Meer vrijwilligers bij zorg voor kwetsbaren – dat is mogelijk, maar niet zonder meer

Vrijwilligers zijn geen professionals. Toch streeft de participatiesamenleving naar een grotere inzet van vrijwilligers in het verlenen van zorg aan kwetsbare medeburgers. Dit kan negatieve effecten hebben voor de kwaliteit van zorg, maar dat hoeft niet. Cruciaal is ‘coördinatie’.

In mijn onderzoek laat ik zien hoe coördinatie een essentiële rol speelt bij het effectief inzetten van vrijwilligers in de directe zorgverlening binnen een professionele zorgorganisatie. Om erachter te komen wat de rol van coördinatie precies is, ben ik gedurende mijn onderzoek zelf vrijwilliger geworden in een hospice in het midden van Nederland. In dit hospice worden vrijwilligers intensief ingezet in de dagelijkse verzorging van de gasten, veel meer dan in andere typen zorgorganisaties gebruikelijk is. Daar waar in bijvoorbeeld verpleeg- en verzorgingstehuizen vrijwilligers hoogstens een rol hebben in de dagbesteding, bij het verzorgen van koffie en thee en eventueel bij het eten, zijn de vrijwilligers in dit hospice ook actief betrokken bij de dagelijkse verzorging van de cliënten (de ‘gasten’) in het hospice. Ze helpen hen met wassen, aankleden en toiletbezoek – soms ter ondersteuning van een verpleegkundige, maar soms ook zelfstandig. Ondanks het feit dat deze vrijwilligers geen professionals zijn, biedt het hospice met hun hulp toch kwalitatief goede (palliatieve) zorg.

Ten eerste: vrijwilligers moeten blijven leren

Met behulp van participerende observatie, en aangevuld met interviews, heb ik vier coördinatiepraktijken onderscheiden die dit mogelijk maken. Ten eerste is het erg belangrijk dat vrijwilligers gedurende hun tijd in de organisatie blijven leren. Nieuwe vrijwilligers krijgen een korte introductiecursus aangeboden, waarin zowel praktische vaardigheden worden aangeleerd als ook wordt ingegaan op de visie van het hospice op palliatieve zorg. Daarnaast wordt een inwerkperiode van minstens zes diensten doorlopen, waarin de nieuwe vrijwilliger met behulp van een checklist de belangrijkste componenten van werken in het hospice doorloopt, en aan het eind van elke dienst feedback ontvangt van medevrijwilligers en verpleegkundigen. Na deze inwerkperiode stopt het leren echter niet. Veel vrijwilligers zijn al jaren in het hospice werkzaam, en hebben hun kennis en vaardigheden opgebouwd met behulp van periodieke nascholing en met name door tijdens het werk zelf te kijken en te leren van mede-vrijwilligers en verpleegkundigen. Dit wordt door verpleegkundigen actief bevorderd. Zo komt het vaak voor dat verpleegkundigen tijdens het verzorgen van een gast continu ‘ondertiteling’ geven ten behoeve van de assisterende vrijwilliger, zodat die snapt wat er gebeurt en waarom. Vrijwilligers bouwen zo door de jaren een schat van ervaring op.

Twee: gelijkwaardig samenwerken met verpleegkundigen

Naast dit continue leerproces is het belangrijk dat verpleegkundigen en vrijwilligers intensief samenwerken, waarbij verpleegkundigen een duidelijke eindverantwoordelijkheid hebben maar waar tegelijkertijd wordt gewerkt in een sfeer van gelijkwaardigheid en wederzijds respect. Elke dienst begint met een overdracht, waarin een verpleegkundige de vrijwilligers informeert over de recente toestand van de gasten in het hospice en relevante medische en persoonlijke achtergrond. Vervolgens worden de taken verdeeld, waarbij vrijwilligers ook zelf inspraak hebben. Verpleegkundigen geven feedback aan vrijwilligers, maar staan andersom ook open voor vragen en suggesties. Dit houdt ze scherp, zo geven een aantal verpleegkundigen zelf aan, en komt de kwaliteit van zorg en de onderlinge sfeer ten goede. Vrijwilligers en verpleegkundigen, met andere woorden, werken samen als één team, dat als doel heeft de gasten zo goed mogelijk te helpen. De sfeer van gelijkwaardigheid en respect maakt een soepele afhandeling van de verschillende zorgtaken mogelijk, terwijl de eindverantwoordelijkheid van de verpleegkundigen ervoor zorgt dat grenzen met betrekking tot kwaliteit van zorg niet worden overschreden.

