Ook kwetsbare ouderen hebben een toekomst

Het is op basis van wetenschappelijke inzichten mogelijk om de kwaliteit van leven van ouderen te verbeteren. Om de zorg voor kwetsbare ouderen thuis te optimaliseren, moeten de zorgverleners af en toe met ouderen in gesprek gaan en hen soms gewoon met rust laten.

In de ouderenzorg wordt onderscheid gemaakt tussen patiënten ‘binnen het verpleeghuis’ en ‘buiten het verpleeghuis’. Dit onderscheid is tamelijk arbitrair en zal in de toekomst steeds meer vervagen. Dan is niet langer de verblijfsplaats leidend voor zorg en behandeling, maar de zorgvraag van de oudere zelf. Dit veronderstelt echter wel dat we de zorg en behandeling voor ouderen anders moeten inrichten. Dat kan onder meer door onderscheid te maken tussen de vitale oudere, de kwetsbare thuiswonende oudere met complexe problematiek en oudere met dementie in het verpleeghuis.

De vitale oudere

Enige tijd geleden ging ik op zoek naar een togamaker in de stad Groningen. Ik vond er een nabij de Der Aa Kerk, gerund door de 83-jarige mijnheer Gombert en zijn vrouw. Deze twee vitale ouderen werken nog, hebben veel sociale contacten en gaan bij voorkeur met jongere mensen om, ook om hun eigen geest jong te houden. Om hun lichamelijke conditie op peil te houden maken ze regelmatig een avondwandeling in de Groningse binnenstad. De weekenden brengen ze door in hun huisje op het Hogeland.

Preventie is essentieel

In het streven naar gezond oud worden, is vooral preventie van aandoeningen die het functioneren ernstig beïnvloeden zoals hart- en vaatziekten, diabetes, beroerte en dementie essentieel. Denk aan de vermindering van risicofactoren als overgewicht, hypertensie, roken en te weinig bewegen. In de groep vitale ouderen is het opsporen van risicofactoren en bespreken van preventieve maatregelen bij uitstek de taak van de huisarts; dit naast de behandeling van chronische ziekten en intercurrente aandoeningen.

Ook sociale participatie speelt bij vitale ouderen een belangrijke preventieve en stimulerende rol. Recent hebben wij in onderzoek laten zien dat sociale relaties de kans op het ontstaan van dementie verkleinen. Ook daarom zouden vitale ouderen een - grotere - rol moeten krijgen in de sociale interactie met en zorg voor hun meer kwetsbare leeftijdgenoten.

Kwetsbare oudere met complexe problemen

Helaas wordt niet iedereen op dezelfde manier oud als het echtpaar Gombert. Met mevrouw Adriaanse (93) bijvoorbeeld gaat het sinds het overlijden van haar echtgenoot, anderhalf jaar geleden, helemaal niet goed. Ze woont in een boerderij aan de rand van Uithuizen en voelt zich steeds eenzamer. Omdat ze slecht ter been is, is ze niet meer in staat om de kaartclub in het buurthuis te bezoeken. Als gevolg van een hersenbloeding kan ze steeds ook minder goed voor zichzelf zorgen. Haar dochter, die in een naburig dorp woont, doet meestal de boodschappen en de buren koken voor haar. Voor het wassen, aan- en uitkleden hulp krijgt ze hulp van de thuiszorg, die ook de medicijnen klaarzet.

Mevrouw Adriaanse staat model voor de kwetsbare oudere met complexe problemen. Ze wordt omringd door een groot aantal professionele en informele hulpverleners; de dochter, de buren, de thuiszorg, de huisarts en drie medisch specialisten. Tussen die betrokken hulpverleners ontstaan gemakkelijk afstemmingsproblemen met bijvoorbeeld tegenstrijdige medicamenteuze- en andere behandeladviezen tot gevolg.

