Leerkrachten willen focus op taal en rekenen

Van onderwijsorganisaties en Kamerleden klinken kritische geluiden over de nadruk op taal en rekenen. Maar in het onderwijs is er een breed draagvlak voor. ‘Deze maatschappij zit niet te wachten op een kind dat deze vaardigheden niet beheerst.’

Deze week is het de Nationale Onderwijsweek. Het doel van de week is om ‘een positieve bijdrage te leveren aan de beeldvorming van het onderwijs en zo het draagvlak voor de ontwikkeling van een hoge onderwijskwaliteit te versterken’. Over de wijze waarop het kabinet de kwaliteit van het onderwijs tracht te verbeteren is de laatste tijd enige commotie ontstaan. Er zou te grote nadruk liggen op het  verbeteren van de prestaties in taal en rekenen/wiskunde, de zogenoemde ‘basisvaardigheden’. Kamerleden van de SP stelden hier kritische vragen over aan de minister. Aanleiding was een artikel in Trouw waarin de Britse hoogleraar Robin Alexander zich kritisch uitliet over de weg die Nederland inslaat met een dergelijke focus en aanpak.

Recent heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzoek verricht waaruit blijkt dat er onder leerkrachten en leidinggevenden wel degelijk draagvlak is voor dit beleid. Uit ons rapport, De basis meester, blijkt dat men heeft wel oog voor de risico’s, maar toch vindt dat taal en rekenen/wiskunde zo belangrijk zijn, dat meer aandacht daarvoor in het basis en voortgezet onderwijs gerechtvaardigd is.

De leerkrachten zeggen bijna unaniem dat het huidige niveau van taal en rekenen tekort schiet. Ook al heerst er ook scepsis, vooral op directieniveau. Schooldirecteuren spreken over een hype, waarbij de media een grote rol spelen. ‘In de middeleeuwen riep men ook al: die school stelt niets meer voor. Het is van alle tijden om dat te zeggen, maar het gaat juist al stukken beter. Het is een hypeverhaal’, aldus een van hen.

Steun voor het beleid dankzij persoonlijke waarnemingen
Niettemin vinden ook degenen die een hype zien de nadruk op taal en rekenen een goede zaak. Een schooldirecteur in het primair onderwijs formuleert het zo: ‘In onze maatschappij is het haast onmogelijk om je staande te houden en je te ontwikkelen zonder dat je kunt lezen en rekenen. Deze maatschappij zit niet te wachten op een kind dat deze vaardigheden niet beheerst.’

Steun voor dit beleid wordt niet zozeer ingegeven door achterblijvende prestaties van Nederlandse leerlingen in de internationale rangorde, als wel door de persoonlijke waarneming van de deelnemers. Leerkrachten merken dat leerlingen niet het niveau hebben dat van hen mag worden verwacht. Het ontbreken van basale kennis en vaardigheden staat het lesgeven en het leren in de weg. Zowel de voortgang in taal en rekenen zelf wordt erdoor gehinderd, als de vorderingen in andere vakken. Een docent in het voortgezet onderwijs: ‘Ik merk bij mijn vak (Duits) hoe taalarm de leerlingen zijn en hoe ze hierdoor in de problemen komen. Zinsontleding, woordbenoeming, spelling, leesvaardigheid, woordbetekenissen/ synoniemen, woordenschat, gevoel voor spreekwoorden en figuurlijk taalgebruik.  Leerlingen hebben ook erg veel moeite met het begrijpen van vragen.’

Leerkrachten met ervaring merken dat ze minder dan voorheen kunnen voortbouwen op basale kennis en vaardigheden. Een veelzeggend voorbeeld komt van een docent wiskunde uit het voortgezet onderwijs: ‘Als jongeren 12 of 13 zijn en naar het middelbaar onderwijs gaan, dan hebben ze totaal geen weet van hoe groot, hoe zwaar of hoe breed iets is, het gaat om rekenkunde, delen en vermenigvuldigen. Drie keer vier vermenigvuldigen of vier keer drie – dat komt altijd wel goed. Maar als je vraagt: 3 gedeeld door 4 of andersom, dan hebben ze totaal geen inzicht.’

Het zijn deze ervaringen die het draagvlak voor een focus op taal en rekenen creëren. Maar nog voordat deze focus goed en wel is aangebracht, klinken er her en der al kritische geluiden. Zoals de vragen van de SP-kamerleden en de waarschuwing van de besturen in het primair en voortgezet onderwijs aan de politiek om het onderwijs niet louter als een functie van de economie te zien. De Onderwijsraad waarschuwt voor verschraling en de VO-raad vreest dat de vormende en socialiserende functie van het onderwijs uit het oog wordt verloren, of van een advanced skill als het probleemoplossend vermogen.

Echter, het gevaar dat de balans nu volledig zal doorslaan naar een eenzijdige nadruk op meetbare prestaties in taal en rekenen lijkt niet zo groot. Het is de kunst en de uitdaging om de focus zodanig aan te brengen dat dit niet of slechts beperkt ten koste gaat van andere aandachtsgebieden. Veel winst is te behalen door een gerichte instructie, effectievere methoden, volledige benutting van de beschikbare onderwijstijd en uiteraard goede leerkrachten en docenten. Op die manier zal er ruimte blijven voor andere vakken en aandachtsgebieden.

‘Onderwijsmensen richten zich graag op hun primaire taken.’
De theorie en ervaring leren dat een verandering in het onderwijs alleen succesvol kan zijn als het beleid consequent en consistent is en enige tijd duurt. De geïnterviewden uit ons onderzoek onderstrepen dat. In hun opvatting is het onderwijs al te vaak gehinderd door steeds wisselende en soms ook tegenstrijdige beleidsdoelen. Zoals een schooldirecteur het formuleert: ‘Men is een beetje moe van al die veranderingen en taken die bij het onderwijs worden neergelegd. Onderwijsmensen richten zich graag op hun primaire taken.’

SCP-publicatie 2011/25 De basis meester. Onderwijskwaliteit en basisvaardigheden. Monique Turkenburg, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2011, ISBN 978 90 377 0574 4, prijs €23.

De publicatie is verkrijgbaar bij de (internet-)boekhandel of te bestellen via de website: www.scp.nl. Voor meer informatie: SCP: Monique Turkenburg, tel.: 070 - 340 7468, e-mail: m.turkenburg@scp.nl.