Mobiele migranten en hun zelforganisaties hebben behoefte aan andere welzijnshulp

Migranten kloppen voor hulp meestal eerst aan bij hun eigen netwerken. Maar hun familie en vrienden wonen overal op de wereld en kunnen dus niet altijd concrete praktische steun en informatie bieden. Social mediagroepen en zelforganisaties vullen dat gat gedeeltelijk. In België zoeken het formele welzijnswerk en deze informele actoren naar een betere samenwerking.

In discussies over menselijke mobiliteit wordt migratie vaak gelijkgesteld aan permanente migratie. Migranten zijn dan mensen die vanuit één vaststaande verblijfplaats - in land A - naar een andere vaste verblijfplaats - in land B - trekken. Hedendaagse mobiliteitspatronen zijn echter veel diverser en omvatten veel andere vormen naast permanente migratie, tijdelijker en met meer complexe migratietrajecten.

Dat betekent bijvoorbeeld dat een migrant in België familie en vrienden kan hebben in Nederland, de Verenigde Staten, Ghana of Spanje. Gezien de associatie van de term ‘migratie’ met permanente migratie zijn ‘mobiliteit’ of ‘transmigratie’ (Schrooten, Withaeckx, Geldof, & Lavent, 2015) meer geschikte termen om de bewegingen van deze mensen te omschrijven.

Hun persoonlijke netwerk bestaat uit transnationale contacten

De formele welzijnssector is vaak niet de eerste of de enige plaats waar mensen – al dan niet met een mobiele levensstijl – hulp zoeken als zij welzijnsproblemen ervaren. Het merendeel van de hulpvragers richt zich in eerste instantie tot het persoonlijke netwerk. Voor mensen met een migratieachtergrond bestaat dit persoonlijke netwerk vaak voornamelijk uit transnationale contacten.

Verschillende vormen van sociale steun kunnen circuleren, zowel van de ‘vertrekkers’ naar de ‘blijvers’ als omgekeerd. Het gaat dan onder meer om het delen van kennis en advies, een luisterend oor en emotionele steun bieden, en soms ook materiële hulp geven. Maar steun op afstand heeft ook zijn beperkingen: het oplossen van bepaalde problemen vereist nabijheid en een praktisch inzicht in de plaatselijke context.

Sociale media hebben belangrijke rol in opbouw van lokale sociale netwerken

Veel nieuwkomers proberen dan ook lokale sociale netwerken uit te bouwen, wat voor transmigranten extra lastig is vanwege hun mobiele levensstijl en de daaraan gerelateerde tijdelijkheid van hun verblijf. Nieuwe sociale media spelen hierin een belangrijke rol.

Braziliaanse migranten geven bijvoorbeeld aan dat zij in eerste instantie vaak om advies en informatie vragen in specifieke Facebookgroepen voor Braziliaanse migranten. Uit die groepen springen soms nog andere initiatieven voort, zoals blogs of WhatsApp groepen. De vragen en thema’s die aan bod komen, zijn vaak welzijnsgerelateerd (Schrooten, 2012).

Ook buiten het internet komen migranten vrijwel onvermijdelijk in contact met recent of al langer gevestigde gemeenschappen met een gedeelde etnische achtergrond. Die gemeenschappen vormen een belangrijk potentiële bron van steun. Toch is solidariteit binnen etnische gemeenschappen niet gegarandeerd: interne verschillen en machtshiërarchieën kunnen tot nieuwe vormen van uitsluiting leiden en resulteren in spanningen en onderling wantrouwen.

Veel transmigranten wenden zich tot zelforganisaties

Zelforganisaties spelen een belangrijke rol bij het opvangen van welzijnsnoden van (trans)migranten. In België bestaan talloze zelforganisaties van etnische minderheden. Ze nemen een bijzondere plaats in binnen het welzijnswerk. Ook al hebben de meeste een kernfunctie als socio-culturele of religieuze organisatie, toch krijgen zij regelmatig ook hulpvragen van mensen met welzijnsproblemen. Hoe zelforganisaties omgaan met deze vragen, verschilt.

