Meer moraal in het bestuur

Morele aspecten zouden in het bestuur van overheidsorganisaties en ondernemingen een prominentere rol moeten krijgen. Daarbij mogen de procedurele aspecten niet de hoofdrol krijgen, aldus Jan Peter Balkenende vanmiddag in zijn oratie aan de Erasmus Universiteit.

 

Een korte blik op de naoorlogse jaren laat zien dat een te exclusieve oriëntatie op sturing door de overheid leidt tot schijnzekerheden en tot bestuurlijke, maatschappelijke en ?nanciële scheefgroei. Ook blijkt het functioneren van overheidsorganisaties lang niet altijd doeltreffend en doelmatig te zijn geweest. Maar, de recente ?nanciële crisis heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat interventie van de overheid soms bitter noodzakelijk is. Zij kan voorkomen dat de marktwerking doorschiet en tot enorme uitwassen leidt.

Nieuw ordeningsparadigma gewenst
In het spreken over de huidige en toekomstige verdeling van bestuurlijke verantwoordelijkheden wordt veelvuldig het begrip governance gehanteerd. Het begrip staat voor inhoud, wijze, en aard van besturen door overheden, ondernemingen, maatschappelijke instellingen en andere organisaties. De traditionele ordeningsparadigma’s waarvan deze actoren zich in de loop der tijd bedienden -keynesianisme, neo-liberalisme, en het poldermodel- zijn sleets geraakt. Er is behoefte aan een nieuw paradigma. Een model dat antwoord biedt op de vraag wat straks hun taak en plaats is in een steeds internationalere omgeving.

Overheden en  organisaties moeten op zoek naar een manier om in de veranderde context de juiste afwegingen te kunnen maken tussen individueel en collectief, materieel en niet-materieel en korte en lange termijn. Ook in de nieuwe bestuurlijke werkelijkheid staat het handelen van actoren in het teken van een morele, normatieve component. Immers, welke uitgangspunten, welke principes, welke doelstellingen staan centraal? Met het scherper naar voren komen van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef, wordt duidelijk dat governance ook alles te maken heeft met waarden.

In het gesprek over governance is een schier eindeloze reeks vragen te stellen over de interne organisatie, markten, sectoren, overheid en de maatschappelijke omgeving. Maar er is nog een andere dimensie, namelijk die van behoren, wel of niet iets doen, rekening houden met bredere maatschappelijke belangen. Mij spreekt het onderscheid tussen functionele en substantiële verantwoordelijkheid zeer aan.

Bij functionele verantwoordelijkheid gaat het om het zich strikt toeleggen op de taken die men toebedeeld heeft gekregen en het exact nalopen van de regels. Bij substantiële verantwoordelijkheid worden de eigen taken veel meer in het teken geplaatst van de implicaties van de eigen keuzes en breder, de implicaties van de aard en zin van die taken, ook in relatie tot de maatschappelijke betekenis ervan. Bij dit laatste is al snel de overgang te maken naar het begrip good governance.

Waak voor overaccentuering van procedurele aspecten
Als een onderneming streeft naar het maken van zo veel mogelijk winst kan dat voor de aandeelhouders, die slechts uit zijn op een zo hoog mogelijk rendement, good governance opleveren. Een onderneming behoort renderend te zijn. Maar wanneer een dergelijk ondernemingsbeleid ten koste gaat van goede interne bedrijfsverhoudingen, duurzaamheid of faire arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden, is dat vanuit maatschappelijk oogpunt helemaal geen good governance. Hier raakt het vraagstuk van governance de morele of normatieve vragen: wat behoort een organisatie te doen, zowel voor het eigen functioneren als voor de maatschappelijke omgeving. De morele of normatieve kant van bestuur zal nationaal en internationaal nadrukkelijk een prominentere plaats dienen te krijgen.

Behalve de normatieve kant vraagt een andere dimensie aandacht. Vaak wordt de blik gericht op structuren en processen. Dat moet ook, institutionele kaders zijn onmisbaar. Maar er moet gewaakt worden voor overaccentuering van procedurele aspecten. De ervaring met de Klimaattop van de Verenigde Naties in Kopenhagen in december 2009 was ronduit bedroevend. Niet in de laatste plaats omdat bepaalde landen er alles aan deden het hele proces van besluitvorming met procedurele argumenten te frustreren.

Een ander algemeen aspect dat nadere aandacht verdient, is de maatschappelijke omgeving waarin governance vorm en inhoud kan krijgen. Nu de maatschappelijke ordening verandert en de behoefte aan ‘meerdimensionaal’ handelen van instituties toeneemt, komt deze kwestie meer op de voorgrond te staan. Steeds meer organisaties praten over de eigen doelen, het eigen pro?el en de betekenis van waarden binnen de organisatie. Het is van belang dat dergelijke waarden, zoals duurzaamheid, maatschappelijk engagement, verbetering van scholing, tegengaan van armoede en achterstand, expliciet worden gemaakt en worden betrokken in de doelstellingen van de organisatie. Het mag niet vrijblijvend zijn of afhankelijk van tijdelijke voorkeuren.

Te vaak wordt de aandacht opgeslokt door de hypes van vandaag, terwijl er juist een langetermijn focus zou moeten zijn. Governance laat zien hoe systemen werken. Dat is in een complexe wereld met grote onderlinge afhankelijkheden en met het doorbreken van gangbare ordeningsparadigma’s ook nodig. Het is daarom goed dat governance in het brandpunt van de belangstelling is komen te staan, maar er is meer nodig. Governance is geen doel op zichzelf, maar een middel om te bouwen aan een goede samenleving, om bij te dragen aan het bonum commune, om te werken aan een wereld waarin ieder mens telt, waarin het besef van duurzaamheid voluit aanwezig is en waarin nadrukkelijk verder wordt gekeken dan naar de belangen van hier en nu.

Dit is een bewerkte versie van de oratie die Jan Peter Balkenende op 24 maart uitsprak bij de openbare aanvaarding van de leerstoel Governance, Institutions and Internationalisation aan de Erasmus School of Economics en de Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Jan Peter Balkenende was minister-president van 2002 tot 2010.