Model om afstemmingsproblemen te voorkomen

Het Groninger Zorgmodel voor Integrale Ouderenzorg (GZIO), waarin huisartsen en klinisch geriaters/ internisten ouderengeneeskunde in de provincie Groningen samenwerken, is opgezet om juist deze afstemmingsproblemen te voorkomen. In dit model van integrale ouderenzorg ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de huisarts en bij de praktijk ondersteuner ouderenzorg. Als nodig wordt deskundigheid ingeroepen van de wijkverpleegkundige en specialist ouderengeneeskunde. Voor afstemming over de medisch specialistische behandeling is een belangrijke rol weggelegd voor de klinisch geriater/ internist ouderengeneeskunde.

Oudere met dementie in het verpleeghuis

Sommige ouderen hebben zo veel zorg en toezicht nodig dat die redelijkerwijs thuis niet of niet meer kan plaatsvinden. Mijnheer Berendse (80) bijvoorbeeld lijdt onder een matig-ernstige Alzheimer dementie. Twee keer al liep hij weg van huis en kon hij zelf de weg terug niet meer vinden; de politie moest hem thuis brengen. Ook kreeg hij steeds vaker ruzie met zijn vrouw, soms leidde dat tot een handgemeen. Sinds anderhalve maand is hij opgenomen op een psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis. Ook daar vertoont hij soms probleemgedrag tijdens de verzorging.

Mijnheer Berendse is een voorbeeld van een patiënt met dementie die we veel zien in het verpleeghuis. Verzorgenden én mantelzorgers ervaren typisch probleemgedrag, zoals agitatie en agressie, als zwaar en wensen snelle vermindering ervan. Artsen voelen zich onder druk gezet om daaraan mee te werken. Het gebeurt daardoor regelmatig dat patiënten psychofarmaca krijgen voorgeschreven, terwijl de richtlijnen alternatieve, psychosociale interventies adviseren.

Onderzoek moet leiden tot aantoonbare effectieve interventies

Vanwege de geringe werkzaamheid én de aanzienlijke bijwerkingen van psychofarmaca is er behoefte aan een alternatieve aanpak welke zich richt op de benadering en zorg voor mensen met dementie. In die richting zijn er veel interventies en zorgprogramma’s ontwikkeld die bedoeld zijn om probleemgedrag en onjuist of te veel psychofarmaca gebruik te verminderen. Daarnaast is behoefte aan betere meetinstrumenten. Tot nu toe leunt onderzoek teveel op generieke observatie-instrumenten. Die worden door verzorgenden ingevuld, maar doen onvoldoende recht aan wat er daadwerkelijk in de praktijk gebeurt. Voor een beter beeld zouden bewegingsmeters gebruikt kunnen worden - voor het meten van agitatie en nachtelijke onrust en het meten van geluidsniveau als maat voor de storende auditieve prikkels - en video-observatie, voor het registreren van interacties tussen bewoners en personeel. Nieuw instrumentarium is ook nodig om de samenhang te ontdekken tussen probleemgedrag, pijn en delier (acute verwardheid) en de invloed van interacties met de psychosociale en fysieke leefomgeving. Kennis daarover moet leiden tot aantoonbaar effectieve interventies in de zorgpraktijk.

De drie besproken casussen - mijnheer Gombert, mevrouw Adriaanse en mijnheer Berendse – laten zien dat de uitdaging ligt in het optimaliseren van de zorg thuis. Bij ouderen met dementie ligt de uitdaging in het begrijpen van de mens en zijn ziekte om probleemgedrag te voorkomen of een zo adequaat mogelijke behandeling ervan.
Ouderdom komt met gebreken. Maar de wetenschap kan vanuit betere kennis meer kwaliteit geven aan ouderdom. Vanuit betere kennis kan de zorg voor ouderen (met of zonder dementie) verbeteren. Wat dat betreft, ben ik overtuigd dat er een toekomst is voor kwetsbare ouderen.

Dit artikel is gebaseerd op de oratie ‘De toekomst van de kwetsbare ouderen’ van Sytze Zuidema, die hij heeft uitgesproken bij het aanvaarden van het ambt van hoogleraar Ouderengeneeskunde en Dementie aan de Faculteit der Medische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Voor de volledige tekst van diens oratie, zie: www.uno.umcg.nl.

Foto: Elvin (Flickr Creative Commons)