De systeeminnovatie waar Nico de Boer en Jos van der Lans voor pleiten is dringend noodzakelijk. Niet alleen vanwege de verwachte bezuinigingen in de komende jaren, maar ook vanwege de uitholling van het welzijnswerk als zodanig. Inderdaad, ik moet als voorzitter van de MO-groep – helaas – vaststellen, dat nog maar weinig mensen zich opwinden over het welzijnswerk, en dat velen welzijn nog altijd zien als een leuke franje van de zachte sector op het echte sociaaleconomische beleid.
Wat geen plek krijgt bij De Boer en Van der Lans
Niets is minder waar; goed welzijnsbeleid is hard waar het nodig is, en kan helpen sociaaleconomische problemen te voorkomen. Bijvoorbeeld door geweld in de buurt – of in de privésituatie – te voorkomen. De MO-groep heeft bureau SEO verzocht onderzoek te doen naar de maatschappelijke kosten en baten van welzijnswerk. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat ouderenadviseurs zich gemakkelijk terug laten betalen, omdat er doorgaans minder huishoudelijke hulp nodig is. Ook blijkt dat jongerenwerk alleen effectief is als het gestructureerde activiteiten aanbiedt, bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of sport.
Dat zijn interessante inzichten, die helaas in de analyse van De Boer en Van der Lans geen plek krijgen. Natuurlijk, de Eigen kracht-benadering en het idee om burgers centraal te stellen sluit goed aan bij de bovengenoemde effectieve voorbeelden van welzijnswerk. In zijn algemeenheid past deze benadering ook bij het bevorderen van eigen regie in het sociale domein, zoals ook een organisatie als Buurtzorg met succes doet. Welzijn en zorg zijn in die benadering geen organisaties die taken van burgers overnemen, maar ze waar nodig ondersteunen om met het eigen sociale netwerk (familie, buren, vrijwilligers, collega’s, et cetera) een oplossing te zoeken. De burger wordt daarin niet als consument van welzijnsvoorzieningen beschouwd maar als iemand die aangesproken mag worden op zijn of haar talenten en verantwoordelijkheden. Tot zover zijn we het denk ik allemaal snel eens. Die benadering is zichtbaar in Welzijn Nieuwe Stijl en wordt ondertussen breed gedeeld binnen welzijnsorganisaties.
Je blijft met een licht gevoel van teleurstelling achter
Maar de volgende vraag is hoe we gemeenten en welzijnsorganisaties zover krijgen om effectief welzijnsbeleid in te zetten. Daarvoor is het ontwerpen van een visie niet voldoende. Binnen de MO-groep proberen we voorbeelden van effectief beleid op te sporen en deze breed te verspreiden, en welzijnsorganisaties die wel willen veranderen maar niet goed weten hoe, te ondersteunen bij een veranderingsproces. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Behalve het besef dat het anders moet en dat er een nieuwe visie nodig is, zijn er veranderingen nodig in de opdrachtomschrijving en -verlening tussen gemeenten en welzijnsorganisaties en in de financiering. En, niet onbelangrijk, medewerkers zullen anders opgeleid moeten worden, wat mij betreft met minder specialismen in de diepte, en meer verdieping in de breedte.
Helaas blijft het document van De Boer en Van der Lans daar erg stil over. Natuurlijk, er komen inspirerende voorbeelden naar voren, zoals de buurt- of wijkcoöperatie, waarin actieve burgers zelf voorzieningen inkopen, en de veelgeroemde wijkcoaches uit Enschede. Maar dat blijven voorbeelden die in zichzelf niet voldoende zijn voor een systeeminnovatie. Daarmee blijf je na het lezen van de analyse van De Boer en Van der Lans toch met een licht gevoel van teleurstelling achter.
Jet Bussemaker is voorzitter van de MOgroep Welzijn en maatschappelijke dienstverlening en voormalig staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Foto: Bas Bogers