Mbo’ers die willen doorstromen naar hbo komen bedrogen uit

De leerweg mbo-hbo is voor jongeren uit niet-traditionele groepen een prachtige emancipatoire leerweg met gouden kansen. Althans, dat was de bedoeling. In werkelijkheid is de vervolgweg voor mbo’ers versperd geraakt en slagen er steeds minder doorstromers. Een maatschappelijke tragedie, vindt  Roel in ’t Veld, waaraan snel een einde moet komen.

Wie spreekt over succesrijke integratie van niet-traditionele groepen in onze samenleving, zal vooral het onderwijs noemen. Goed onderwijs brengt iedereen bijeen, reproduceert naast kennis ook waarden en burgerschap en het maakt culturele en sociaaleconomische emancipatie mogelijk. Het is dus wezenlijk voor verdere integratie en het is integratie. De historische ontwikkeling van ons onderwijs heeft specifieke leerwegen voor emancipatie verwezenlijkt. Eén daarvan was vroeger de leerweg ulo- kweekschool- hoofdakte- mo-onderwijs op academisch niveau. Nu is een belangrijke emancipatoire leerweg (vmbo)- mbo- hbo. Of zo'n leerweg duurzaam succes brengt, hangt onder meer af van de begaanbaarheid ervan. Zijn de aansluitingen goed verzorgd? Is het programma in elke fase studeerbaar? Slaagt een aanvaardbaar deel van een groep er in de eindstreep te bereiken?

Voor belangrijke niet-traditionele groepen luidt het antwoord op deze drie vragen: steeds minder of nog korter, nee! Achtereenvolgende regeringen hebben steeds verklaard dat de leerweg via mbo en hbo voor jongeren uit niet-traditionele gezinnen een prachtige emancipatoire leerweg is met gouden kansen. Een leerweg die massaal benutting vond. In de afgelopen tien jaar is echter het studiesucces van precies die jongeren op deze leerweg dramatisch gedaald, met tientallen procenten. De cijfers spreken klare taal: van de niet-westerse allochtone mannelijke jongeren die in 2005 vanuit het mbo naar het hbo gingen, behaalde vijfendertig procent na vijf jaar een bachelorgraad. Vijf jaar later was dit percentage tot twintig gedaald. Voor vrouwelijke niet-westerse allochtone jongeren ligt het percentage wat hoger, maar is de daling hetzelfde. Ook voor autochtone doorstromers daalt in dezelfde periode het studiesucces, zij het iets minder dramatisch. Wat is er in hemelsnaam aan de hand?

Armoede en arbeidsmarktdiscriminatie stegen

Recent onderzoek bij zes opleidingen aan een grootstedelijke hogeschool levert een drietal verklaringen op. Allereerst zijn, ondanks de goede bedoelingen van het overheidsbeleid, de armen in ons land in de afgelopen tien jaar flink wat armer geworden. McKinsey laat dat schrijnend zien in het rapport ‘Poorer than their parents?’. Daardoor is het beroep op jongeren om bij te dragen aan familie en gezin met zorgtaken en bijverdienen aanzienlijk toegenomen. In kringen van migranten zijn dergelijke verplichtingen heilig. Daardoor is minder tijd over voor het volgen van opleidingen.

Een tweede issue is dat de overheid niet heeft kunnen voorkomen dat de discriminatie op de arbeidsmarkt alleen maar is toegenomen. Het is niet moeilijk je voor te stellen, hoe je motivatie voor een studie verandert als je ontdekt dat je bij het zoeken naar een verplichte stage al niet slaagt, omdat je voor- en achternaam afwijken van de grote middelmaat. Wat is dan je voorland.

Vervolgweg naar hbo versperd door opgeschroefde eisen

Ook binnen het onderwijs is sprake van een tragedie, in de betekenis van ernstige onbedoelde en ongewenste ontwikkelingen. In reactie op schandaaltjes en rapportages besloten veel hogescholen om de eisen flink op te schroeven, met name op cognitief gebied. Veel organisaties die bij de kwaliteitszorg waren betrokken hadden hierop aangedrongen: immers, hoe hoger de eisen, des te veiliger het niveau van de afgestudeerde. Een voor de instelling risicomijdende strategie, anders dan voor de studenten, met name voor mbo’ers. Deze wijziging voltrok zich zonder voldoende terugkoppeling naar de beroepspraktijk. Natuurlijk stijgt in sommige professionele kringen de noodzaak van specifieke cognitieve vorming. En even natuurlijk moet beroepsonderwijs zich daarvoor gevoelig tonen. Verandering is vanzelfsprekend. Maar dat is niet het voornaamste punt: jongeren die hun scholen en wellicht ook de overheid vertrouwden verkeerden in de veronderstelling dat het mbo-diploma hen in de gelegenheid zou stellen om met een redelijke kans van slagen het hbo te volgen. Dat was niet langer over de gehele linie zo.

De beroepsvaardigheden die zij hadden aangeleerd in het mbo en die hen gunstig onderscheidden van hbo-studenten met een andere vooropleiding, bleken tussentijds niet langer van hetzelfde relatieve gewicht. Deze studenten zijn ook veelal niet in staat gesteld zich bij te spijkeren voordat zij aan het hbo begonnen. Instellingen en overheid hebben dus eigenlijk een werkelijkheid laten ontstaan, die in strijd is met wat de succesvolle mbo’er eerder was voorgespiegeld. Voor tienduizenden jongeren per jaar die wel zo getalenteerd zijn dat zij het mbo op het hoogste niveau hebben voltooid, is de vervolgweg in aanzienlijke mate versperd. Dat is een gebrek binnen het onderwijs, maar ook een maatschappelijke tragedie.

Met hoge prioriteit is daarom een aantal samenhangende acties nodig:

1.Organisaties die discrimineren op de arbeidsmarkt worden voor vijf jaar uitgesloten van overheidsorders.

2.De regering moet beter nadenken over de regelingen voor de aansluiting mbo- hbo. Zij heeft die laten sloffen: een student die de mbo-opleiding kok heeft voltooid kan zonder bezwaar aanvangen met de hbo-opleiding bouwkunde. Sterker nog, de hogeschool kan dat niet tegenhouden. Dat is een belediging voor beide opleidingen. Zelfs de aansluiting voortgezet onderwijs- hoger onderwijs is met meer aandacht geregeld.

3.Mbo en hbo moeten indringend met elkaar in gesprek over verbetering van aansluiting. Bijspijkeren van lacunes moet mogelijk zijn voor de aanvang van de volgende opleiding.

4.De ontvangst van nieuwe studenten in het hbo kan veel zorgvuldiger. Professionele counseling over optimale studiekeuze blijkt elders effectief. Assessments helpen daarbij.

5.Herwaardering van cognitieve vorming en professionele vaardigheden kan in ieder curriculum in het hbo verbetering brengen, mits in nauw overleg met de geavanceerde beroepspraktijk zelf.

6.Bejegening met waardering voor diversiteit en pluraliteit is te ontwikkelen, vooral door collectieve professionalisering van docenten.

7.Een maatschappelijke kosten-batenanalyse zou laten zien dat iedere euro die hieraan wordt besteed buitengewoon goed rendeert.

Roel in ’t Veld is Unesco hoogleraar aan de Universiteit Tilburg. Dit artikel is gebaseerd op het onderzoekrapport ‘Zoeken naar de weg omhoog’, juli 2016.

Foto: Glen Scott (Flickr Creative Commons)