Nederlanders stemmen steeds meer in met negatieve vooroordelen

De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) voorspelde in '96 dat autochtone Nederlanders steeds negatiever zouden reageren op allochtone nieuwkomers. In een nieuwe studie houdt een aantal sociologen deze voorspelling tegen het licht.

Maatschappelijke ontwikkelingen in etnocentrisme en rechts-extremisme vormden een onderdeel van de sociale scheidslijnen in Nederland die in het WRR-rapport werden onderzocht. Op grond van gegevens uit twee langlopende dataverzamelingen (Sociaal-culturele ontwikkelingen in Nederland, 1985-1990 en Culturele Veranderingen, 1980-1993) bleek dat aan het begin van de jaren tachtig ongeveer 45 procent van de Nederlanders een ongelijke behandeling van etnische minderheden op de arbeidsmarkt en de huizenmarkt goedkeurde. Dat wil zeggen dat zij van twee werknemers met gelijke geschiktheid een Nederlander boven een buitenlander verkiezen voor het maken van promotie en een buitenlander boven een Nederlander wanneer er iemand ontslagen moet worden. Tijdens een periode van woningschaarste zou een Nederlands gezin volgens hen voorrang moeten krijgen op een gezin van een gastarbeider of buitenlander bij het vrijkomen van een woning.

In het midden van de jaren tachtig daalde de steun voor deze vorm van etnische discriminatie aanvankelijk tot ongeveer een kwart van de bevolking. Maar in de tweede helft van de jaren tachtig nam de steun voor discriminatie weer toe tot zo’n 40 procent van de bevolking. Met name onder de laag opgeleide Nederlanders nam de goedkeuring van etnische discriminatie tussen de jaren ‘80 en ’90 toe. Dat is logisch wanneer we beseffen dat immigranten van niet-westerse komaf vaak laaggeschoold zijn en dus om dezelfde banen en huizen concurreren als laag opgeleide Nederlanders.

Op basis van deze bevindingen werden in 1996 voorspellingen gedaan over de ontwikkeling van etnocentrische reacties tot 2015. Eén van deze voorspellingen was dat Nederlanders steeds negatiever zouden gaan reageren op de komst en aanwezigheid van etnische minderheden tot 2015 en dan met name de lager en middelbaar opgeleide Nederlanders. In een recent verschenen studie in Mens & Maatschappij hebben we deze voorspellingen met de nu beschikbare data tegen het licht gehouden.

Gelijkblijvende discriminatie, meer vooroordelen

Sinds de tweede helft van de jaren tachtig schommelt de steun voor ongelijke behandeling van etnische minderheden tussen de 35 en 45 procent. Met name met betrekking tot de huizenmarkt vindt ruim een derde van de bevolking dat autochtone Nederlanders voorrang moeten krijgen op etnische minderheden. Als het gaat om concrete situaties zit er blijkbaar een min of meer vaste grens aan hoeveel solidariteit we met andere etnische groepen willen opbrengen.

Opvallender is dat steeds meer mensen het eens zijn met negatieve vooroordelen over etnische minderheden. In onze studie kijken we niet alleen naar etnische discriminatie, maar ook de mate waarin Nederlanders instemmen met grove negatieve uitspraken over etnische minderheden, zoals dat Marokkanen snel agressief worden, Surinamers langzaam werken, zigeuners nooit te vertrouwen zijn, Turken zoveel kinderen hebben omdat ze niet beter weten en je extra moet oppassen als je met Joden zaken doet. Sinds 1995 is het percentage dat instemt met deze uitspraken behoorlijk gestegen: van minder dan een kwart van alle autochtone Nederlanders in 1995 tot ruim de helft in 2011.

Kijken we naar verschillen tussen Nederlanders, dan zien we dat laag opgeleide Nederlanders nog steeds vaker instemmen met etnische discriminatie en grove negatieve uitspraken over etnische minderheden dan hoog opgeleide Nederlanders. Maar in tegenstelling tot de voorspelling zijn negatieve reacties op etnische minderheden in het algemeen niet sterker gestegen onder mensen die een mavo- of mbo-diploma op zak hebben dan onder de gemiddelde bevolking. Bovendien is het verschil tussen lager en hoger opgeleiden in de loop der jaren niet groter maar juist kleiner geworden. Niet alleen de lager en middelbaar opgeleide autochtonen zijn meer etnocentrische reacties gaan vertonen, maar ook hoger opgeleide Nederlanders zijn dat meer gaan doen. Dat is opmerkelijk, aangezien onderwijs vaak wordt gezien als het belangrijkste tegengif tegen etnische dreiging en intolerantie.

