Nederland helpt

Het zorgstelsel van mensen met beperkingen is volop in verandering. Hoe vitaal is onze participatiesamenleving eigenlijk? Hoeveel mensen bieden informele hulp en wat doen deze helpers? Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) zocht het uit en schreef hierover in ‘Informele hulp: wie doet er wat?’

Ruim vier miljoen mensen, dat is 33 procent van de volwassenen in Nederland, geven mantelzorg. Zij helpen een partner, familielid, vriend of buur vanwege lichamelijke, psychische of verstandelijke beperkingen of ouderdom. Het gaat om hulp in het huishouden, persoonlijke verzorging en verpleging, maar ook om klusjes en vervoer, gezelschap houden en bieden van emotionele steun, maar niet om de gebruikelijke hulp die huisgenoten elkaar geven. Ook deed 8 procent van de volwassen Nederlanders (bijna 1 miljoen mensen) vrijwilligerswerk in de zorg of ondersteuning. Samen gaat het om 36 procent van de Nederlanders. Het onderzoek is gebaseerd: ruim 7000 enquêtes. die eind 2014 zijn afgenomen op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Liever familie dan buren

Burgers hebben uiteenlopende gedachten over het geven van hulp. Voor het idee dat familieleden elkaar moeten helpen, is meer steun (63 procent) dan voor het idee dat vrienden (53 procent) of buren (23 procent) dat moeten doen. Onder niet-helpers is de bereidheid om voor een ouder te zorgen hoog (ruim 60 procent). De bereidheid om vrijwilligerswerk in de zorg te doen hangt vaak af van de omstandigheden: is er een klik met de hulpvrager en om welke taken gaat het? In totaal zegt 35 procent van de mensen die geen informele hulp geven dat ze dat wel zouden kunnen of willen doen. Of mensen dat in de praktijk ook echt zullen doen (en in welke mate) hangt van de omstandigheden af. Kerkgangers zijn vaak wel bereid en in staat, mensen met kinderen of een fulltime baan veel minder.

Gemêleerd gezelschap

Mantelzorgers zijn vaak tussen de 45 en 64 jaar oud. Dit komt vooral omdat de kans dat zij vaak iemand kennen met een beperking, bijvoorbeeld ouders of schoonouders. 58 procent van de mantelzorgers is vrouw. Mannen en vrouwen geven even veel uren hulp, maar mannen geven die relatief vaak aan hun partner. Vrouwen helpen een bredere groep hulpbehoevenden. Hoe dat precies komt is onduidelijk. Het kan zijn dat vrouwen meer hulpbehoevenden kennen of meer tijd hebben of dat ze sneller hulp aanbieden aan naasten.

Vrijwilligers zijn vaak te vinden onder de 55-plussers, en dan vooral de 65-74 jarigen, maar ook jonge mensen doen vrijwilligerswerk. 65 procent van de vrijwilligers in de zorg is vrouw. Twee derde van de vrijwilligers op het terrein van zorg en ondersteuning doet het vrijwilligerswerk via een organisatie en twee derde doet het structureel. Bijna de helft helpt structureel via een organisatie.

Werk en mantelzorg komen vaak samen voor

Veruit de meeste mantelzorgers van 18 tot 64 jaar combineren het helpen van een bekende met een betaalde baan. Bijna driekwart van de mannelijke mantelzorgers en ruim een kwart van de vrouwelijke mantelzorgers werkt minimaal 32 uur. Werkende mantelzorgers helpen minder vaak intensief en zijn minder vaak de centrale verzorger dan niet-werkende mantelzorgers. Twee op de vijf werkende mantelzorgers helpt vaak of altijd op dagen dat ze werken. Dit kan ertoe leiden dat zij het werk moeten onderbreken vanwege hun mantelzorgtaak. Een deel van de ‘taakcombineerders’ kan niet onverwacht een dag vrij nemen (20 procent), of heeft bij hun werkgever de mogelijkheid om zelf werktijden te bepalen (38 procent). Naast goede verlofregelingen, die onlangs zijn uitgebreid, is vooral begrip op de werkvloer, zowel bij leidinggevenden als bij collega’s belangrijk.

