Migratie en verzorgingsstaat kunnen wél samengaan

De komst van Syrische vluchtelingen heeft het debat over betaalbaarheid en solidariteit van de verzorgingsstaat op scherp gezet. Dat is niet nodig, als het beleid meer gericht wordt op wederkerigheid en het álle inwoners van Nederland ten goede komt.

We moeten er alles aan doen om de instroom van vluchtelingen te beperken, zei minister Dijsselbloem in het najaar van 2015, ‘maar als dat niet werkt, moeten we bereid zijn onze eigen samenleving te beschermen en te zorgen dat dit niet leidt tot ontwrichting van onze verzorgingsstaat’. Donald Tusk, de voorzitter van de EU, sprak woorden van dezelfde strekking. En de Poolse premier Andrzej Duda verzuchtte dat het door de vluchtelingen onmogelijk is geworden om in zijn land een verzorgingsstaat op te bouwen.

Vluchtelingen drukken op begroting omdat ze nauwelijks werk vinden

Migratie en de verzorgingsstaat gaan niet samen, zo is de heersende gedachte. Maar wat is precies het probleem? Europese leiders benadrukken voortdurende de financiële spanningen die vluchtelingen veroorzaken. Dat vluchtelingen vaak ‘drukken’ op de financiën van de verzorgingsstaat komt doordat ze vaak lang buitenspel staan op de arbeidsmarkt. De Nederlandse cijfers uit een recent verschenen WRR/SCP/WODC Policy Brief spreken boekdelen: na 2 jaar is slechts 25 procent aan het werk, na 6 jaar 50 procent.

Er zijn overigens belangrijke verschillen tussen groepen vluchtelingen. In 2012 is de arbeidsparticipatie van Somaliërs verreweg de laagste - 26 procent -, van Iraniërs de hoogste - 60 procent. Dat betekent dus dat veel vluchtelingen gebruik maken van een bijstandsuitkering, en daarmee inderdaad drukken op de collectieve lasten. Zo heeft 53 procent van de Somaliërs een bijstandsuitkering, tegen 19 procent van de Iraniërs. Hoe dat verschil te begrijpen? Waarschijnlijk komen de laatsten uit betere sociaaleconomische milieus, want niet alleen land van herkomst maar ook opleidingsniveau doet er toe.

De precaire positie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt kent verschillende oorzaken; ze spreken onvoldoende de taal en velen kwakkelen met hun gezondheid. Dat komt niet alleen door de vlucht of de opgedane traumatische ervaringen, maar ook door de tergende onzekerheid in het land van aankomst. Bovendien sluit hun opleiding vaak onvoldoende aan bij de wensen op de arbeidsmarkt, en omgekeerd: werkgevers zijn vaak wel heel terughoudend in het aanstellen van vluchtelingen. In sommige gevallen kan je dat best discriminatie noemen. Hoger opgeleide vluchtelingen vertrekken daarom vaker uit Nederland omdat ze zich buitengesloten voelen. Dat is niet alleen tragisch voor hen, maar ook voor ons. De mensen die het beste een bijdrage kunnen leveren aan onze economie zijn de eersten die weer willen (en kunnen) vertrekken.

Migratie vormt al decennialang splijtzwam in Nederland

Dat de tergend langzame opname van vluchtelingen in de arbeidsmarkt nadelig is voor de schatkist, lijkt evident. Toch valt er op de berekeningen over dat nadeel wel wat aan te merken. Zo is er weinig aandacht voor andersoortige opbrengsten: de werkgelegenheid die in Nederland ontstaat door asielzoekers, de belasting die vluchtelingen betalen en de mogelijke bijdrage van diversiteit aan innovatie of economische groei in bredere zin. Naar dat laatste is nog veel onderzoek te doen.

Voorts weten we heel weinig over de arbeidsdeelname van de kinderen van vluchtelingen. In de VS hebben vluchtelingen ook moeite om mee te komen op de arbeidsmarkt, maar hun kinderen doen het daarentegen vaak uitstekend.

Naast de financiën is er nog een tweede thema: solidariteit. Vluchtelingen kunnen de sociale cohesie ondermijnen die nodig is voor de verzorgingsstaat. Al decennialang is in Nederland migratie een splijtzwam voor de bevolking: grosso modo vindt de helft van de bevolking immigratie oké, de andere helft is tegen. Bovendien blijkt steeds weer dat lager en middelbaar opgeleiden vaker tegen immigratie zijn. Voor een verzorgingsstaat is solidariteit onontbeerlijk. Mensen verzekeren zich tegen hun eigen lot maar betalen ook voor een ander. Voelen mensen zich wel voldoende verbonden met ‘vreemden’? Solidariteit is immers ook gebaseerd op het kennen en herkennen van de ander. De Amerikaan Richard Freeman waarschuwde al in 1986: ‘Als het gevoel ontstaat dat “wij” vooral betalen voor “hun” uitkeringen leven we in de nadagen van de verzorgingsstaat’ (Freeman, 1986).