Drie: vrijwilligers geven zelf hun grenzen aan

Behalve blijven leren en samenwerken is ook verantwoordelijk handelen van belang voor de effectieve inzet van vrijwilligers bij het bieden van kwalitatief goede zorg. Zoals in het hospice veel wordt gezegd: het werk als vrijwilliger is vrijwillig, niet vrijblijvend. Afspraken over diensten zijn bindend, en vrijwilligers worden aangesproken op hun functioneren (in positieve en negatieve zin). Ook bij het verdelen van taken hebben vrijwilligers een grote eigen verantwoordelijkheid. Sommige taken mogen simpelweg niet door vrijwilligers worden uitgevoerd, zoals het uitdelen van medicijnen of het verzorgen van wonden. Vrijwilligers dienen hier dus ver van te blijven. Daarnaast is er in het hospice een informele regel dat vrijwilligers géén zorgtaken verrichten waar zij zich niet toe in staat of op hun gemak bij voelen. Sommige vrijwilligers voelen zich zeker en ervaren genoeg om een gast zelf te verzorgen op bed, anderen doen dit liever samen met een andere vrijwilliger of verpleegkundige. Elke vrijwilliger maakt hierin zijn of haar eigen afweging. Verpleegkundigen respecteren deze door de vrijwilligers zelf aangegeven grenzen, ook wanneer het druk is op de afdeling en alle handen nodig zijn. Op deze manier worden niet alleen persoonlijke grenzen bewaakt, maar ook risico’s voor de kwaliteit van zorg afgeschermd.

Vier: kleine gebaren op de werkvloer zijn belangrijk

Tot slot is het van belang dat vrijwilligers worden gezien als lid van de organisatie en ook op die manier gewaardeerd worden. Dit kan zich uiten in officiële bedankjes vanuit de organisatie, maar is met name van waarde in de vorm van kleine gebaren op de werkvloer zelf: een bedankje aan het eind van de dienst, de thee die al klaar staat als je ’s ochtends binnen komt, of positieve feedback van een verpleegkundige na het verzorgen van een gast. De coördinatiepraktijken die hierboven beschreven staan – blijven leren, samenwerken, en verantwoordelijk handelen – dragen niet alleen bij aan kwaliteit van zorg, maar ook aan het tot stand brengen van deze vierde coördinatiepraktijk. Door vrijwilligers de kans te bieden zich te blijven ontwikkelen, door met hen samen te werken in één team en hen voor zover mogelijk ook verantwoordelijkheid te geven en dus serieus te nemen, voelen vrijwilligers zich verbonden met de organisatie en blijven ze gemotiveerd zich voor de organisatie in te blijven zetten. Zoals één vrijwilliger aangaf: ‘Het is hier altijd thuiskomen, iedere keer dat je hier komt’.

Een intensievere inzet van vrijwilligers is wel degelijk mogelijk

Samen dragen deze vier coördinatiepraktijken bij aan het mogelijk maken van kwalitatief goede zorg mede gegeven door vrijwilligers. Ze zorgen ervoor dat vrijwilligers gemotiveerd blijven voor hun werk, beschikken over de juiste kennis en vaardigheden, zich verantwoordelijk voelen voor hun eigen handelen en de grenzen daaraan, en soepel samenwerken met het professionele zorgteam. Het succes van de praktijken ligt in de mate waarin zij zijn opgenomen in de dagelijkse routines op de werkvloer. Gedeeltelijk ontstaan als officieel beleid, gedeeltelijk gegroeid op de werkvloer zelf, zijn de praktijken na verloop van tijd een vast onderdeel geworden van de manier van werken van zowel vrijwilligers als verpleegkundigen. Dit proces van routinisering heeft veel tijd, mankracht, en motivatie gekost.

