeugdelijk de decentralisaties wel niet zijn.
Rick Kwekkeboom is lector Langdurige zorg en ondersteuning bij de Hogeschool van Amsterdam.
Foto: Alan Levine (Flickr Creative Commons)