Informele hulp levert een goed gevoel op…

Vrijwilligers in de hulp en ondersteuning vinden het fijn om iets voor een ander te betekenen en doen het werk omdat ze het een leuke zinvolle tijdsbesteding vinden. Meer dan 80 procent van de mantelzorgers heeft positieve ervaringen met het geven van hulp: ze genieten van de leuke momenten en krijgen een goed gevoel van het helpen. Vooral de zorg voor iemand ‘op afstand’, zoals een vriend of wat verder afstaand familielid wordt door mantelzorgers met positieve ervaringen geassocieerd. Mantelzorgers van mensen met een verstandelijke beperking ervaren de hulp vaak positief. Dat geldt ook voor mantelzorgers die iemand helpen die laat merken dat zij of hij de hulpverlening waardeert.

… maar kan ook zo zwaar worden dat je je geduld verliest

Als je de situatie voor wie je zorgt nooit los kan laten of als je ziek of overspannen raakt door de mantelzorg die je geeft, dan neemt de belasting toe. Ongeveer een op de tien voelt zichzelf zwaar belast (ongeveer 400.000 mensen). Een veeleisende zorgsituatie, zoals een hulpbehoevende met incontinentieproblemen of die veel aandacht vraagt, hulp die niet goed te plannen is of hulp aan iemand met een psychisch probleem of terminale ziekte, kan leiden tot een hoge belasting. Een op de drie geeft toe wel eens zijn of haar geduld te verliezen bij het helpen en 9 procent geeft toe dat dat weleens leidde tot schreeuwen of ruwe behandeling van de hulpbehoevende.

Zicht op helpers

Om de last van het helpen te verminderen delen mantelzorgers de hulp met anderen. Dat gaat niet altijd vanzelf, want sommige mantelzorgers ervaren drempels in het vragen om hulp aan naasten: een op de drie durft, kan of wil geen hulp aan anderen te vragen.

Mantelzorgers kunnen ook de hulp delen met professionele helpers van bijvoorbeeld de thuiszorg. Dat de thuiszorg ook de mantelzorger kan ondersteunen is ten tijde van het onderzoek nog niet helemaal ‘standaard’: meer dan de helft van de mantelzorgers vindt dat professionals niet voldoende oog hebben voor hoe het met de mantelzorger gaat. Zij zouden mantelzorgers bijvoorbeeld tips kunnen geven voor de verzorging van hun naaste, mantelzorgers die zwaar belast zijn kunnen stimuleren hulp aan anderen te vragen of ‘gewoon’ informeren naar hoe mantelzorgers het helpen beleven. Dat kan hen helpen hun taken vol te houden.

Deze studie maakt duidelijk dat de participatiesamenleving leeft. Vele Nederlanders geven informele hulp. Toch is de conclusie niet dat participeren in de informele hulp vanzelf gaat: een deel heeft (meer) ondersteuning nodig. Dat kan praktische hulp zijn, maar ook begrip en waardering voor de hulp die deze mensen bieden. Nu er meer van het sociale netwerk wordt verwacht is het belangrijk om degenen die helpen zo goed mogelijk te faciliteren, zodat zij niet uitvallen. Het inzetten van professionele krachten is immers veel duurder.

Dit artikel is ontleend aan de SCP-publicatie ‘Informele hulp: wie doet er wat aan? Omvang aard en kenmerken van mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg en ondersteuning in 2014’ die op 15 december 2015 is verschenen. Mirjam de Klerk, Alice de Boer, Inger Plaisier, Peggy Schyns en Sjoerd Kooiker zijn werkzaam bij het SCP.

Afbeeldingsbron: Roel Wijnants (Flickr Creative Commons)