Laat mensen oud worden in twee landen

Oudere migranten wonen vaak in twee landen. Dat is voor hen niet altijd voordelig door dubbele woonlasten, en ook voor de leefbaarheid van wijken is het niet gunstig als woningen een deel van het jaar leeg zijn. Hoe valt er met woonbeleid goed in te spelen op de kleur van de vergrijzing?

Transnationaal wonen, het wisselend wonen in twee landen, was één van de trends waar de VROM-raad in 2009 in het advies ‘Wonen in ruimte en tijd’ op wees. Het is een direct uitvloeisel van de globalisering en de internationalisering van de arbeidsmarkt. Ook het onafhankelijk worden van Europese koloniën, de uitbreiding van de Europese Unie, de almaar uitdijende toeristenindustrie, de internationalisering van het onderwijs waardoor er steeds vaker in het buitenland wordt gestudeerd en de aanwezigheid van allerhande brandhaarden in de wereld stimuleren het transnationaal wonen. Transnationaal wonen raakt de actieradius van de expat in het Haagse Statenkwartier, maar ook die van de oud-gastarbeider een paar buurten verderop die met vliegtickets van prijsvechters in staat is periodiek naar Turkije te vliegen, evenals die van de buitenlandse of Nederlandse ‘kenniswerker’ die voor een aantal jaren zijn kunsten hier dan wel elders in de wereld mag vertonen, de ‘internationale student’ die voor een semester uitvliegt en de ‘MOE-lander’[1] pendelend tussen het Westlandse kassengebied en het land van herkomst.

Al deze groepen wonen - meer of minder frequent - wisselend in twee landen. De vraag van de VROM-raad was: reageert onze woningmarkt wel voldoende alert op dit fenomeen? Hebben onze steden de juiste woonmilieus voor de hoogopgeleide kenniswerkers van elders, als ook voor de (tijdelijke, permanente) huisvesting van de nieuwe stromen MOE-landers en andere categorieën transnationalen?

Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen zijn reislustig

Platform31 en Instituut voor Multiculturele vraagstukken FORUM besloten die vragen nader te bekijken met name voor de groep oudere migranten in Nederland van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse herkomst. De eerste twee groepen zijn hier vanaf de jaren zestig als gastarbeider naar toe gekomen. De Surinamers hebben zich vooral gemeld na de onafhankelijkheid van Suriname midden jaren zeventig. Ze zijn hier gebleven en oud geworden. De gezondheidszorg, de sociale zekerheid en vooral hun kinderen binden hen aan Nederland, maar ze blijven zich oriënteren op het land van herkomst en bezitten er in veel gevallen ook huizen en pied-à-terres. In een in 2010 georganiseerde expertmeeting (SEV 2010[2]) met goed geïnformeerde informanten bleek transnationaal wonen voor deze migrantengroepen een issue te zijn. Zo zouden vooral Turkse ouderen in de ‘goede seizoenen’ - dat wil zeggen tussen april en oktober - graag in Turkije verblijven. Ook Marokkaanse ouderen waren volgens onze zegslieden reislustig. Hoewel de reis voor Surinamers een stuk verder en kostbaarder is, zou ook een groot deel van de Surinaamse ouderen jaarlijks terug willen keren.

Transnationaal wonen is in het geval van ouderen geen nieuw fenomeen. Al in 1981 besteedde Vrij Nederland aandacht aan ‘de wintertrek’ van Nederlandse ‘bejaarden’ (dat was het woord dat toen gebruikt werd) naar Benidorm. En hoeveel ouderen bivakkeren niet een deel van het jaar in hun tweede huisjes in Zuid- Frankrijk? Nu is wel de omvang van deze verplaatsingen aan het toenemen door het pendelgedag van allochtone ouderen.

Woningen die lang leegstaan: voor iedereen ongunstig

Daarbij speelt volgens onze informanten nog iets. Veel oudere allochtonen wonen in een corporatiewoning in één van onze grote steden. Als ze inderdaad lang van huis zouden zijn, zou dat betekenen dat in sommige wijken gedurende een deel van het jaar een groot aantal woningen leeg staat. Dat is niet alleen ongunstig voor henzelf - hun woonlasten lopen in Nederland door terwijl ze elders verblijven – maar ook voor de leefbaarheid (levendigheid, sociale controle) van de buurt. De aanwezigen wezen op het belang te onderzoeken of er mogelijk flexibele woonarrangementen zijn die tegemoet komen aan beide bezwaren; druk op leefbaarheid en het hebben van hoge of zelfs dubbele woonlasten.

Het onderzoeksinstituut Risbo (Erasmus Universiteit Rotterdam) heeft in opdracht van Platform31 en FORUM een kleinschalig oriënterend onderzoek uitgevoerd naar het pendelgedrag van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse ouderen en gekeken in welke flexibele woonvormen zij mogelijk geïnteresseerd zijn. De ondervraagde pendelende migrantenouderen blijken gemiddeld 9,5 weken in het geboorteland te verblijven, waarbij het merendeel één keer per jaar pendelt. Let wel, dit is een algemeen gemiddelde. Kijk je alleen naar de Turkse ouderen dan kan je vaststellen dat ze gemiddeld wat langer wegblijven, een kleine 3 maanden (11 weken). Maar ook dit is een gemiddelde. Onder hen zijn er die langer wegblijven. Vooral de Marokkaanse ouderen geven aan de woonlasten voor de sociale huurwoning in combinatie met het pendelgedrag lastig te vinden.