Moskeeën die ondersteuning bieden bij opvoedingsproblemen

Sommige Brusselse moskeeën bijvoorbeeld beschikken over een sociale dienst om hun leden ondersteuning te bieden op vlak van huwelijksproblemen, opvoedingsproblemen en vragen tot ondersteuning bij administratie. Andere moskeeën proberen voornamelijk door te verwijzen naar de geschikte actoren binnen de formele hulpverlening (Boujebbar et al., 2014). Naast zelforganisaties voor wie de rol als welzijnsactor een nevenfunctie is, zijn er andere die expliciet gericht zijn op hulpverlening, zoals het Antwerpse Al Ikram, waar ieder die het nodig heeft, terechtkan voor voedsel, kleding, administratieve hulp en informatie. Dergelijke zelforganisaties worden vaak opgericht omdat het bestaande hulpverleningsaanbod niet voldoet aan de noden van een bepaalde groep.

Er zijn dus heel wat ‘nieuwe’, meer informele, actoren met een welzijnsaanbod voor mensen met een migratieachtergrond naast de klassieke sociaal werkorganisaties. Over deze informele vormen van hulp- en dienstverlening is nog heel weinig bekend, behalve dan dat ze een veel grotere omvang hebben dan soms wordt vermoed.

Welzijnswerk en migrantenorganisaties kunnen samenwerken

Het formele sociaal werk wordt dan ook uitgedaagd om zich te verhouden tot en om te gaan met deze spelers. Eén antwoord ligt in het faciliteren van doorverwijzingen van de zelforganisaties naar de reguliere sector. Dat was het doel van de ‘voorportaalprojecten’ die de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in Brussel van 2012 tot 2015 financierde. Een van die projecten was Powercare, waarbij men sleutelfiguren uit migrantenorganisaties inzette om de drempel naar de hulpverlening te verlagen. Uit dit project bleek dat deze organisaties eerder erkend zouden moeten worden als een onmisbaar onderdeel van de hulpverlening aan migranten en niet louter als ‘portaal’ of doorverwijzer. Voor mensen die door hun verblijfsstatuut uitgesloten zijn van formele hulpverlening zijn zelforganisaties zelfs dikwijls de enige optie om nog hulp te krijgen.

Een andere strategie is om nieuwe samenwerkingsverbanden te ontwikkelen. Samenwerken met zelforganisaties is voor hulpverleners een belangrijke manier om transmigranten te bereiken die de stap naar formele hulpverlening (nog) niet zetten. Bovendien krijgen welzijnssector en zelforganisaties zo een beter overzicht van elkaars werk. Een mogelijke volgende stap kan zijn dat beide hun aanbod op elkaar afstemmen.

Zelforganisaties voelen zich overvraagd

Tegelijkertijd is het belangrijk om er oog voor te hebben dat niet alle zelforganisaties willen fungeren als een voorportaal naar de reguliere welzijnssector of als welzijnsorganisatie. Andere zelforganisaties geven aan dat reguliere hulpverleningsinstanties regelmatig een beroep op hen doen als ze zelf geen oplossing kunnen bieden aan cliënten, vooral bij mensen die niet in aanmerking komen voor formele hulp, zoals mensen zonder wettig verblijf. Omgekeerd hebben zij de indruk dat zij veel minder bij formele hulpverleners terechtkunnen.

De complexe migratiepatronen die veel inwoners van superdiverse steden en regio’s kenmerken dagen het sociaal werk uit om zijn werkwijze aan te passen aan deze realiteit. Hulpverleners staan voor de opdracht om inzicht te krijgen in de achtergronden van mobiele migranten, om vertrouwen op te bouwen en bruggen te slaan tussen de lokale – formele en informele - hulpverlening en de transnationale verbondenheid van hun cliënten.

Mieke Schrooten is docent en onderzoeker aan de opleiding Sociaal Werk van de Odisee Hogeschool in Brussel. Haar onderzoek focust op transmigratie en transnationaal sociaal werk.

Foto: DFID - UK Department for International Development (Flickr Creative Commons)