Laat juridische zelfredzaamheid geen fictie zijn

Zonder juridische zelfredzaamheid hebben burgers geen toegang tot het recht. Helaas is dit voor een deel van de bevolking een realiteit, zoals ook de WRR vorige week erkende. Je recht halen betekent immers meestal dat je iets doet. Bijvoorbeeld online gaan en omschrijven wat nu precies je grief is.

Om juridisch zelfredzaam te zijn moeten mensen beschikken over zodanige kennis, bekwaamheden, vermogens en capaciteiten, dat ze met het recht uit de voeten kunnen. Of in staat worden gesteld dat te doen. Sommige wetenschappers definiëren dit als legal capability (Courmarelos 2012; Currie 2015). Dit houdt in dat je ‘de capaciteit hebt om in te zien dat een alledaags probleem wellicht juridische implicaties heeft, de kennis van waar je toegang tot hulp kan vinden, en misschien nog belangrijker, het vertrouwen en het vermogen bezit het probleem aan te pakken’ (Collard e.a. 2011, p. 4). Dit vereist niet alleen een bepaalde mate van ontwikkeling, maar ook een zeker vertrouwen in de rechtsstaat.

Het is zoals de invloedrijke Nobelprijswinnaar Amartya Sen (2013), voortbordurend op Rawls (1999) gezaghebbende theorie van rechtvaardigheid, stelt: het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om elke burger keuzes te laten maken en hem of haar ook in staat te stellen die te kunnen verwezenlijken. Volgens de capabilities-benadering van Amartya Sen, later verder ontwikkeld door Nussbaum (1999/2000), houdt sociale rechtvaardigheid dus in dat alle burgers de gelegenheid en de kennis moeten hebben om te kunnen functioneren in de samenleving en de rechtsstaat.

Actieve burgers zijn juridisch zelfredzaam

Daarom is het inwinnen van informatie en een goede afweging over het nut van het indienen van een klacht van groot belang. Gelukkig gaat dit de gemiddelde Nederlander redelijk goed af, zo blijkt uit de Geschilbeslechtingsdelta over verloop en afloop van (potentiële) juridische problemen van burgers (Ter Voert & Klein Haarhuis 2015). Denk bijvoorbeeld aan ontwikkelingen als: minder beroep doen op het recht, het vaker afsluiten van rechtsbijstandsverzekeringen en het beroep doen op een geschillencommissie.

Actieve burgers zullen met of zonder assistentie hun weg kunnen vinden in de wereld van het recht. Zij surfen gewoon naar sites als Incassobot.nl, berekenen op die manier of ze te veel incassokosten maken en schrijven vervolgens een juridische brief. Maar hoe zit het met zwakkere en zorgafhankelijke burgers? Bijvoorbeeld de 1,3 miljoen laaggeletterden in Nederland?

Wat doe je als digibeet?

De transitie naar een participatiesamenleving heeft tot gevolg dat rechtsbescherming ten aanzien van decentrale bestuurlijke uitvoeringshandelingen en besluiten onder druk staat (Vonk e.a. 2016). Ook al heeft de nationale overheid dit op de radar en wordt er een handreiking geschillenbeslechting sociaal domein ontwikkeld, het blijft de vraag of dit in de praktijk voldoende zal zijn. Zeker voor kwetsbare mensen.

Immers de informaliteit van lokaal contact, onder andere aan de keukentafel, en het feit dat sommige taken door de gemeente zijn uitbesteed aan private partijen, betekent dat het voor burgers niet altijd duidelijk is wie formeel beslist: het wijkteam of een ingehuurde partij? Dit is knap lastig als je specialistische dagbestedingstoeslag na herindicatie door een particuliere consulent lager is geworden.

Wat doe je dan, als je als digibeet niet in staat bent om online op te zoeken hoe je bij de gemeente moet klagen, of als je zelfs bezwaar tegen het herindicatiebesluit wilt maken? Niet elke burger is, zoals de Nationale Ombudsman, HiiL Innovating Justice en ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onlangs aangaf, goed in staat om hiermee om te gaan.

Meer bestuurlijke daadkracht, minder juridische middelen

Bij de decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten komt nog een andere ontwikkeling: een verandering in de rechtsbetrekking tussen de overheid en de burger. Deze wordt minder juridisch en meer gericht op bestuurlijke daadkracht. Bij diverse gemeenten in de provincie Utrecht kun je bijvoorbeeld direct bellen met een klachtfunctionaris, die je situatie met je bespreekt en ook kan assisteren bij het indienen van een klacht of een bezwaar. Op zich is dit positief. Immers, iedereen wil toch dat zijn of haar grief op korte termijn op een humane manier wordt afgehandeld. Echter, in de praktijk lijkt dit proces zich deels te richten op het verminderen van juridische weerstand bij de burgers (Tollenaar 2016).

We zien ook bij de Rotterdamwet een nadruk op daadkracht ten koste van juridische middelen van burgers. De wet maakt het mogelijk om iemand een woonruimte te ontzeggen na screening op basis van politiegegevens of het ontbreken van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). De wetgever lijkt er geen problemen mee te hebben, maar het is discutabel (Munneke 2016; RvS 2015).

Meer facilitering juridische zelfredzaamheid is nodig

Ook op andere gebieden lijkt daadkracht, gecombineerd met beperkte methoden en middelen om dit juridisch ter discussie te stellen, een trend. Denk aan de lokale, persoonsgerichte aanpak gericht op onder andere overlastgevers, verwarde mensen, ex-gedetineerden of potentieel gewelddadige extremisten. Daarbij gaat het om maatwerk van verschillende overheidsinstanties ten aanzien van risicovolle individuen, maar de persoon in kwestie wordt daarover niet altijd eenduidig geïnformeerd.

Met andere woorden: de participatiesamenleving en de trend van bestuurlijke daadkracht vragen om meer ondersteuning bij het faciliteren van juridische zelfredzaamheid. Zodat iedereen op eigen kracht kan proberen binnen de grenzen van de rechtsstaat te blijven.

Quirine Eijkman is lector Toegang tot het Recht bij het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie, van de Hogeschool Utrecht en Senior-Onderzoeker bij het Institute for Security and Global Affairs (ISGA), Universiteit Leiden. Dit stuk is gebaseerd op haar Openbare Les die ze op 9 februari jl. bij de Hogeschool Utrecht hield.

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)