Figuur 1.

Het percentage Nederlanders dat instemt met één of meerdere negatieve vooroordelen over etni-sche minderheden tussen 1985 en 2011

Het percentage Nederlanders dat instemt met één of meerdere negatieve vooroordelen over etnische minderheden tussen 1985 en 2011
Bron: Sociaal-Culturele ontwikkelingen in Nederland, 1985-2011/2012.

Het taboe voorbij?

De voorspellingen die we in 1996 deden, waren gebaseerd op de etnische competitietheorie: een toename in de immigratie van nieuwkomers vergroot de concurrentie op onder andere de arbeids- en huizenmarkt en wakkert daarmee de dreiging aan die autochtone Nederlanders van etnische minderheden ervaren. En inderdaad bleken de immigratiegolven in de jaren tachtig en negentig verband te houden met de waargenomen schommelingen in etnocentrische reacties. Twintig jaar later lijkt deze verklaring nog steeds hout te snijden voor de schommelingen in de aanhoudende steun voor etnische discriminatie.

Maar er voltrekt zich ook een ontwikkeling naar een minder ruimdenkend en tolerant Nederland. Het eens zo sterke taboe op het uitspreken van negatieve vooroordelen over etnische minderheden lijkt daarmee steeds meer een sociale norm uit het verleden – zelfs voor hoger opgeleiden, onder wie deze sociale norm het sterkst aanwezig was. Door de grotere toegankelijkheid van het onderwijs zijn de hoger opgeleiden van nu wellicht anders dan de hoger opgeleiden van vroeger.

Daarnaast zijn ook opinieleiders en politici zich openlijker negatief gaan uitspreken over etnische minderheden, onder het mom van ‘problemen rondom integratie moeten worden benoemd’. Waar Hans Janmaat nog beschimpt, gedemoniseerd en veroordeeld werd voor rassenhaat en discriminatie, behaalt Geert Wilders’ PVV met eenzelfde gedachtegoed grote steun onder een niet te negeren deel van de bevolking. Deze verruwing van standpunten omtrent immigratie en integratie van etnische minderheden heeft ook plaats gevonden onder opinieleiders die een minder radicale positie innemen en zelfs onder partijen die zich sterk maken voor gelijke rechten voor etnische minderheden. Via de media komen deze geluiden de Nederlandse huiskamers binnen.

Vanuit de onderstroom naar de bovenstroom?

Wanneer we naar de huidige stand van zaken kijken, lijkt de voorspelling van 1996 bijna profetisch. Het jaar 2015 stond in het teken van grote stromen vluchtelingen en andere migranten en de felle reacties daarop onder de Nederlandse bevolking. Boze burgers protesteren tegen de komst van opvangkampen en asielzoekerscentra, lokale bestuurders worden bedreigd en de PVV schiet omhoog in de peilingen. Twintig jaar geleden hadden we deze vluchtelingencrisis onmogelijk kunnen zien aankomen. Toch voorspelden we in 1996 op basis van de destijds beschikbare gegevens en ontwikkelingen al dat negatieve reacties op de komst en aanwezigheid van allochtone nieuwkomers tot 2015 zouden toenemen.

Hoewel we ons nog niet konden baseren op gegevens van na 2011, hebben we in een nieuwe studie laten zien dat deze voorspelling deels is uitgekomen. Er doet zich al langer een trend voor naar meer grove negatieve uitspraken over etnische minderheden, zowel onder lager als hoger opgeleiden. De huidige weerstand tegen de komst en aanwezigheid van nieuwkomers is in dit licht te begrijpen. Er heeft zich een sterke maatschappelijke onderstroom ontwikkeld onder de verschillende lagen van de bevolking. De komst van nieuwe minderheden is de druppel die de emmer doet overlopen.

Paula Thijs is promovenda sociologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Bronnen:
Coenders, M., Lubbers, M., Te Grotenhuis, M., Thijs, P. & Scheepers, P. (2015). Trends in etnocentrische reacties onder de Nederlandse bevolking, 1979-2012. Mens en Maatschappij, 90(4): 405-433.

Scheepers, P. (1996). Etnocentrisme en rechts-extremisme, reacties op de komst en aanwezigheid
van etnische minderheden. In H. Ganzeboom, & W. Ultee (Red.), De sociale segmentatie van
Nederland in 2015 (pp. 247-302). Den Haag: Sdu Uitgevers.

Afbeeldingsbron: Directie Voorlichting (Flickr Creative Commons)