In het kader van een groeiende participatiesamenleving kunnen dan ook twee lessen getrokken worden uit het voorbeeld van het door mij onderzochte hospice. Ten eerste blijkt een intensievere inzet van vrijwilligers in de directe zorgverlening aan hun kwetsbare medeburgers wel degelijk mogelijk, zelfs met behoud van kwaliteit van zorg. Maar, en dat is de belangrijkste conclusie, de coördinatie die nodig is om dit proces in goede banen te leiden is niet goedkoop en ook niet makkelijk te bewerkstelligen. Het zou goed zijn als beleidsmakers en zorgorganisaties die de inzet van vrijwilligers in de zorg willen vergroten dit gegeven in hun achterhoofd houden.

Barbara Abspoel is onlangs afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht (afdeling Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap , USBO) op een scriptie over de relatie tussen vrijwilligers en professionals in de zorg.

 

Dit artikel is 3299 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Beste heer/mevr.,

    Na het lezen van uw bericht, zijn er 2 vragen die mij bezighouden.

    1.Wat zijn de financiële plusjes voor de vrijwilliger ?
    2.Zijn er doorstroom mogelijkheden naar een vaste baan ?

    Groetjes,

    R. Bout

  2. Barbara baseert haar conclusies en adviezen op basis van ervaring in een onderdeel van de zorg. Prima, ik ken die zorg niet en respecteer haar conclusies en adviezen. Maar niet iedere type zorg en zorgvrager is hetzelfde. Het is jammer dan Barbara en zoveel met haar dat verschil niet zien of niet erkennen. Alhoewel enkele van haar conclusies/adviezen ook omzetbaar zijn naar de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, gaat het daar toch om heel andere zorgvragers die een heel ander soort zorg nodig hebben en waarin van zorgverleners heel wat anders wordt gevraagd. En waar ook vrijwilligers werken maar dan op een manier die in die zorg gewenst en aanvaardbaar is. Ik ken dat van zeer nabij. Ik hoop dat Barbara er ooit nog eens toe komt om mee te lopen in een instelling waar mensen met een verstandelijke beperking hun hele leven (vanaf hun jeugd) zorg krijgen.

  3. In aanvulling op mijn vorige reactie:

    Het aspect dat ik hier mis, is dat ook betaalde professionals coördinatie behoeven en dat ook als vanzelfsprekend krijgen. Het is dus niet meer dan logisch dat vrijwilligerswerk gecoördineerd moet worden. Daar waar mensen samenwerken is coördinatie nodig. Belangrijk is:

    Het vrijwilligerswerk is echt vrijwillig.
    De vrijwilliger heeft een intrinsieke motivatie om het werk te doen en zich achter de doelstelling van de organisatie of het project te scharen.
    De organisatie zorgt voor een goed vrijwilligersbeleid (http://nov.nl/kwaliteit-en-diensten/goed-geregeld).
    De organisatie zorgt voor deskundigheidsbevordering.
    De organisatie zorgt voor een veilige omgeving en goede afspraken over de verantwoordelijkheden.
    De rolverdeling tussen eventuele beroepskrachten en vrijwilligers is duidelijk en in de praktijk ook evenwichtig. Iedereen weet wat hij moet doen en er is onderling respect. Zo kan het zijn dat de beroepskracht er juist is om de vrijwilligers te ondersteunen in plaats van andersom.
    De grenzen aan wat een vrijwilliger mag doen (bijvoorbeeld in de zorg) veranderen, maar verdienen elke keer weer discussie en heldere afspraken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.