De politicologen Reeskens en Van der Meer vroegen het aan de Nederlandse bevolking. Wat blijkt? Weinig Nederlanders willen immigranten helemaal uitsluiten van sociale zekerheid. Maar mensen maken wel verschil. ’Nederlanders’ of mensen wier werk verdwijnt door reorganisatie wordt vaker een WW-uitkering gegund dan vluchtelingen of arbeidsmigranten, en in die volgorde. Wat vooral goed uitpakt voor de ‘gunfactor’ is als mensen hun best doen voor een baan. Mensen willen liever niet dat iedereen die over de grens komt meteen een uitkering krijgt. Dat blijkt ook uit een focusgroepstudie onder verschillende categorieën migranten: ook zij zeggen dat je eerst een bijdrage zou moet leveren voordat je rechten hebt (Kremer, 2013). Er is sprake van wat je ‘conditionele solidariteit’ zou kunnen noemen.

Wat te doen?

Uitgangspunt voor beleid zou moeten zijn dat alle noodzakelijke maatregelen voor de inpassing van vluchtelingen ook de ‘zittende bevolking’ ten goede moeten komen. Bridget Anderson, onderzoeker aan het migratie-instituut van de Universiteit of Oxford, Compas, schrijft in haar blog hoe ongelukkig het is dat de vluchtelingenstroom precies komt op het moment dat de overheid fors bezuinigt. Terwijl huisvesting, zorg, en maatschappelijke ondersteuning op het lokale niveau worden afgeknepen, wordt burgers gevraagd om in te stemmen met de komst van Syriërs. En dat gaat dus niet. Ze schrijft: ‘If we are to avoid a competition between marginalised and impoverished groups it is necessary to make the argument that better services for Syrian arrivals must mean better services for everybody’.

In de reeds genoemde Policy Brief wordt een lans gebroken om vluchtelingen sneller aan het werk te krijgen, vooral door niet te wachten tot de trage toelatingsprocedures zijn afgerond. Op lokaal niveau wordt daar al volop mee geëxperimenteerd. Zo heeft Amsterdam toestemming om asielzoekers aan het werk te helpen nog voordat ze een status hebben. Toch zal voor de meeste asielzoekers gelden dat ze niet naadloos zijn in te voegen naar de wensen van de Nederlandse arbeidsmarkt. Naast het doorbreken van grenzen tussen arbeidsmarktbeleid en toelatingsprocedures is het daarom nodig om de muren te slechten rond werk, opleiding en studiefinanciering. Minder rigiditeit en meer maatwerk rond onderwijs, uitkeringen en (leeftijdsgebonden) studiefinanciering zou voor iedereen, vluchtelingen én werklozen, een uitkomst zijn. Het Zweedse voorbeeld laat zien dat een veel persoonlijker aanpak met meer gesprekken en intensievere begeleiding bij het zoeken naar werk redelijke resultaten kan opleveren, voor vluchtelingen én voor andere kwetsbare groepen.

Invoering burgerschapsladder, voor íedereen, kan verzorgingsstaat redden

Veel Nederlanders zijn voorstander van meer wederkerigheid in het sociale zekerheidsstelsel, en er zijn aanwijzingen dat migranten dat eveneens belangrijk vinden. Tegen die achtergrond moet het pleidooi voor een burgerschapsladder worden begrepen, het idee is dat mensen steeds een trede ‘omhoog’ kunnen als ze voldoen aan bepaalde criteria, bijvoorbeeld wanneer ze de taal uit het land van aankomst voldoende beheersen of vrijwilligerswerk of betaalde arbeid verrichten. Een mogelijkheid om dit model, dat voor iedereen zou moeten gelden, praktisch vorm te geven, is om aan burgers persoonlijke ‘rekeningen’ te koppelen waarop zij punten kunnen ‘verdienen’. In de VS heet dat een Individual Development Account (IDAs), in Frankrijk Compte personnel d’activité ( CPA). Op deze manier verandert de verzorgingsstaat in een ‘contributiestaat.’

De keerzijde van een dergelijk stelsel is het gevaar dat mensen die weinig bij te dragen hebben standaard buiten de boot vallen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Immers, een contributiestaat moet door kleine aanpassingen de solidariteit redden, niet opblazen. Het vergt dus een gedetailleerd maatschappelijk debat over wat de samenleving ziet als legitieme basis voor sociale rechten. Moeten we, zoals in Chili, ‘solidariteitspunten’ geven als mensen zorgtaken verrichten of als ze onvoldoende geschoold zijn? Een dergelijke aanpassing kan de solidariteit van het stelsel redden en de verzorgingsstaat zodanig ‘migratie-bestendig’ maken dat uiteindelijk iedereen er voordeel bij heeft.

