Multiprobleemgezinnen helpen kan nog veel beter

Worden multiprobleemgezinnen sinds de decentralisaties beter geholpen? Ja, stellen Albert Jan Kruiter en Sandra Klokman in het vandaag verschenen boek Hoe de verzorgingsstaat verbouwd wordt. Maar, het kan nog beter.

De afgelopen jaren hielden wij ons als onderzoeker en professional intensief bezig met gezinnen die meer problemen hebben dan ze aankunnen. Dat deden we achter de voordeur in verschillende grote steden en kleinere gemeenten. We verwachtten veel van de decentralisaties. Maar zijn die verwachtingen al ingelost? Helpen we mensen met meerdere problemen doortastender dan dat we voor 1 januari 2015 deden?

Veel soorten teams

De meeste steden richten teams op waarin uitvoerende professionals van diverse pluimage samenkomen. Van jongerenwerkers tot welzijnswerkers, van schuldhulpverleners tot opvoedondersteuners, van WMO-experts tot wijkverpleegkundigen. Toch lijkt er geen team hetzelfde te zijn. Ze verschillen van stad tot stad en soms zelfs binnen steden. Dat maakt generaliserende uitspraken over ‘de sociale wijkteams in Nederland’ bij voorbaat ingewikkeld. Toch zien we een paar ontwikkelingen terugkomen.

Het idee om te werken in teams van professionals met diverse expertises is in theorie goed te begrijpen. Een casusoverleg over een gezin met meerdere problemen werkt beter als er professionals met verschillende knowhow en bekwaamheden om tafel zitten. Maar de professionals zouden niet alleen als teamlid gaan functioneren, maar ook als generalist. Ze zouden hun specialisme behouden, maar als generalist aan het teamoverleg deelnemen en naar buiten treden. Een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige zou niet meer alleen sociaalpsychiatrische zorg leveren, maar ook naar de financiële situatie van mensen kijken bijvoorbeeld. Niet alleen de teams als geheel, maar ook de teamleden zouden dus generalistisch werken.

Generalistische professionals zien we nog maar mondjesmaat

Dat laatste zien we slechts mondjesmaat gebeuren. Generalistische professionals komen we wel tegen, maar die werkten ook al generalistisch voor de decentralisaties. Een nieuwe generalistische professional zien we nog maar sporadisch. Wat we wel zien is dat het generalistisch functioneren in het team voor sommige professionals bevrijdend werkt: ze hoeven hun specialisme niet af te leren maar kunnen het benutten in het generalistische team.

Wat ons vooral opviel in dit eerste decentralisatiejaar is dat teamleden het heel druk hadden met hun individuele caseload. Ze probeerden de mensen die zich bij het team meldden, zo goed mogelijk te helpen. Daar ging een groot deel van hun tijd aan op. Daarnaast voerden ze geregeld casuïstiek-overleggen en volgden ze af en toe een training of reflectiesessie. De teams kwamen minder toe aan het ontwikkelen van collectieve oplossingen voor de wijk, laat staan aan collectieve oplossingen en initiatieven ontwikkelen samen met burgers en vrijwilligers uit de wijk. Terwijl juist daarin ook de kracht schuilt van het wijkgericht werken: het betrekken van bewoners bij de uitdagingen waar de buurt voor staat.

Op mensen afgaan

Daarnaast zouden teamleden vooral ‘op mensen afgaan’, ze thuis bezoeken. Dit in contrast met instellingen die voorheen nog weleens bevolkt werden door professionals die in spreekkamers afwachten tot mensen zich melden. Spreekkamers in de letterlijke zin van het woord komen we inderdaad zelden tegen bij wijkteams. In veel teams is het ‘normaal’ dat je bij mensen op bezoek gaat. Ook hier werkt de samenstelling van het team bevorderend. Professionals die dat al gewend waren, nemen anderen op sleeptouw. Dat betekent nog niet meteen dat mensen die niet onmiddellijk op hulp zitten te wachten (de zogenaamde zorgwekkende zorgmijders bijvoorbeeld) direct bereikt worden. Als mensen iets vragen waaraan een teamlid niet kan voldoen (het aflossen van schulden, het wegsturen van de jeugdbeschermer, het regelen van een ander huis), is het nog steeds moeilijk om niet met een standaard aanbod te komen (‘Ik kan wel een paar gesprekken met u voeren’). Met andere woorden, we zien dat teamleden vaker op gezinnen afgaan, maar ook daadwerkelijk vanuit de logica van een gezin werken is ingewikkeld. Vaak komt dat omdat professionals niet de instrumenten hebben om aan de vraag van gezinnen te voldoen.

Vaak nog geen bevoegdheden

Sommige teamleden slagen erin om te doen wat nodig is. Ze regelen budget om schulden af te lossen buiten de schuldhulpverlening om. Ze organiseren een woning voor mensen buiten de wachttijden van de corporatie om. Ze krijgen geschorste kinderen weer naar school. Ze zorgen dat mensen uit het ‘granieten bestand’ weer aan het werk gaan. Maar dat geldt lang niet voor iedere professional. Want hoezeer bestuurders en beleidsmakers ook vragen om ‘lef’ en professionals die ‘ruimte pakken’, een beroepsgroep die jarenlang getraind is in het volgen van protocollen zal niet binnen een jaar een andere houding aannemen. Belangrijker, regels en protocollen zijn nog lang niet verdwenen. Veel teams zijn een groot deel van hun tijd bezig met het indiceren en herindiceren (van pgb’s bijvoorbeeld).

