Onderwijs houdt ongelijkheid in stand

Meer mensen volgen meer typen onderwijs. Je zou dan ook zeggen dat het onderwijsbestel toegankelijker is geworden.  Maar nee, steeds meer jongeren verlaten school zonder diploma. Overheidsbeleid zou die uitval kunnen voorkomen, zegt Leo Lenssen. Dat is beter dan het streven naar de top.

 Uit mijn onderzoek blijkt dat sociale herkomst in Nederland nog altijd een belangrijke voorspeller is voor iemands onderwijssucces en latere loopbaan. Dat komt doordat het onderwijsbestel wordt gekenmerkt door een sterke stratificatie. Het onderscheid tussen beroepsonderwijs en algemeen vormend onderwijs speelt daarbij een belangrijke rol. Anders geformuleerd: in het Nederlandse onderwijsbestel is het principe van toegankelijkheid in de praktijk ondergeschikt aan andere doelstellingen, zoals die van selectie en toewijzing. Onderwijs draagt daardoor bij aan consolidatie van sociale verhoudingen en aan de barrières tussen sociale klassen.

Ongeorganiseerde onderwijs gaf wel kansen
Het onderwijsbestel is de uitkomst van een sociale en politieke strijd van maatschappelijke partijen, onderling en met de overheid over het ‘eigendom’ van het onderwijs. Voor de Mammoetwet was er niet zozeer sprake van een coherent bestel, maar eerder van een 'stel scholen.' Diverse schooltypen en onderwijsvoorzieningen bestonden onafhankelijk van elkaar en waren niet systematisch op elkaar afgestemd. Daarnaast was er een onsamenhangend aanbod aan avond- en bedrijfsopleidingen, vaak met eigen examens en diploma’s. Het systeem, voor zover daarvan sprake was, werd gedomineerd door het particulier initiatief en leidde in de praktijk veelal tot bevestiging van de bestaande sociale en maatschappelijke verhoudingen. Omdat een strenge overheidsregulering ontbrak, bood dit stelsel, zij het incidenteel, kansen aan het individu om een eigen onderwijsloopbaan uit te stippelen. Die situatie pakte niet altijd ongunstig uit voor mensen in achterstandssituaties. Dat is minder merkwaardig dan je geneigd bent te denken. De ‘hindermacht’ die het onderwijsbestel had, was namelijk ook beperkt. Hoewel sociale en culturele factoren een belangrijke rol speelden bij het verloop van iemands onderwijsloopbaan, bood de gebrekkige sturing tegelijkertijd mogelijkheden aan het individu om zijn eigen pad uit te stippelen.

Overheid scoort een onvoldoende
Na de Tweede Wereldoorlog nam de overheid het heft steeds meer in handen. Respectievelijke regeringen wilden via het onderwijs sociale en emancipatorische doelstellingen realiseren ten gunste van de wederopbouw en voortgaande economische groei. Dit beleid kreeg onder meer gestalte in de invoering van de Mammoetwet (1968) en later met de ROC-vorming (1996). Deze twee fenomenen symboliseren een periode van dertig jaar overheidsbeleid gebaseerd op de maakbaarheidsfilosofie. Het heeft geleid tot een onderwijsbestel waardoor meer mensen meer typen onderwijs kunnen volgen. Je zou zeggen: de vlag kan uit.

Bij deze ontwikkeling zijn echter kanttekeningen te plaatsen. De belangrijkste daarvan is dat het onderwijs kwalitatief sterk achteruit is gehold. Dat komt onder meer tot uiting in forse uitvalcijfers. Grote groepen jongeren weten het hoger onderwijs niet met succes af te ronden. Daarmee is de vraag van de toegankelijkheid van het onderwijs in het geding. Kijkend naar de situatie van hoge uitval, is het zeer de vraag of het huidige streven naar topprestaties prioriteit dient te hebben in het onderwijsbeleid en of er niet veel meer nadruk moet komen te liggen op het creëren van kansen voor jongeren om hoger onderwijs te kunnen volgen en met succes af te ronden. Uiteindelijk zou dat laatste wel eens een grotere bijdrage kunnen leveren aan de concurrentiepositie van Nederland dan het louter behoren tot ‘de top vijf in de wereld’.

Leo Lenssen is lector maatschappelijk ondernemerschap aan de Hogeschool Inholland en managing partner, tevens decaan van de Academica leiderschapsleergangen van CBE Nederland. Hij promoveert op 21 maart 2011 op zijn proefschrift ‘Hoe sterk is de eenzame fietser. Een onderzoek naar de relatie tussen individuele ontwikkeling en de toegankelijkheid van het onderwijsbestel in Nederland.’