Vier woonbeelden die aansluiten op het pendelgedrag

Voor het Risbo-onderzoek zijn vier woonbeelden ontwikkeld die aansluiten op het pendelgedrag:

-          In woonvorm 1 wonen circa 20 ouderen met leeftijdsgenoten in één gebouw met gemeenschappelijke voorzieningen (zoals een woonkamer, eetkeuken en logeerkamer). Binnen deze woonvorm hebben ouderen beschikking over een beperkte eigen ruimte. Een mogelijk voordeel van deze woonvorm is dat er controle is op elkaars spullen wanneer er gependeld wordt en het gezellig kan zijn om met elkaar te wonen. De woning wordt niet tijdelijk door anderen bewoond wanneer er gependeld wordt.

-          Woonvorm 2 bestaat uit een grote woning waarin meerdere generaties van dezelfde familie wonen. De oudere heeft in deze woning een kleine privéruimte zonder keuken. Samen met de overige familieleden deelt de oudere een woonkamer, eetkeuken, (binnen)tuin. Ook hier is één van de voordelen dat er tijdens het pendelen toezicht op de spullen wordt gehouden door de familie. Bovendien kunnen de familieleden zorg dragen voor elkaar wanneer dit nodig is.

-          In woonvorm 3 behoudt de oudere zijn huidige woning, maar tijdens de periode van pendelen wordt deze tijdelijk verhuurd. Professionals zorgen voor de praktische zaken zoals het verhuren, verhuizen, opslaan van spullen en schoonmaken. Het mogelijke voordeel van deze woonvorm is dat het tijdelijk verhuren van de woning aan derden financieel voordeel voor de oudere op kan leveren.

-          Woonvorm 4 is een short-stay verblijf. De oudere woont zelfstandig in een één- of tweekamerwoning die onderdeel uitmaakt van een groot appartementencomplex waarin verschillende gemeenschappelijke ruimten zijn. De woning is een ingerichte studio waarbij de oudere enkel persoonlijke spullen hoeft mee te nemen. Tijdens het pendelen wordt de studio verhuurd aan derden en betaalt men dus geen huur. Wanneer de oudere terugkomt is er opnieuw een (mogelijk andere) studio voor hem/haar beschikbaar.

Deze vier woonvormen zijn getoetst onder de onderzoeksgroep. Woonvorm 2 waarbij men in een kleine studio woont in een groot familiehuis blijkt verreweg het meest favoriet te zijn, woonvorm 2 is de minst populaire woonvorm. Ruim een kwart van de onderzoeksgroep heeft interesse in een andere woonvorm bij een kostenbesparing van één of twee maandhuren. Over het algemeen lijken de geïnterviewde ouderen gesteld op hun privacy en eigen spullen. Bijna driekwart van de ondervraagden geeft aan geen interesse te hebben in een woonvorm waarbij er ruimtes met derden worden gedeeld.

Aantal oudere migranten gaat fors toenemen

Het Risbo-onderzoek relativeert de inschattingen van onze informanten uit de expertmeeting van 2010. Zo lijkt het aantal Turkse ouderen dat zes of zeven maanden naar Turkije afreist (tussen april en oktober) gering te zijn, ze gaan korter. Maar bedenk dat het aantal oudere migranten in Nederland de komende twee decennia fors gaat toenemen. In 2035 zullen volgens de prognose van het CBS ongeveer 90.000 Turks-Nederlandse 60-plussers van de eerste generatie in Nederland wonen. Voor Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders liggen deze cijfers op 82.000 respectievelijk 106.000 personen. We praten dan over een groep van bijna 300.000 ouderen. Wanneer een deel van deze ouderen interesse heeft in een flexibel woonarrangement, lijkt er voldoende markt te zijn voor het ontwikkelen van alternatieve woonvormen. Winst voor de oudere migrant; hij krijgt een woonvorm die past bij zijn pendelgedrag én hem financieel voordeel oplevert. Winst voor de volkshuisvesting die een deel van de schaarse woningvoorraad kan inzetten voor andere doelgroepen.

De vergrijzing in Nederland krijgt kleur. Nu al zien we verschillende initiatieven om migrantenouderen te gaan huisvesten. Het is de moeite waard de Risbo-verkenning met vervolgonderzoek verder te brengen en nog scherper dan nu de potentiële markt voor flexibele woonvormen die aansluiten bij pendelgedrag, in kaart te brengen. Voor woningcorporaties en projectontwikkelaars ligt hier een kans. En misschien ook wel voor zorginstellingen. Leegstand in zorgcomplexen of andere locaties kunnen op deze wijze herbestemd of anders ingericht worden. Veel kinderen en kleinkinderen vertellen hetzelfde verhaal. Zodra vader of opa de vliegtuigtrap afdaalt, vallen veel van hun gezondheidsklachten weg, terwijl hun beroep op de huisarts en de geestelijke gezondheidszorg in Nederland relatief hoog is. Transnationaal wonen kan zo bezien ook een bijdrage leveren aan het terugdringen van de kosten van de gezondheidszorg in Nederland.

Radboud Engbersen  is werkzaam bij Platform31, Afke Weltevrede bij Risbo, Netty van Triest bij Platform31 en Rein Sohilait bij FORUM.

 

Voor meer informatie: http://www.platform31.nl/publicaties/transnationaal-wonen-onder-oudere-migranten

 

Fotografie: Alex Schröder

Beeldredactie: Gerard van Vliet


Noten:

[1] Een arbeidsmigrant uit één van de nieuwe Midden- en Oost-Europese EU-landen.

[2] SEV (2010) SEV pakt transnationaal wonen op. Rotterdam: SEV.