Uiteraard mogen professionals ruimte pakken, maar ze moeten nog steeds registreren wat ze in hun tijd gedaan hebben. Daarnaast zijn we nog geen teams tegengekomen die alle bevoegdheden hebben om ook echt te doen wat nodig is. Teams die toegang tot de schuldhulpverlening en urgentiewoningen mogen toezeggen bijvoorbeeld. Of teams die de jeugd-ggz mogen indiceren en de volwassen ggz. Of teams die uitkeringen mogen vaststellen, de bijzondere bijstand mogen toezeggen, mogen handhaven en boetes mogen uitdelen. Anders gezegd, teams ‘moeten doen wat nodig is’, maar veel voorzieningen zijn nog aan beleidskokers gebonden. Dat belemmert ze om daadwerkelijk maatwerk te leveren waar dat nodig is. De trend om teams een maatwerkbudget te geven waar ze zelf over mogen beschikken, kan het leveren van maatwerk stimuleren, maar zien wij nog niet breed terugkomen.

Hoe kan het beter?

Om in de toekomst mensen met meerdere problemen beter te kunnen helpen denken we dat we de focus op wijken, teams, outreachend werken en doen wat nodig is, moeten aanvullen met mandaat voor professionals, en wel op vier manieren.

  1. Kwalitatieve verantwoording voor mensen met meerdere problemen

De verantwoordingssystemen die professionals gebruiken werken verkokering en gebrekkige verantwoording in de hand. Wie na een dag problemen oplossen nog minimaal een uur ‘informatie moet inkloppen’ wordt op den duur onnauwkeurig. Dat leidt tot onduidelijke, onbruikbare en inadequate verantwoordingsinformatie die bovendien teveel tijd kost. Daarom pleiten wij voor een kwalitatieve manier van verantwoorden: Op het moment dat professionals meer dan 20 procent van hun tijd kwijt zijn met registreren, mogen ze mondeling verantwoording afleggen aan de wijkteamcoördinator of teamleider.

  1. Een maatwerkbudget voor mensen met meerdere problemen

Gezinnen met veel problemen kosten de gemeenschap veel geld, terwijl ze niet altijd beter geholpen zijn. Zeker als de combinatie volwassen ggz-jeugdzorg-schulden voorkomt, is de kans groot dat de kosten oplopen boven de 100.000 euro per jaar. Het probleem is dat veel teams weliswaar werken volgens het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’, maar dat er geen sprake is van ‘één budget’. Dat is te doorbreken met een maatwerk-budget, waar ze mandaat over hebben. Zo heeft de gemeente Zaanstad 4 ton beschikbaar gesteld voor professionals die vastlopen. Wij pleiten dan ook voor de volgende stelregel: Voor gezinnen die meer dan 100.000 euro per jaar kosten, mogen teamleden oplossingen ontwikkelen waaraan ze 20 procent van het maatwerkbudget vrij mogen besteden (en kwalitatief mogen verantwoorden).

  1. Een bureaucratisch moratorium voor mensen met meerdere problemen

Mocht het maatwerkbudget niet voldoende zijn om de noodzakelijke oplossing voor elkaar te krijgen, omdat wettelijk vastgelegde regels in de weg zitten, dan kan de professional een bureaucratisch moratorium aanvragen bij de gemeente (in het geval van lokale verordeningen) of bij het Rijk (in het geval van landelijke wetgeving). Een maatwerkplan dat ze samen met het gezin ontwikkelen vervangt dan de regellogica. Wij pleiten voor de volgende stelregel: Als wettelijk regels elkaar tegenspreken of een noodzakelijke oplossing in de weg zitten, kunnen professionals een bureaucratisch moratorium aanvragen.

  1. Een bestaanszekerheidsmandaat voor professionals

Veel teamleden zijn veel van hun tijd bezig met het regelen van bestaanszekerheid voor hun cliënten, vooral omdat ze daartoe de middelen missen. Daarom moeten teamleden de beschikking krijgen over (urgentie)woningen, schuldhulpverleningstrajecten en plekken voor passend onderwijs die ze snel kunnen toekennen.

Terug naar de vraag: Zijn mensen met meerdere problemen nu beter geholpen? Het antwoord is: waarschijnlijk wel. Maar het kan nog beter.

Albert Jan Kruiter werkt bij het Instituut voor Publieke Waarden en bestudeerde multiprobleemaanpakken in de grote steden. Hij is samen met Femmianne Bredewold en Marcel Ham redacteur van het vandaag verschenen boek Hoe de verzorgingsstaat verbouwd wordt. Kroniek van een verandering.

Sandra Klokman was teamleider van multidisciplinaire teams en gemeentelijke toegangsteams in Hengelo, Amersfoort, Helmond, Hilversum en Hardinxveld Giessendam. Klokman werkt bij Dankers & Klokman.

Dit is een fragment uit het hoofdstuk dat Kruiter en Klokman schreven voor het boek Hoe de verzorgingsstaat verbouwd wordt, en is hier te bestellen.