Monique Kremer is projectcoördinator ‘Toekomst van werk' en 'Middenklassen onder druk’ bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en bijzonder hoogleraar Actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is eerder verschenen in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken.

Noten:

Freeman, R. Migration and the political economy of the welfare state. The annals of the American Academy of political and Social Science, 485, 1, 51-63.

Kremer, M. Vreemden in de verzorgingsstaat. Hoe arbeidsmigratie en sociale zekerheid te combineren, 2013. Den Haag: Boom Lemma.

 

Foto: michael_swan (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4464 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Migratie is een normaal verschijnsel: de een komt, de andere gaat, een en ander op aanvraag, afspraak en onder Overheidstoezicht. Meestal liggen economische motieven aan haar ten grondslag en spreekt men dan ook van ‘economische migratie’. Die duid ik met type (1) aan. Daar kun je strikt genomen ook tourisme onder vangen.

    Migratie type (2): ‘Syrische vluchtelingen’, hier door Monique Kremer op de agenda gezet, is van een geheel ander orde. Meer een wanorde eigenlijk. Mensen komen en masse ‘Zonder kloppen binnen’(Lakeman) en worden ‘Vluchtelingen’ genoemd. Dat geluid bevat een libidineus begrip dat het Nederlandse volk dwingt zonder nadere bepaling en toelichting te ‘Helpen’; geld geven bijvoorbeeld aan arme mensen. Een cultureel instinct is aangesproken, niet-helpen voelt a-sociaal. Migraties (1) en (2) worden deskundig of ondeskundig met elkaar verward. Met noodlottige uitkomsten.

    In feite hebben we vandaag met een ouderwetse Volksverhuizing te maken, van een ongekende omvang. En die inval zal niet weg-ebben, maar nog aanzwellen ook. Demografische explosies in Afrika en elders voorspellen dit onwrikbaar.

    Onze Eurocommissaris Timmermans begint het in te zien, of eindelijk te erkennen. Hij moet of behoorde het al veel eerder geweten hebben. Hij heeft begin 2016 via een publiciteitskanaal het volgende gesproken: ‘Meer dan de helft van de vluchtelingen die naar Europa komen, is niet op de vlucht voor een oorlog. Het zijn vooral Noord-Afrikanen die om economische redenen hun thuisland verlaten.’ Landverlaters! Timmermans kwalificatie die wel heel goed past bij mijn ‘volksverhuizing’ of ‘landverhuizing’. Merkwaardig, en confirmerend.

    Hieronder een voorbeeld van hoe een Volksverhuizing begint, en – om zo te zeggen – deels op Neerlands slonzige kusten eindigt.
    Kijken wij naar Syrië waar onze meest recente ‘vluchtelingen’ vandaan komen. Het is een semi-aride land met een economie die vooral op moeizame landbouw drijft en verder op buitenlandse leningen. De laatste vooroorlogse jaren is onder Assad de agrarische productie toegenomen, maar die is door bevolkingsgroei opgegeten. In 1960 telde Syria 4,5 millioen inwoners, in 2014 waren er dat 17,9 millioen. Die explosie bracht oorlog en die oorlog massa-emigratie.

    Gevolgen van bevolkingsexplosies elders zullen niet lang op zich laten wachten. Arm Nederland, gruwelijk overbevolkt, versteend, ecologisch uitgewoond, wie neemt het voor je op?

  2. De kop suggereert dat er een financiële onderbouwing volgt die hard maakt dat de kosten van de migratie gecompenseerd worden door de baten die daarmee samenhangen. Nergens zie ik echter enige kwantificering van deze geldstromen.

    Hoewel zonder enige financiële onderbouwing begint het artikel nog goed namelijk met beschrijven van het duiden van het dilemma en het analyseren welke elementen daarin onderscheiden kunnen worden. Daarna “ontspoord” het artikel in uiteenzetting van initiatieven, proefballonnen, en goede intenties, waarvan niet duidelijk wordt in hoeverre ze een remedie gaan vormen voor het onderhavige probleem. Die bovendien allen weer nieuwe dillemma introduceren en de haalbaarheid dus vaak niet vast te stellen is.

    Normaal besluiten je een artikel met een conclusie waarin je een recapitulatie geeft van het bovenstaande en waarin je de kop c.q. titel rechtvaardigd. Deze ontbreekt dan ook bij dit artikel omdat de stelling door de inhoud niet hard te maken is. Al met al een tendentieus verhaal met een misleidende titel.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *