Met wat zoeken gaat het best lukken met de wijkteams

Er is zorg of de sociale teams wel slagen in de transformatie met zoveel verandering tegelijk. En er is ongerustheid of burgers ondertussen niet de dupe worden van de nieuwe werkwijze van sociale teams. Met een spiegeling aan de praktijk kunnen wat zorgen worden weggenomen.

SCP-directeur Kim Putters waarschuwde vorige zomer in een essay voor onderschatting van de grootste herziening van de verzorgingsstaat ooit. Bij de decentralisatie van jeugd, maatschappelijke ondersteuning en participatie naar gemeenten is onduidelijkheid over het doel: de participatiesamenleving. De verwachtingen zijn hoog, maar nog niet alle randvoorwaarden zijn gerealiseerd en het ontbreekt nog aan een visie op de rol van de rijksoverheid en op de relatie tussen bestuurslagen en met burgers.

Het dominante voertuig voor gemeenten om die decentralisatie vorm te geven, is op het moment het ontwikkelen en opzetten van sociale teams. In die teams moet dus die herziening van de verzorgingsstaat concreet gemaakt worden. Maar wat moet daar dan gaan gebeuren? Om daar een antwoord op te krijgen, moeten we op zoek naar het hart van de verzorgingsstaat. Gelukkig hoeven we daar niet lang voor te zoeken. Professor Kees Schuyt wijdde er een standaard werk voor sociologen aan. En om met zijn woorden te spreken: ‘De verzorgingsstaat staat ergens voor, namelijk voor het proberen op een beschaafde wijze het subtiele evenwicht tussen staat en individu, tussen algemene en persoonlijke belangen, tussen vrijheid en noodzakelijke publieke ordening te bewaren.’

Continu afwegen van persoonlijke en algemene belangen

Dat is dus wat er in de sociale teams moet gebeuren. Op beschaafde wijze, een subtiel evenwicht zoeken tussen de behoefte van een burger en de collectieve middelen die de staat daarvoor ter beschikking heeft. Maar wel op een nieuwe, andere manier dan voorheen. Medewerkers in de teams dienen continu een afweging te maken tussen persoonlijke en algemene belangen. Of in de woorden van Schuyt: ‘tussen noden en wensen’. Algemene belangen van solidariteit en sociale gerechtigheid geven ruimte voor ondersteuning op maat aan een individu, maar niet ieder persoonlijk belang kan worden gehonoreerd. Daarbij spelen meerdere belangenafwegingen. Putters noemt onder meer de volgende dilemma’s: over solidariteit tegenover eigen verantwoordelijkheid (hoever gaan we in het helpen van een burger?); over maatwerk versus gelijke behandeling (kan het wel, ongelijke behandeling van burgers en ontstaat dan geen willekeur aan de keukentafel?); over bevoogding tegenover moreel appèl (hoever gaat de gemeente met de wederkerigheid en opleggen van vrijwilligerswerk?); over representatie tegenover participatie (krijgt de meest actieve burger het niet teveel voor het zeggen?); én hoe ga je om als gemeente met minder geld en hoeveel ruimte heb je om het echt anders te doen?

In de praktijk zien we dat de gemeenten als opdrachtgever veel vragen en verwachten van sociale werkers in het team: ondersteuning bieden aan burgers met complexe vragen, zoeken naar een nieuwe relatie met burgers, opbouwen van netwerken in de buurt, keuzes maken over welke ondersteuning een burger krijgt, vaak met een bezuinigingsdoel er bij. De sociale teams bestaan uit verschillende beroepen die samen zoeken naar een totaal nieuw te ontwikkelen vak: generalist. We zien ook veel inrichtings- en sturingsvragen; vaak gemeenten die zelf zoekend zijn en daarmee (bewust) onduidelijk in doelen en resultaten; er is veel ondersteuningsaanbod, veel adviseurs met evenzoveel modellen et cetera. Eigenlijk prachtig dat er zoveel beweging is; zoveel drift en zoveel mogelijkheden. Dat is een groot goed. Maar… ook veel onzekerheid, veel behoefte aan duidelijkheid, aan kaders, aan keuzes.

‘Kom op zeg, we werken hier met professionele mensen’

Naast het formuleren van de opdracht en resultaten van gemeenten, vinden wij het belangrijk dat sociaal werkers zich hun doel eigen maken en zich eigenaar voelen van de ontwikkeling om op een andere en nieuwe manier burgers te ondersteunen (zie ook Verdraaide organisaties van Wouter Hart, 2012). Het scheppen van een leercultuur (met ruimte voor intervisie en deskundigheid op afroep) en het creëren van ankerpunten van rust binnen hun hectische baan en omgeving zijn nodig. Het helpt om dan in het team doelen, taken, activiteiten en resultaten te formuleren, zo ervoeren we tijdens het geven van cursussen. In het leertraject dat we met de teams ingaan komen de dilemma’s van Putters vanzelf aan bod. Vanuit ons werk als cursusleiders vroegen we er enkele sociale teamleiders Utrecht naar en kregen deze antwoorden:

1. ‘Of we niet te ver gaan in het helpen van burgers? We ondersteunen burgers die het zelf niet kunnen. En eerlijk gezegd zijn we er liever nog eerder bij, dan nu vaak gebeurt. Er is zoveel winst te halen als je sommige mensen met kleine zaken al kan helpen. Dat scheelt zoveel inzet aan professionele hulp.’

2. ‘Willekeur in de omgang met burgers? Kom op zeg, we werken hier met professionele mensen. Dit is ons vak. En bovendien werken we met intervisie en leggen we twijfelgevallen aan elkaar voor. Ik herken dat niet.’

3. ‘Of we niet teveel ingaan op vragen van mondige burgers? Was het maar waar dat we mondige burgers hadden. Onze klanten zijn juist te weinig mondig en vaak sociaal onhandig. Ik zou liever hebben dat ze wat meer voor zichzelf opkwamen.’

4. ‘Vragen om wederkerigheid is maatwerk. Je ziet of iemand geholpen wordt met meer met anderen doen. En dan kan je ze best een duwtje geven. Maar het moet passen.’

5. ‘Minder geld kan een probleem worden. Alleen merken wij dat het tot nu toe niet om geld gaat, maar om het anders en beter mensen helpen. Maar we maken ons natuurlijk ook zorgen dat hulp bij het huishouden of professionele begeleiding niet meer te betalen is. Alleen merken we daar nu nog weinig van.’

Betrokken, realistisch en doordrongen van het belang van participatie

Als we dit zo terug horen, maken we ons wat minder zorgen over het kloppend hart van de verzorgingsstaat. We zouden de sociaal teamleiders niet direct als beschaafd en subtiel omschrijven, maar wel als betrokken, realistisch en doordrongen van het belang om burgers vol mee te laten doen aan de samenleving. We zijn ons ervan bewust dat we nog maar pas bezig zijn met de verandering. We realiseren ons ook dat kaders stellen en keuzes maken wat wel en niet te doen, verstarrend kan werken en kan leiden tot terugval in oud gedrag - ik volg mijn kaders en instructies. Dat is niet de bedoeling bij het heruitvinden van de verzorgingsstaat. We zoeken steeds naar de verdergaande verandering. Of zoals Einstein zei: ‘We cannot solve our problems with the same thinking we used when we created them.’

Rogier den Uyl werkt bij de RadarGroep. Bart Verhagen is werkzaam bij RadarVertige training en opleiding.

Foto: Bas Bogers