De afgelopen decennia zijn allerlei beleidsmaatregelen genomen gericht op beperking van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en bevordering van arbeidsdeelname van mensen met beperkingen. Met hogere toetredingsdrempels voor een uitkering en meer nadruk op activering wordt de vraag saillanter hoe het mensen met gezondheidsbeperkingen vergaat op de arbeidsmarkt.
Verschil in arbeidsdeelname steeg
Het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheidsvolume daalden de afgelopen jaren, maar het verschil in arbeidsdeelname tussen mensen met en zonder arbeidsbeperking werd groter. In 2008 werkte nog meer dan vijfenvijftig procent van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA’ers), in 2014 was dat nog drieënveertig procent. Hetzelfde geldt voor mensen met een Wajong-uitkering. In 2008 werkte zesentwintig procent van hen, in 2014 was dat nog tweeëntwintig procent. Mensen met een arbeidshandicap maar zonder arbeidsongeschiktheidsuitkering hadden ook minder werk. Ondertussen bleef de arbeidsdeelname bij mensen zonder beperkingen nagenoeg gelijk.
Overigens is het absolute aantal arbeidsongeschikten met een WGA- of Wajong-uitkering dat aan het werk is, wel gestegen. Maar er komen er meer bij dan dat er aan het werk gaan, dus daalde het aandeel werkende arbeidsongeschikten toch.
Mensen met een beperking komen nog steeds moeilijk aan het werk
Ondanks activerender beleid blijken mensen met een beperking dus nog moeilijk aan het werk te komen. Daar is niet één, allesomvattende verklaring voor te geven. Zo is de samenstelling van de groep veranderd: de instroom in WIA/WGA bestaat voor een steeds groter deel uit ouderen, mensen met psychische problemen en vangnetters (dat zijn mensen die geen werkgever hebben op het moment dat ze arbeidsongeschikt worden). Juist deze mensen hebben gemiddeld genomen een lagere kans op een baan. Daarnaast speelt vermoedelijk de economische crisis een rol. De selectie van werknemers – voor bijvoorbeeld een opleidingstraject of voor contractverlenging of voor ontslag bij een reorganisatie – wordt ook in economisch slechte tijden voor een groot deel bepaald door hun gezondheid of ziekteverzuim.
Uit deze ontwikkelingen die tegengesteld zijn aan de bedoelingen van beleidsmakers, zijn diverse aandachtspunten te destilleren. Allereerst is dat de geringe aandacht van werkgevers voor arbobeleid en ontziemaatregelen. Een belangrijke voorwaarde om de arbeidsdeelname van mensen met gezondheidsbeperkingen te laten stijgen, is dat werkgevers bereid zijn zich in te zetten voor zieke werknemers. De afgelopen jaren is de aandacht van werkgevers voor arbobeleid echter gedaald. Zij namen ook minder ‘ontziemaatregelen’, zoals minder uren werken, lichter werk en flexibeler werk aanbieden. Daarnaast heeft slechts een klein deel van de werkgevers (negen procent) specifiek beleid om mensen uit kwetsbare groepen in dienst te nemen. Maar zestien procent van de werkgevers nam in de afgelopen twee jaar bewust personen uit kwetsbare groepen in dienst.
Ziekteverzuim is meer dan leeftijd bepalend voor een vast contract
Toch leunen werkgevers in hun oordeel over werknemers, hun geschiktheid en functioneren, wel sterk op de gezondheidstoestand van die werknemers. Werkgevers die verschillende keuzemogelijkheden voorgelegd krijgen, beschouwen ziekteverzuim en gezondheidsklachten als meest bepalende kenmerken bij de keuze een werknemer te behouden bij een reorganisatie of een vast contract aan te bieden. Kenmerken als ‘uitstekend functioneren’ en ‘leeftijd’ blijken veel minder van belang.
Ook tegen de achtergrond van een flexibiliserende arbeidsmarkt is deze constatering een punt van aandacht. Een flexibele arbeidsmarkt zou mensen uit kwetsbare groepen kansen kunnen bieden. Werkgevers kunnen immers risico’s mijden door mensen niet direct in vaste dienst te nemen. Maar omdat gezondheid een belangrijk selectiecriterium is, zullen de mensen met gezondheidsbeperkingen uiteindelijk toch het onderspit delven.
Niet alleen zijn er belemmeringen aan de vraagzijde, ook de aanbodzijde van de arbeidsmarkt kent deze. Allereerst is daar de gezondheid zelf. Een aanzienlijk deel van de potentiële beroepsbevolking dat geen arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, noemt z’n gezondheid als belangrijkste motief om niet te werken. Het gaat hierbij dus niet alleen om mensen met een uitkering die reeds in beeld zijn bij naar werk begeleidende overheidsinstanties.
Ze worden vaker gepest en hebben minder kansen
Als mensen met gezondheidsbeperkingen wel werken, dan blijken de omstandigheden relatief ongunstig. Zo heeft zestien procent van de werkenden met een zichtbare aandoening of beperking te maken met pesten op de werkvloer. Bij werkenden zonder (zichtbare) aandoening is dat negen procent. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het negeren van een mening, het overdreven nauwkeurig controleren van het werk, het ontnemen van verantwoordelijkheden of het toebedelen van onplezierige taken, het maken van grappen ten koste van iemand, beschuldigingen, sarcasme of beledigingen.
Ook geven zij vaker aan dan mensen zonder beperking dat de kansen die ze krijgen op het werk minder zijn dan collega’s met gelijke opleiding en ervaring. Ze vinden dat ze minder verdienen, minder opleidingsmogelijkheden krijgen en minder promotiekansen. Deze omstandigheden maken werk voor mensen met beperkingen minder aantrekkelijk.
Ziekteverzuim stijgt door ouderen, mantelzorgers en psychisch zieken
De doelstelling tot een inclusieve arbeidsmarkt indachtig, zien beleidsmakers zich de komende jaren voor grote uitdagingen gesteld. Naast de eerdergenoemde flexibilisering gaat het daarbij vooral om de veranderende samenstelling van de beroepsbevolking. Deze wordt niet alleen ouder, maar er wordt ook meer verwacht van de werkenden; zorgtaken die voorheen in het publieke domein werden uitgevoerd, worden meer en meer bij werkenden gelegd. Dit betekent dat steeds meer werknemers ook mantelzorger zijn. Daarnaast omvat de beroepsbevolking steeds meer mensen met psychische problemen. Naarmate het aandeel ouderen, mantelzorgers en mensen met psychische problemen stijgt, neemt helaas ook de druk op het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen toe.
Dé vraag die de komende jaren onderwerp van debat en onderzoek zal zijn, is hoe we een win-win-situatie creëren waarbij het voor werkgevers aantrekkelijk is om mensen met beperkingen in dienst te hebben, waarbij arbeidsdeelname aantrekkelijk is voor iedereen met arbeidsvermogen, en waarbij we voldoende oog hebben voor de bestaansrisico’s en voor wat we als samenleving vragen van hen die werken én zorgen.
Maroesjka Versantvoort en Patricia van Echtelt werken bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, bij de sector Arbeid en Publieke Voorzieningen. Lees meer in het rapport ‘Beperkt in functie’, Den Haag: SCP, 2016.
Foto: Joe St.Pierre (Flickr Creative Commons)